28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie

Nr. 130 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 december 2017

Naar aanleiding van de uitzending van Nieuwsuur d.d. 6 december 2017 inzake de relatie tussen mijn departement en het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) bericht ik u als volgt. In de uitzending werden kritische constateringen gedaan op basis van een reconstructie die betrekking had op een tweetal onderzoeken die in opdracht van het WODC zijn uitgevoerd. Het betreft het onderzoek «Het Besloten club- en het Ingezetenencriterium voor coffeeshops» uit 2013 en «Internationaal recht en cannabis» uit 2014.

Naar aanleiding van deze uitzending neem ik de volgende maatregelen:

  • Er komt een onafhankelijke toets naar de wetenschappelijke standaard van bovengenoemde rapporten.

  • Er komt een extern onderzoek naar hoe er sinds de inwerkingtreding van het protocol wordt gewerkt in de relatie WODC en beleidsafdelingen.

  • Een externe onafhankelijke klachtencommissie gaat na hoe de bewuste klacht, die in Nieuwsuur werd genoemd, is afgehandeld.

Externe onderzoeken

De integriteit van het WODC en het beleid dient boven elke twijfel verheven te zijn. De uitzending van Nieuwsuur vormt voor mij derhalve aanleiding om alsnog twee externe onafhankelijke onderzoeken te laten uitvoeren.

Ten eerste zal ik ten aanzien van de bovengenoemde rapporten onafhankelijk laten toetsen of deze rapporten voldoen aan de wetenschappelijke standaard. Daarbij zullen wij ons oriënteren op wat in de wetenschappelijke wereld gebruikelijk is indien getwijfeld wordt aan de totstandkoming van wetenschappelijke rapporten.

Ten tweede zal ik gelet op de hoge eisen die verwacht mogen worden ten aanzien van de relatie tussen het WODC en de beleidsafdelingen van het ministerie eveneens door externen laten onderzoeken op welke wijze thans invulling wordt gegeven aan die relatie. Daarbij is van belang te bekijken of de huidige werkwijze na inwerkingtreding van het Protocol WODC in augustus 2016 naar behoren functioneert. Ik zal hierover de per 27 november jl. aangetreden nieuwe voorzitter van de Raad van Advies van het WODC, prof. dr. mr. M.A.P. Bovens, informeren. Ook zal ik uw Kamer vanzelfsprekend over de uitkomsten van het externe onderzoek informeren.

Relevant in dit verband is dat een onafhankelijke visitatiecommissie onder leiding van prof. mr. Corien Prins in 2014 heeft vastgesteld dat het WODC zich kenmerkt «als zelfstandige onafhankelijke onderzoeksafdeling binnen het Ministerie van Veiligheid en Justitie». In dit rapport heeft de visitatiecommissie onder meer op basis van een achttal rapporten van het WODC en gesprekken met stakeholders gekeken naar de academische kwaliteit, maar ook naar de benutting van onderzoek door stakeholders in de praktijk. Het WODC heeft in de gevisiteerde periode 245 onderzoeken zelf uitgevoerd en nog eens 437 onderzoeken ontworpen en begeleid die extern zijn uitgevoerd.

De visitatiecommissie constateert in haar rapport met betrekking tot de positionering van het WODC dat deze «per definitie spanningsvol [is]. Het instituut heeft immers steeds te opereren op het snijvlak tussen (...) wetenschap (voor wat betreft de kwaliteit van onderzoeken) en beleid (voor wat betreft de bruikbaarheid van onderzoeken)». Op basis van het door haar verrichte onderzoek concludeert de visitatiecommissie dat «het WODC zijn taak als onafhankelijk instituut voor de ontwikkeling van kennis ten behoeve van het justitiële en veiligheidsdomein naar behoren uitvoert».

Teneinde de onafhankelijke positie van het WODC verder te versterken is in augustus 2016, dat is dus ruim twee jaar na de oplevering van de door Nieuwsuur genoemde rapporten, het Protocol WODC verder aangescherpt. Zo bepaalt het aangescherpte protocol onder meer sindsdien expliciet dat «dienstopdrachten aan het WODC om formuleringen, uitkomsten, onderzoeksmethoden of veronderstellingen die ten grondslag liggen aan het onderzoek aan te passen of anderszins te veranderen, niet mogelijk [zijn]». Deze aanscherping past in het algemene beleid dat de secretaris-generaal bij zijn aantreden in 2015 uiteen heeft gezet om het departement te veranderen. We zijn bezig met een meerjarig project om van Justitie en Veiligheid een open en transparante organisatie te maken, waarin tegenspraak wordt gewaardeerd, en gezichtspunten onverdund bij de ambtelijke en politieke top terecht komen.

Afhandeling melding

Met betrekking tot meldingen bij vertrouwenspersonen is op 9 mei 2016 (Kamerstukken 28 844 en 34 300 VI, nr. 100) uw Kamer geïnformeerd over verschillende maatregelen die zijn genomen of voorbereid worden om medewerkers van JenV in staat te stellen op een veilige en vertrouwelijke wijze vermoedelijke integriteitschendingen en ongewenst gedrag aan te kaarten. Ik heb u in dit verband ook de jaarverslagen 2011–2015 toegezonden van de voormalige vertrouwenspersonen. Mijn huidige beeld is dat op individueel en op systematisch niveau opvolging door het ministerie is gegeven aan de bewuste melding die ook in Nieuwsuur ter sprake kwam. Ik zal expliciet laten nagaan door een onafhankelijke nader in te stellen externe klachtencommissie of de klacht is behandeld met inachtneming van het toen geldende protocol en andere geldende regelgeving. Deze externe klachtencommissie zal ook openstaan voor eventuele nieuwe meldingen. Juist om te bevorderen dat medewerkers veilig en vertrouwelijk vermoedens van integriteitschendingen of ongewenst gedrag kunnen blijven aankaarten en ook om de privacy van alle betrokkenen te respecteren, kan ik u niet informeren over hoe specifiek opvolging is gegeven aan meldingen die zijn gedaan.

Verder is in dit verband relevant dat in het kader van JenV-Verandert afgelopen juli de volgende instrumenten in werking zijn getreden:

  • Een modelprocedure waarin voor alle medewerkers is beschreven bij wie ze intern en extern melding kunnen doen van een integriteitsschending of ongewenst gedrag;

  • Een modelinstructie waarin voor alle leidinggevenden is beschreven welke stappen zij moeten ondernemen om zorgvuldig opvolging te geven aan een melding van een integriteitsschending of ongewenst gedrag;

  • Een model interne klachtenregeling ongewenste omgangsvormen voor het afhandelen van formele klachten over ongewenste omgangsvormen;

  • Een leidraad Vertrouwenspersonen waarin is beschreven hoe het vertrouwenswerk wordt ingericht en uitgevoerd.

Aan de onafhankelijkheid van het WODC en aan de integriteit van het departement is mij zeer veel gelegen. Het Protocol WODC draagt daar aan bij, maar gelet op de huidige discussie acht ik de maatregelen die ik hierbij aankondig noodzakelijk.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven