28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie

34 300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

Nr. 100 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 mei 2016

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de brief van 3 februari 2016 naar aanleiding van het artikel in nrc.next «Wraakacties en klassenjustitie» (Kamerstuk 28 844, nr. 96), de brief van 5 februari 2016 over integriteit binnen Veiligheid en Justitie (Kamerstuk 28 844, nr. 92), de brief van 9 februari 2016 over het integriteitsstelsel binnen het bestuursdepartement Veiligheid en Justitie (Kamerstuk 28 844, nr. 93), de brief van 2 maart 2016 over het programma «VenJ Verandert» (Kamerstuk 34 300 VI, nr. 83).

De vragen en opmerkingen zijn op 18 maart 2016 aan de Minister van Veiligheid en Justitie voorgelegd. Bij brief van 9 mei 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Ypma

De griffier van de commissie, Nava

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Met belangstelling hebben de leden van de VVD-fractie kennisgenomen van de stukken die aanleiding hebben gegeven voor dit schriftelijk overleg. Zij waren geschrokken van de berichten uit de media, die een beeld schetsten van een werkomgeving waarbinnen mensen zich niet vrij en veilig voelden om belangrijke zaken en misstanden uit te spreken. Mede ook omdat, als personen werkzaam binnen het Ministerie van Veiligheid en Justitie (hierna: ministerie) niet de vrijheid voelen signalen vanuit de eigen werkomgeving dan wel van daarbuiten te melden zodat deze uiteindelijk niet bij de Minister terechtkomen, de Tweede Kamer de mogelijkheid wordt onthouden daadwerkelijk uitvoering te geven aan haar controlerende taak. Zij vinden het dan ook van groot belang dat binnen het ministerie een open cultuur gaat heersen, waarin medewerkers uit alle gelederen zich veilig en vrij voelen eventuele misstanden te melden zonder dat zij bang hoeven te zijn voor negatieve consequenties. Daarnaast vinden deze leden het van groot belang dat informatie die aanwezig is op het ministerie vaker, sneller en vollediger wordt gedeeld. Het zorgt daarnaast voor een groter maatschappelijk draagvlak van de handelingen, inspanningen, beslissingen en werkzaamheden, uitgevoerd door personen die direct dan wel indirect werkzaam zijn bij het ministerie. De aan het woord zijnde leden zijn daarom ook content met de brief van 2 maart 2016 over het programma «VenJ Verandert». De daarbij gevoegde bijlage maakt inzichtelijk welke maatregelen zullen worden genomen in het kader van een veilige, open en transparante organisatie. De leden van de VVD-fractie hebben hierover nog enkele vragen dan wel opmerkingen.

In genoemde brief wordt gesproken over een meerjarig veranderprogramma. Deze leden begrijpen dat een dergelijke verandering niet van de een op de andere dag is ingevoerd en wordt uitgevoerd. Zij vragen zich wel af hoe de noodzakelijke cultuurverandering binnen het bestuursdepartement, maar ook daarbuiten, kan worden bewerkstelligd. Deelt u de opvatting dat hierbij ook de politieke sensitiviteit van de personen, werkzaam bij de diverse onderdelen van het ministerie, van groot belang is? Op welke wijze wordt hier bij het aannamebeleid aandacht aan geschonken? Het is immers van groot belang dat elke persoon, werkzaam bij het ministerie, scherp op het netvlies heeft dat hij of zij werkt in een politieke omgeving waarin informatiedeling belangrijk is voor het functioneren van de gehele organisatie. Dit kenmerk is ook nodig om een goede en strakke regievoering bij incidenten te voeren. In de genoemde brief worden kritisch zelfinzicht en een systeem van «checks and balances» eveneens genoemd als voorwaarden die hiervoor noodzakelijk zijn. Kan nader worden ingegaan op welke wijze invulling zal worden gegeven aan deze voorwaarden? Ontbrak een dergelijk systeem van «checks and balances» in het verleden geheel?

Ook staat in de brief dat bij de afhandeling van recente incidenten een manager, die niet zelf betrokken was bij het incident, binnen het ministerie de regie heeft genomen. Kan worden aangegeven of een dergelijke manager is aangesteld bij de incidenten rondom de informatievoorziening aan de Kamer over de deal met Cees H. en in de ontwikkelingen rondom Volkert van der G.? Welke mogelijkheden en verantwoordelijkheden heeft een dergelijke manager?

De leden van de VVD-fractie delen de vaststelling dat er behoefte is aan een strategie gericht op de langere termijn. Dit maakt dat bepaalde keuzes inzichtelijker worden. Hiervoor is het programma Spectrum gestart. Hoe ziet dit programma er precies uit? Wie is hierbij betrokken en wie kunnen input leveren voor de vaststelling van deze langdurige strategie? Op welke wijze wordt bewerkstelligd dat deze strategie breed in de organisatie wordt gedragen en daarna uitgevoerd? Deze leden lezen ook in de brief dat het een meerjarig traject betreft waarbij kijken, bespreken en bijsturen van belang zijn. Daarbij is de ervaring van alle betrokkenen werkzaam in de organisatie(s) van groot belang. Op welke wijze worden die ervaringen betrokken bij de vraag of de voorgestelde maatregelen voldoen? Wordt de Kamer in grote lijnen op de hoogte gesteld van de uitkomsten van deze evaluaties? Wanneer is de genoemde bijeenkomst met Kamerleden over de concretisering en uitwerking van de genoemde maatregelen voorzien?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven over de wijze waarop de vertrouwens- en integriteitsfunctie bij het ministerie is ingericht, de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen, hoe die een vervolg krijgen en over het veranderprogramma bij het ministerie. Tevens hebben zij kennisgenomen van een interview met de nieuwe secretaris-generaal in het NRC van 2 maart 2016.

Deze leden zijn van mening dat vertrouwenspersonen zeker van belang zijn voor het melden van misstanden en dat het van belang is ervoor te zorgen dat medewerkers zich vrij voelen om informatie te delen, zoals informatie die van belang is voor het (voortgezet) onderzoek van de Commissie Oosting. De interne oproep tot het melden van laatstgenoemde informatie door de secretarissen-generaal van de Ministeries van Veiligheid en Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ende e-mail van de eerstgenoemde secretaris-generaal aan het personeel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie zien deze leden als een goede poging om tot een open bedrijfscultuur te komen. Echter, zo menen zij, het veranderen van een gesloten naar een meer open bedrijfscultuur zal meer vergen. In het genoemde interview met de secretaris-generaal wordt melding gemaakt van een enquête naar de bedrijfscultuur bij het ministerie. Daaruit bleek onder andere dat meer dan de helft van de respondenten de termen «gesloten, niet transparant en angstig» herkenden. De leden van de PvdA-fractie lezen ook dat de secretaris-generaal van mening is dat het voor een groot deel van de leidinggevenden afhangt of hun medewerkers het vertrouwen hebben of krijgen om in openheid te communiceren of informatie uit te wisselen. De directeuren en afdelingshoofden gaan een leiderschapsprogramma volgen om leiding te kunnen geven aan een organisatie die open wil zijn. Gaat het personeelsbeleid van het ministerie ook worden aangepast, in de zin dat bij het aanstellen van nieuwe leidinggevenden aandacht wordt gevraagd voor het punt dat van leidinggevenden wordt verwacht dat zij een bijdrage moeten leveren aan een open bedrijfscultuur?

Deze leden hebben tevens met belangstelling kennisgenomen van het voorgestelde meerjarig veranderprogramma, waarmee een betere regievoering, coördinatie en informatiedeling bij gevoelige zaken wordt gerealiseerd. Deze leden delen de mening dat het een forse opgave is om het ministerie in deze zin te veranderen. Zij zijn ook van mening dat dit veel tijd en inspanning zal vergen van alle betrokkenen. Hoe en op welke momenten wordt gemonitord of de doelen van het veranderprogramma worden bereikt? Zijn er vaste ijkmomenten voorzien waar verantwoording over de vorderingen wordt afgelegd en mogelijk bijsturing van het proces kan plaatsvinden? Is er een streefdatum voorzien waarop de gestelde doelen bereikt moeten zijn?

De leden van de PvdA-fractie spreken hun waardering uit voor de vele ambtenaren op het ministerie die, mogelijk gehinderd door de nu nog gesloten cultuur en de incidenten die wellicht de sfeer aan hebben getast, zich volledig zijn blijven inzetten voor hun werk. Hoe ziet de Minister de rol die hij zelf heeft in het veranderingsproces? Naar de mening van deze leden is het optreden van de Minister binnenshuis, maar ook naar buiten toe, mede bepalend voor de sfeer, cultuur of inspiratie op het ministerie. Deelt u deze mening en hoe vult u deze rol in?

Tenslotte vragen de aan het woord zijnde leden of het bekend is of er ook bij andere ministeries gewerkt wordt aan een open en transparante organisatie. Zo ja, welke zijn dat? Zijn er ministeries die juist bekend staan om hun open en transparante organisatie? Welke zijn dat en kunnen andere ministeries, waaronder dat van Veiligheid en Justitie, daar in de praktijk van hun veranderprogramma’s van leren?

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende stukken over de integriteit binnen het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Zij hebben hierover echter nog veel kritische vragen en opmerkingen.

Het valt deze leden op dat u tijdens het algemeen overleg over de onderzoeksopdracht commissie-Oosting op 3 februari 2016 de Kamer heeft beloofd te informeren over de activiteiten die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden ten aanzien van de bescherming van klokkenluiders (Kamerstuk 34 362, nr. 13). Waarom heeft de Kamer deze informatie nog niet ontvangen? In de verschillende stukken over integriteitsmanagement ontbreken bijvoorbeeld een uiteenzetting over de bescherming van medewerkers die een vermoeden van een misstand melden, evenals een rechtstreekse vermelding van het Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie. Daarbij ontbreekt een beschrijving van de interne procedure, een beschrijving van het profiel van de vertrouwenspersoon, evenals de in de brief met Kamerstuk 28 844, nr. 93 genoemde uitvoeringsinstructie voor de ontvangst van meldingen en het uitvoeren van een integriteitsonderzoek. Kunt u al deze informatie en eventueel nog ontbrekende informatie over het beschermen van klokkenluiders alsnog aan de Kamer sturen?

Het valt deze leden tevens op dat de functie landelijk vertrouwenspersoon vacant is. Is dat sinds het vertrek van de heer Jansen? Hoe lang is deze functie reeds vacant? Is er al gestart met de werving en hoe komt het dat de vacature nog niet is ingevuld? Wanneer verwacht u dat er een vertrouwenspersoon integriteit kan worden ingevuld, zoals bedoeld in het Besluit de melden vermoeden van een misstand bij het Rijk en Politie, waar medewerkers vertrouwelijk misstanden kunnen melden?

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd hoe en wanneer u de medewerkers van het ministerie heeft geïnformeerd over het vertrek van de vertrouwenspersoon integriteit en het feit dat deze wordt waargenomen door een vertrouwenspersoon bij de Dienst Justis? Klopt het dat medewerkers pas van dit vangnet kennis konden nemen vanaf donderdag 4 februari 2016, aangezien op intranet hier geen melding van is gemaakt tot die dag? Zo nee, kunt u daar bewijs van overleggen?

Deze leden merken op dat vertrouwenspersoon Jansen in januari 2015 nog aangaf dat het intranet op dit punt niet klopte en dat dit moest worden aangepast. Hoewel de aan het woord zijnde leden in het jaarverslag 2014 uit maart 2015 lezen dat het intranet geactualiseerd was, is dit niet gebeurd. Hoe kan dat? Waarom is er niets met deze zorgelijke constatering gebeurd?

De leden van de SP-fractie constateren dat in het jaarverslag 2014 door de vertrouwenspersoon integriteit wordt vastgesteld dat ook in 2014 medewerkers werden benadeeld als gevolg van het aangeven van een vermoeden van een misstand of bij uitgesproken twijfel over de genomen koers. Dit lijkt de leden een zeer belangrijke en alarmerende constatering. Kunt u aangeven wat er met deze conclusie is gedaan en daar eventueel bewijsstukken van overleggen?

De aan het woord zijnde leden willen weten waarom de heer Jansen moest vertrekken. Wat is er sinds zijn vertrek met meldingen over misstanden gebeurd. Klopt het dat deze meldingen bij de secretaris-generaal terecht kwamen? Zo nee, waarom niet? Wat gebeurde er dan wel? Om wat voor soort meldingen ging het? Betrof het ook meldingen naar aanleiding van de misstanden rondom de deal met drugscrimineel Cees H, de nasleep daarvan en het onderzoek hieromtrent?

De leden van de SP-fractie constateren dat er in 2014 gestart is met een meldpunt integriteit, dat wordt beheerd door de centraal coördinator integriteit, waar medewerkers vertrouwelijk buiten de lijn zouden kunnen melden. Hoe en wanneer zijn de medewerkers van het ministerie hierover op de hoogte gesteld? Hoeveel klokkenluidersmeldingen zijn binnengekomen op dat meldpunt? Wat is daar mee gebeurd?

Klopt het, zo vragen deze leden, dat de centraal coördinator integriteit tevens de persoon was die het meldpunt beheerde en dat dit tevens de persoon was die integriteitsonderzoeken uitvoerde in opdracht van de secretaris-generaal en onder leiding van de plaatsvervangend secretaris-generaal? Zo nee, hoe zit het volgens u dan wel? Zo ja, in hoeverre is de bescherming van melders voldoende geborgd op deze wijze? Deze leden vragen zich af of een persoon die zowel vertrouwelijke meldingen ontvangt als in opdracht van de secretaris-generaal onderzoeken doet, voldoende onafhankelijk is. Dit werpt in ieder geval de schijn van belangenverstrengeling op, waardoor potentiële klokkenluiders mogelijk niet het vertrouwen hebben dat nodig is om een melding te kunnen doen. Hoe verhoudt een dergelijke werkwijze zich bovendien tot het kabinetsstandpunt, zoals geuit in de discussie rondom het initiatiefvoorstel Huis voor Klokkenluiders, dat er voldoende scheiding moet zijn tussen advies en onderzoek bij meldingen van misstanden?

De leden van de SP-fractie constateren dat vertrouwenspersoon Jansen in ieder geval in het jaarverslag 2014 melding maakt van de problemen met de bescherming van mensen die een misstand melden. Is hier ook in eerdere jaarverslagen melding van gemaakt? Zo ja, wanneer en wat is daarmee gedaan? Kunt u uw antwoord met bewijsstukken onderbouwen? Indien er geen verslagen zijn van voorliggende periode, kunt u dan aangeven hoe dat mogelijk is?

Deze leden willen weten wat er in de afgelopen jaren is gedaan met eventuele aanbevelingen van de vertrouwenspersoon integriteit op het ministerie. Ging men hierover bijvoorbeeld met de vertrouwenspersoon in gesprek? Wie ging dat gesprek dan aan? Wordt u doorgaans ook op de hoogte gesteld van aanbevelingen van de vertrouwenspersoon? Wanneer was u op de hoogte van de zorgen, zoals geuit in het jaarverslag 2014 door vertrouwenspersoon Jansen?

Is over de verwijdering van het jaarverslag 2014 contact met de vertrouwenspersoon geweest? Heeft hij er toen mee ingestemd? Wie heeft feitelijk opdracht gegeven tot verwijdering van het jaarverslag 2014? Is dit jaarverslag inmiddels weer teruggeplaatst op intranet? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie vragen of het bij de medewerkers van het bestuursdepartement bekend was dat zij zich ook kunnen wenden tot de Vertrouwenslijn van Meld Misdaad Anoniem waar ambtenaren (mogelijke) integriteitsschendingen kunnen melden?1. Wordt een dergelijke meldmogelijkheid ook genoemd als optie op bijvoorbeeld het intranet? Zo nee, waarom niet?

De aan het woord zijnde leden hebben geluiden ontvangen over de rol van de huidige coördinator integriteit. Klopt het ten eerste dat deze coördinator niet op basis van de klokkenluidersregeling hoefde te werken? Zo ja, waarom niet? Klopt het verder dat telefoongesprekken van medewerkers naar het meldpunt werden opgenomen en via deze coördinator werden doorgezet naar de secretaris-generaal? Zo ja, kunt u deze stukken aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, hoe ging het wel in zijn werk en op welke manier werd conform de klokkenluidersregeling gewerkt? Deelt u de mening dat dergelijke werkwijzen niet zorgen voor de basis die nodig is voor medewerkers om vertrouwelijk melding te maken van een misstand?

Deze leden vragen in hoeverre de tijdelijke vertrouwenspersonen voldoende onafhankelijk zijn. Wat is hun positie ten opzichte van het bevoegd gezag? Klopt het verder dat deze tijdelijke vertrouwenspersoon alleen maar adviseren en ondersteunen? Wat is daar de reden van en wie zorgt er dan voor dat de meldingen worden doorgeleid en dat er een onafhankelijk onderzoek plaatsvindt, zoals het Besluit melden vermoeden van een misstand bij het Rijk en Politie voorschrijft? Verder hebben de aan het woord zijnde leden twijfels over de feitelijke toegankelijkheid van de vertrouwenspersonen. Klopt het dat de vertrouwenspersoon van Dienst Justitiële Inrichtingen niet op het ministerie zit? Klopt het dat de vertrouwenspersonen van de Dienst Justis en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid voor medewerkers van het bestuursdepartement niet toegankelijk zijn in verband met aparte toegangscontrole? Medewerkers kunnen hierdoor een extra drempel ervaren. Graag ontvangen deze leden een toelichting op dit punt. Deelt u voorts de mening dat het goed zou zijn als er een vertrouwenspersoon komt die tevens de taak krijgt om te bepalen of een medewerker een echte klokkenluiders is en dus recht heeft op bescherming? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie lezen dat het activiteitenplan voor 2015 het gevolg is van de aanbevelingen van de vertrouwenspersoon integriteit over 2014. Kunt u aangeven wanneer het activiteitenplan is vastgesteld en door wie dat is gedaan? Klopt het dat het jaarverslag 2014 door de secretaris-generaal is vastgesteld, inclusief overname van alle aandachtspunten, en dat het vervolgens is behandeld in de Strategische Bedrijfsvoeringsraad? Welke aandachtspunten uit het jaarverslag 2014 van de vertrouwenspersoon integriteit zijn in dat activiteitenplan terechtgekomen? Kan per aandachtspunt uit het betreffende jaarverslag worden aangegeven wat u daarmee heeft gedaan?

De aan het woord zijnde leden lezen dat de gedragscode voor het ministerie is komen te vervallen omdat de Gedragscode Integriteit Rijk geldt. Klopt het dat dit echter een overkoepelende code is die nader dient te worden ingevuld? Kunt u deze Gedragscode nu nader invullen door aan te geven wat uw visie op integriteit is voor wat betreft het ministerie?

Het valt deze leden op dat het jaarverslag van de vertrouwenspersoon integriteit over 2014 is gedeeld met de Kamer. Wat waren de afwegingen om grote delen van het stuk weg te lakken in antwoord op een Wob-verzoek van het Financieel Dagblad?2

De leden van de SP-fractie vragen wat uw reactie op het artikel van 19 februari 2016 over twee ambtenaren die eerherstel moeten zoeken bij de rechter.3 Kloppen de feiten zoals weergegeven in dit bericht? Zo nee, waarom niet? Staat u nog steeds achter de gang van zaken in deze zaak? Kan dit antwoord worden toegelicht? Bent u voorts bereid deze mensen eerherstel te geven, ook om te voorkomen dat zij deze via de rechter moeten halen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet? Is het waar dat de secretaris-generaal destijds herhaaldelijk heeft gezegd dat hij deze mensen als voorbeeld wilde stellen? Wat werd daar dan precies mee bedoeld? Staat hierover iets op papier? Zo ja, kan dat met de Kamer worden gedeeld? Klopt het dat arbeidsrechtjuristen in hun adviezen gesteld dat deze maatregelen niet opgelegd hadden moeten worden? Zijn deze adviezen van arbeidsrechtjuristen in te zien?

II. Reactie van de Minister van Veiligheid en Justitie

Bijdrage leden VVD en PvdA:

De fracties van de VVD en de PvdA hebben vragen gesteld over diverse aspecten van het programma VenJ verandert. Ik heb ervoor gekozen hun vragen niet in zijn geheel -geparafraseerd- te herhalen, maar hun vragen kort weer te geven aan de hand van een aantal te onderscheiden aspecten. Deze aspecten zijn in kopjes weergegeven. De antwoorden zijn steeds cursief weergegeven.

De aandacht voor politieke sensitiviteit en een open organisatiecultuur in het aannamebeleid van nieuwe medewerkers en hun doorontwikkeling

De VVD-fractie vraagt mij naar het belang van politieke sensitiviteit van medewerkers van Veiligheid en Justitie.

Die is evident en wordt door mij onderkend. Het is om die reden van belang dat deze competentie niet alleen bij de werving wordt afgewogen, maar ook wordt versterkt in de verdere ontwikkeling van medewerkers.

Voor beleidsmedewerkers van VenJ is de Beleidsacademie van Veiligheid en Justitie in 2015 gestart met een geheel nieuw opleidingsprogramma met een looptijd van twee jaar. Dit programma is ingericht om het vakmanschap van de VenJ-beleidsambtenaren te vergroten. In dit programma zitten 24 modules waaruit beleidsmedewerkers een keuze kunnen maken. Elke medewerker bepaalt samen met de leidinggevende welke module aansluit bij een eventuele leer- of ontwikkelbehoefte. Het thema «politieke sensitiviteit» komt uitdrukkelijk aan de orde in een aantal modules van het programma. In de zomer van 2016 zal dit opleidingsprogramma opnieuw worden ingericht voor de periode vanaf 1 januari 2017.

VenJ werkt daarnaast sinds april 2015 volgens een verbeterde systematiek voor Management Development die samen met de Algemene Bestuursdienst is ontwikkeld en ook bij andere departementen is ingevoerd. In deze systematiek maakt de competentie «bestuur sensitiviteit» onderdeel uit van de functiebeschrijvingen voor het midden- en topmanagement.

De PvdA-fractie vraagt wat van leidinggevenden wordt verwacht op het gebied van een open bedrijfscultuur. In dit verband noem ik met name de competentie «interpersoonlijke sensitiviteit». Hierbij gaat het om het luisteren naar anderen en het onderkennen van gevoelens en behoeften van de medewerkers op de werkvloer, het eigen gedrag hierop afstemmen en zich richten op het stimuleren van samenwerking en ontwikkeling.

Daarmee is onlosmakelijk verbonden dat gesproken wordt over dilemma’s in de uitvoering van het werk, dat problemen van de werkvloer op tafel komen en dat van gemaakte fouten wordt geleerd. De stimulerende en veilige werkomgeving die daarvoor nodig is, maakt deel uit van het programma VenJ Verandert.

Bij vacaturevervulling wordt getoetst of kandidaten over bovenstaande competenties beschikken. Gedurende de loopbaan wordt aandacht besteed aan de verdere ontwikkeling van deze competenties, onder andere in de door mij in de brief van 2 maart (Kamerstuk 34 300 VI, nr. 83) genoemde leiderschapsprogramma’s. Aankomende managers worden bovendien onderworpen aan een assessment door een extern bureau, waarin ook specifiek naar deze eigenschappen wordt gekeken.

Strakke regievoering en checks and balances

De VVD-fractie vraagt naar het systeem van checks and balances.

In mijn brief van 2 maart noem ik het belang van een systeem van checks and balances als voorwaarde om te kunnen reflecteren op incidenten. Dit is niet nieuw; ik wil onder meer verwijzen naar de rol die de Inspectie Veiligheid en Justitie vervult in het geven van inzicht in de kwaliteit van de taakuitvoering en de naleving van regels en normen, het signaleren van risico’s en het aanzetten van organisaties tot verbetering en de checks and balances in de financiële huishouding (audits), de risico’s die specifiek met betrekking tot ICT en beveiliging in kaart worden gebracht en de checks and balances in de de juridische functie.

Het ministerie kent ook al enkele jaren een incidentenstrategie en past deze toe in het geval van incidenten. In het programma VenJ verandert wordt bezien of de incidentenstrategie dient te worden geactualiseerd.

In mijn brief geef ik een voorbeeld van het afhandelen van recente incidenten waarbij deze incidentenstrategie op een nieuwe wijze werd ingevuld: de regie is in die gevallen genomen door een manager die zelf niet betrokken was bij het incident. Het is van belang dat de direct betrokken medewerkers en hun leidinggevenden hun verantwoordelijkheid nemen in de afhandeling van een specifieke casus. Zij zijn inhoudelijk het best op de hoogte van de feiten en omstandigheden waarin het incident zich heeft afgespeeld en die kennis is onmisbaar. Tegelijkertijd dienen zij voldoende afstand te nemen om de gevoelige casus in de volle breedte en vanuit een maatschappelijke en politieke context te kunnen beoordelen. Er zijn goede ervaringen opgedaan met het expliciet beleggen van deze rol bij een niet betrokken manager, als extra garantie dat ook vanuit dit perspectief naar de casus wordt gekeken.

Activiteiten en doel Strategische agenda

De VVD-fractie stelt nadere vragen over het strategische programma Spectrum.

Het programma kent drie activiteiten:

  • Op een breed front, verzamelen van inzichten en ideeën die buiten en binnen het departement leven. Hierbij is er vooral aandacht voor nieuwe perspectieven op de toekomst van de rechtsstaat en de veiligheid en op de daarmee verbonden opgaven voor het Ministerie van VenJ. Een centrale vraag hierbij is: welke trends met een doorwerking op de lange termijn zien externe waarnemers, stakeholders, uitvoerende professionals, internationale organisaties enz. en welke implicaties zouden deze moeten hebben voor het Ministerie van VenJ;

  • Signalen inzamelen die (kunnen) wijzen op duurzame knelpunten, hindernissen of nieuwe uitdagingen, en die om een andere aanpak of benadering vragen teneinde VenJ in zijn functioneren zo goed mogelijk toe te rusten op de toekomst;

  • Leren van de toekomstagenda’s (waaronder omgevingsverkenningen, scenariostudies, technologiescans, visiedocumenten) van andere organisaties, zoals departementen (in Nederland maar ook internationale zusterdepartementen en verwante EU-organisaties), keten- en netwerkpartners, kennisinstituten, stakeholderorganisaties, denktanks, enz. Hier gaat het in wezen om het verbinden van agenda’s. Een leidende gedachte daarbij is dat maatschappelijke problemen, gezien hun groeiende complexiteit, effectiever kunnen worden bestreden door een gemeenschappelijke aanpak met partnerorganisaties.

Uiteraard biedt het programma de andere organisaties waarmee gesproken wordt ook ruimte om punten die zij belangrijk vinden aan te dragen voor de toekomstagenda van VenJ. Dit versterkt zowel het maatschappelijk draagvlak als de externe oriëntatie. Het programma Spectrum bouwt zodoende aan een breed gedeeld en gedragen besef dat (en hoe) de rechtsstaat en de veiligheid met het vizier op 2025 geborgd kunnen worden in het licht van de vele dynamiserende invloeden. Met dit alles verricht het programma voorwerk voor de later te maken keuzes en afwegingen. Het vermogen van het ministerie om op belangrijke ontwikkelingen te anticiperen en de organisatorische voorwaarden te scheppen voor meer pro-activiteit, integraliteit en samenwerking wordt hiermee vergroot.

Het programma Spectrum spreekt een groot aantal externe partijen. Binnen het ministerie is er een breed programmateam geformeerd. Het programma staat onder leiding van een hoogleraar Bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg. Het WODC en het Innovatieteam van VenJ leveren bijdragen, die zijn gebaseerd op vele invalshoeken, ten behoeve van de strategische toekomstagenda.

Een ander onderdeel van het programma richt zich op professionals in de uitvoering en de praktijk van de rechtstoepassing en bevraagt hen op de nieuwe perspectieven, signalen en te agenderen vraagstukken die zij aan hun ervaringen ontlenen. Ook is er aan de medezeggenschap gelegenheid geboden om inhoudelijke inbreng te leveren vanuit medewerkersperspectief. Tot slot is er via een digitaal platform permanent gelegenheid om on line strategische, richtinggevende en vernieuwende denkbeelden met elkaar te delen. Deze «on line community» zorgt voor nieuwe verbindingen en heeft ook een rol in het programma VenJ verandert.

Ten slotte: een uitgangspunt van het programma Spectrum is dat de activiteiten in het programma worden benut voor het opbouwen van nieuwe relaties, die op voortgezette samenwerking zijn gericht. Het brede en open proces van voorbereiding van de strategische toekomstagenda vormt draagvlak op basis van betrokkenheid. Het zal naar verwachting diverse thema’s benoemen die een brede betekenis hebben. Bovendien zal de strategische toekomstagenda een dynamisch karakter krijgen, zodat deze in de loop van de tijd frequent zal worden aangepast en dus zoveel mogelijk altijd «up to date» zal zijn. Dit vergroot de waarde en effectiviteit van de agenda in zijn vertaling naar concrete opgaven in beleid, wetgeving en uitvoering.

Monitoring/vaste ijkmomenten

Zowel de leden van de VVD- als van de PvdA-fractie vragen mij om de monitoring van het programma VenJ Verandert.

Ik heb u in mijn brief van 2 maart reeds toegezegd dat ik u elk jaar in de verantwoording over de begroting (het jaarverslag) zal informeren over de voortgang van het meerjarige veranderprogramma. Ik zal u zowel informeren over de activiteiten die in het kader van het programma zijn uitgevoerd, als ook over de resultaten hiervan. Voor dit laatste ontwikkelt de programmaorganisatie thans een monitorings-instrument op basis waarvan effecten van VenJ verandert inzichtelijk kunnen worden gemaakt.

De PvdA-fractie vraagt mij tevens of VenJ bij het realiseren van de doelen leert van andere ministeries en vice versa.

Zoals ook in mijn toelichting bij het programma Spectrum genoemd, voeren we daartoe het gesprek met andere ministeries. Zo kijken OC&W en I&M mee bij de kennisagenda, EZ en I&M bij innovatie en de Belastingdienst bij het data georiënteerd werken.

Werken aan openheid en transparantie, zowel intern als extern, is een thema dat breder aan de orde is dan alleen bij mijn ministerie. Zo wordt in het kader van het Verbetertraject Wob met diverse andere ministeries gesproken over de toepassing van de Wob en best practices voor de inrichting van het Wob proces. Daarbij zal beoordeeld worden of deze best practices ook bij VenJ kunnen bijdragen aan de verbetering van het Wob proces.

Bijeenkomst Kamerleden

Ik ben zeer bereid om, indien leden van uw Kamer dit wenselijk vinden, na het zomerreces een technische briefing te organiseren die zal worden benut om de concretisering en uitwerking van de in mijn brief van 2 maart genoemde maatregelen nader toe te lichten.

De rol van de bewindspersoon

De PvdA-fractie vraagt mij naar mijn rol en de wijze waarop ik deze invul.

De invulling van mijn rol is van invloed op de werkwijze en cultuur van het ministerie. Ik heb bijvoorbeeld bij mijn aantreden enkele interventies gedaan om als politieke en ambtelijke top sneller en beter met elkaar in gesprek te zijn en informatie te delen. Zo draag ik actief uit dat alle signalen en informatie neergelegd in notaverkeer welkom is en dat medewerkers zonder hoge drempel om een overleg kunnen vragen.

Ook voor medewerkers is de wijze waarop ik mijn werk doe van belang. Ik ga met hen in gesprek over de doelen van VenJ Verandert en over de manier waarop we dat samen voor elkaar gaan krijgen.

Bijdrage leden SP

Het is de leden van de SP-fractie opgevallen dat ik tijdens het AO Onderzoeksopdracht commissie Oosting d.d. 3 februari 2016 uw Kamer heb beloofd te informeren over de activiteiten die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden ten aanzien van de bescherming van klokkenluiders. De leden van de SP-fractie vragen waarom uw Kamer deze informatie nog niet heeft ontvangen. In de verschillende stukken over «integriteitsmanagement» ontbreken volgens hen bijvoorbeeld een uiteenzetting over de bescherming van medewerkers die een vermoeden van een misstand melden evenals een rechtstreekse vermelding naar de regeling melden vermoeden van een misstand bij het Rijk en Politie. Daarbij ontbreekt volgens hen een beschrijving van de interne procedure, een beschrijving van het profiel van de vertrouwenspersoon evenals de in de brief met Kamerstuk 28 844, nr. 93 genoemde uitvoeringsinstructie voor de ontvangst van meldingen en het uitvoeren van een integriteitsonderzoek. Ze hebben mij gevraagd of ik al deze informatie en eventueel nog ontbrekende informatie over het beschermen van klokkenluiders alsnog aan uw Kamer wil sturen.

Bij brief van 9 februari jongstleden (Kamerstuk 28 844, nr. 93) heb ik uw Kamer, overeenkomstig mijn toezeggingen in het Algemeen Overleg van 3 februari jongstleden (Kamerstuk 34 362, nr. 13), geïnformeerd over de getroffen maatregelen, het integriteitstelsel bij het bestuursdepartement en de situatie bij de onderdelen van VenJ. Ik heb daarbij als bijlagen meegezonden een memo formaliseren integriteitsrollen, -taken en -werkzaamheden, het jaarverslag 2014 van de Vertrouwenspersoon integriteit en ongewenste omgangsvormen bestuursdepartement, het jaarverslag 2014 van de integriteitsambtenaar bestuursdepartement VenJ en het activiteitenplan 2015 van de integriteitsambtenaar bestuursdepartement VenJ. In aanvulling daarop geef ik graag de door de SP-fractie gevraagde informatie.

Op het intranet van VenJ stond en staat beschreven bij wie medewerkers intern en extern terecht kunnen met een melding van een vermoeden van een integriteitschending en hoe verder met deze meldingen wordt omgegaan. Daarbij wordt op de pagina «klokkenluiden» beschreven wat klokkenluiden inhoudt en welke bescherming medewerkers kunnen ontlenen aan het Besluit melden vermoeden van een misstand bij Rijk en Politie. Verschillende dienstonderdelen van VenJ beschikken daarnaast over gedetailleerde instructies waarin heel specifiek voor hun organisatie staat beschreven hoe met meldingen wordt omgegaan en hoe integriteitsonderzoeken worden uitgevoerd. De in de brief met Kamerstuk 28 844, nr. 93 genoemde uitvoeringsinstructie voor de ontvangst van meldingen en het uitvoeren van integriteitsonderzoek bevindt zich als concept nog in een afstemmingsronde met deze dienstonderdelen van VenJ en kan ik u daarom nog niet toesturen. Die afstemmingsronde is om verschillende redenen belangrijk. Ik hecht eraan dat deze uitvoeringsinstructies eenduidig en uniform zijn waar dat gelet op de eenheid en gezamenlijkheid van VenJ vereist is en specifiek waar dat gelet op taak en aard van het dienstonderdeel gerechtvaardigd is. Bovendien hecht ik eraan dat deze uitvoeringsinstructies waar nodig in lijn worden gebracht met de eisen die de nieuwe Wet Huis voor de Klokkenluiders na inwerkingtreding daaraan stelt.

Het nieuwe profiel voor de vertrouwenspersoon bestuursdepartement is op 18 december 2015 door de bestuursraad goedgekeurd. Dit profiel zend ik uw Kamer als bijlage toe (bijlage 1)4.

Het is de leden van de SP-fractie tevens opgevallen dat de functie landelijk vertrouwenspersoon vacant is. Zij vragen zich af of dat is sinds het vertrek van de heer Jansen, hoe lang deze functie reeds vacant is, of er al is gestart met de werving en hoe het komt dat de vacature nog niet is ingevuld.

Zoals ik op 9 maart jongstleden al heb geantwoord op de Kamervragen van het lid van Toorenburg (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1845) is de positie van vertrouwenspersoon voor het bestuursdepartement op dit moment vacant. De werving voor deze positie is 2 maart jongstleden gestart. De functie werd vanaf het vertrek van de voormalig vertrouwenspersoon tot 18 april jongstleden waargenomen door de vertrouwenspersoon van de dienst Justis. Hij werd bijgestaan door twee vertrouwenspersonen van de NCTV en DJI. Sinds 18 april jongstleden fungeert de centrale vertrouwenspersoon van DJI als waarnemend vertrouwenspersoon voor het bestuursdepartement. Zij wordt bijgestaan door een collega van DJI en een collega van de NCTV. Afhankelijk van de situatie van de melder overlegt de (waarnemend) vertrouwenspersoon met de melder wie de geëigende vertrouwenspersoon is om de melder te adviseren en te ondersteunen. Hiermee is ook op het bestuursdepartement gewaarborgd dat medewerkers meldingen kunnen doen in een veilige omgeving.

De vacature is na het vertrek van de voormalig vertrouwenspersoon nog niet ingevuld omdat ik eerst in afstemming met dienstonderdelen nauwkeurig de verschillende rollen, taken en werkzaamheden in het integriteitstelsel van het ministerie beschreven wilde hebben, waaronder de taken, rol, verantwoordelijkheid en profiel van de vertrouwenspersoon bestuursdepartement, voordat gestart zou worden met de werving en selectie van een nieuwe vertrouwenspersoon.

De leden van de SP-fractie vragen wanneer ik verwacht dat er een vertrouwenspersoon integriteit kan worden ingevuld, zoals bedoeld in de regeling melden vermoeden van een misstand bij het Rijk en Politie, waar medewerkers vertrouwelijk misstanden kunnen melden.

Ik verwacht dat de werving en selectieprocedure voor de vertrouwenspersoon bestuursdepartement in mei is afgerond en de waarneming dan kan worden beëindigd. Voor de goede orde: medewerkers konden en kunnen intern vermoedens van misstanden vertrouwelijk melden bij de waarnemend vertrouwenspersoon voor het bestuursdepartement, bij de vertrouwenspersonen van de dienstonderdelen of bij het meldpunt integriteit van VenJ. Zij kunnen ook terecht bij externe meldpunten als het Adviespunt Klokkenluiders, de Onderzoeksraad Integriteit Overheid en Meld Misdaad Anoniem. Het al of niet opvullen van de vacature maakt dat niet anders.

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd hoe en wanneer ik de medewerkers van het departement heb geïnformeerd over het vertrek van de vertrouwenspersoon integriteit en het feit dat deze wordt waargenomen door een vertrouwenspersoon bij de Dienst Justis. Verder willen zij weten of het klopt dat medewerkers pas van dit vangnet kennis konden nemen vanaf donderdag 4 februari, aangezien op intranet hier geen melding van is gemaakt tot die dag. Als dit niet klopt willen de leden van de SP-fractie dat ik daar bewijs van overleg. De leden wijzen mij er in dit verband op dat de (voormalig) vertrouwenspersoon Jansen in januari 2015 nog aangaf dat het intranet op dit punt niet klopte en dat dit moest worden aangepast. Ondanks dat de leden van de SP-fractie in het jaarverslag van 2014 uit maart 2015 op pagina 13 lezen dat het intranet geactualiseerd was, is dit in hun ogen niet gebeurd. Zij vragen zich af hoe dat kan en waarom er niets met deze zorgelijke constatering is gebeurd.

Zoals ik op 9 maart jongstleden al heb geantwoord op de Kamervragen van het lid van Toorenburg zijn de contactgegevens van de voormalig vertrouwenspersoon bestuursdepartement op het intranet twee keer vervangen. De eerste keer in verband met de ontkoppeling van de rollen van vertrouwenspersoon en coördinator integriteit (in januari 2014). De tweede keer in verband met zijn vertrek als vertrouwenspersoon (in april 2015).

Uit de logbestanden van de wijzigingen die zijn aangebracht op de toenmalige intranetpagina’s «integriteitsbeleid en gedragscode» en «vertrouwenspersonen» maak ik op dat eind maart 2015 de contactgegevens van de voormalig vertrouwenspersoon zijn vervangen door die van de waarnemend vertrouwenspersoon. Vanaf dat moment konden medewerkers van het bestuursdepartement via het intranet kennisnemen van de waarneming en de inrichting van het vangnet.

De leden van de SP-fractie constateren dat in het jaarverslag over 2014 door de vertrouwenspersoon integriteit wordt vastgesteld dat ook in 2014 medewerkers werden benadeeld als gevolg van het aangeven van een vermoeden van een misstand of bij uitgesproken twijfel over de genomen koers. Dit lijkt de leden een zeer belangrijke en alarmerende constatering. Ze vragen me of ik kan aangeven wat er concreet met deze conclusie is gedaan en daar eventueel bewijsstukken van te overleggen. Verder willen de leden van de SP-fractie weten waarom de heer S. Jansen moest vertrekken en wat sinds zijn vertrek met meldingen over misstanden is gebeurd. Ook willen zij weten of het klopt dat deze meldingen bij de SG terechtkwamen en zo nee, waarom dat niet gebeurde en wat er dan wel gebeurde. Ook willen zij weten om wat voor soort meldingen het ging en of het ook meldingen betrof naar aanleiding van de misstanden rondom de deal met drugscrimineel Cees H, de nasleep daarvan en het onderzoek hieromtrent.

De constatering van de voormalig vertrouwenspersoon in zijn jaarverslag 2014 dat «er collegae zijn die worden benadeeld als gevolg van het aanspreken van een collega of hun direct leidinggevende» (citaat uit dit jaarverslag), is zorgelijk en past uiteraard niet in het veilige werkklimaat dat ik nastreef op het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Op deze constatering is toen geen brede actie ondernomen omdat de rapportage voor het overige geen aanknopingspunten gaf om te veronderstellen dat hier sprake was van een hardnekkig binnen de organisatie verspreid patroon. Bovendien konden dankzij adequate interventies van de voormalig vertrouwenspersoon meldingen bevredigend worden afgewikkeld, zo komt ook uit de rapportage zelf naar voren. Over wat er sinds zijn vertrek met meldingen over mogelijke misstanden is gebeurd verwijs ik naar het jaarverslag 2015 van de waarnemend vertrouwenspersoon (zie bijlage 2)5. In zijn verslag over 2015 heeft de waarnemend vertrouwenspersoon overigens een constatering van dezelfde aard en strekking als zijn voorganger opgenomen. Ik citeer: «Helaas moet er worden geconstateerd dat er in 2015 medewerkers zijn die niet het vertrouwen hadden om collega’s of leidinggevenden aan te spreken omdat er angst is voor represailles of omdat men niet de veiligheid voelde om zaken daar te bespreken waar ze eigenlijk zouden moeten worden besproken». Daarnaar gevraagd geeft de waarnemend vertrouwenspersoon aan dat geen sprake is van een structureel, hardnekkig binnen het bestuursdepartement verspreid patroon. Zijn constatering heeft betrekking op enkele onderdelen. Het baart mij uiteraard zorg dat er kennelijk plekken in de organisatie zijn waar medewerkers zich niet vrij voelen om elkaar en leidinggevenden aan te spreken en zaken te bespreken waar ze moeten worden besproken. De secretaris-generaal heeft het op zich genomen om deze zorg te agenderen in zijn gesprekken met de leden van de bestuursraad en daar waar het speelt concrete acties af te spreken.

Zoals ik op 9 maart jongstleden al heb geantwoord op de Kamervragen van het lid van Toorenburg is de positie van de voormalig vertrouwenspersoon integriteit (VPI) en ongewenste omgangsvormen niet herhaaldelijk in het geding geweest de afgelopen jaren. Hij had van 2011 tot 2014 de functie van vertrouwenspersoon (voor het bestuursdepartement) en coördinator integriteit. Hij vervulde deze functies in deeltijd. Om recht te doen aan de omvang van Veiligheid en Justitie en vanuit de wens het integriteitsstelsel verder te professionaliseren is met ingang van 2014 een voltijds coördinator integriteit aangesteld. Daarmee werden de rollen van vertrouwenspersoon en coördinator integriteit van elkaar losgekoppeld. De voormalig VPI heeft vervolgens tot april 2015 de functie van vertrouwenspersoon voor het bestuursdepartement in deeltijd vervuld.

Meldingen van mogelijke misstanden worden gebruikelijk al dan niet via de vertrouwenspersoon (eventueel zelfs anoniem) door de melder gemeld bij de direct leidinggevende of in de directe lijn daarvan. Daarbij kan het voorkomen dat de (waarnemend) vertrouwenspersoon, in overleg met de melder, tot de slotsom komt dat een interventie op het niveau van de secretaris-generaal passend en noodzakelijk is en zo de melding inhoudelijk met hem bespreekt.

Daarnaast kwamen en komen via het onafhankelijke meldpunt integriteit meldingen van mogelijke integriteitschendingen rechtstreeks binnen bij de (waarnemend) centrale coördinator integriteit. De centrale coördinator integriteit bepaalt in overleg met de melder welke interventie binnen of buiten de organisatie passend of noodzakelijk is. Hij is daarbij net als de vertrouwenspersoon gehouden tot vertrouwelijkheid. Uitsluitend in het geval dat hij samen met de melder tot de slotsom komt, dat een interventie op het niveau van de secretaris-generaal passend en noodzakelijk is, komt een melding inhoudelijk ter kennis van hem. Voor het overige neemt de secretaris-generaal alleen kennis van geanonimiseerde rapportages van de (waarnemend) coördinator integriteit en (waarnemend) vertrouwenspersoon voor het bestuursdepartement. Ik verwijs naar hun geïntegreerde rapportage over 2015, die ik als bijlage toevoeg (bijlage 2). Voor zover ik uit de geanonimiseerde rapportages kan nagaan betrof het geen meldingen naar aanleiding van de misstanden rondom de deal met drugscrimineel Cees H, de nasleep daarvan en het onderzoek hieromtrent.

De leden van de SP-fractie constateren dat er in 2014 gestart is met een meldpunt integriteit dat wordt beheerd door de centraal coördinator integriteit, waar medewerkers vertrouwelijk buiten de lijn zouden kunnen melden. Zij willen weten hoe en wanneer de medewerkers van het departement hierover op de hoogte zijn gesteld, hoeveel klokkenluidersmeldingen zijn binnengekomen op dat meldpunt en wat daar mee is gebeurd.

De medewerkers zijn in 2014 via het intranet in kennis gesteld van het instellen van een onafhankelijk meldpunt integriteit. In de jaarrapportage 2014 die ik uw Kamer eerder toezond en de jaarrapportage 2015 die ik als bijlage 2 heb toegevoegd is beschreven hoeveel en welk type meldingen de centraal coördinator in ontvangst heeft genomen en wat hij daarmee heeft gedaan.

Klopt het, zo vragen de leden van de SP-fractie zich af, dat de centraal coördinator integriteit tevens de persoon was die het meldpunt beheerde en tevens de persoon was die integriteitsonderzoeken uitvoerde in opdracht van de SG en onder leiding van de plaatsvervangend SG. Zo nee, hoe zit het volgens de Minister dan wel vragen deze leden zich af. En zo ja, in hoeverre is de bescherming van melders voldoende geborgd op deze wijze. De leden vragen zich sterk af of een persoon die zowel vertrouwelijke meldingen ontvangt als in opdracht van de SG onderzoeken doet voldoende onafhankelijk is. Of in ieder geval de schijn van belangenverstrengeling opwerpt waardoor potentiële klokkenluiders mogelijk niet het vertrouwen hebben dat nodig is om een melding te kunnen doen. De leden willen bovendien weten hoe een dergelijke werkwijze zich verhoudt tot het kabinetsstandpunt zoals geuit in de discussie rondom het initiatiefvoorstel Huis voor Klokkenluiders, namelijk dat er voldoende scheiding moet zijn tussen advies en onderzoek bij meldingen van misstanden.

De centrale coördinator heeft nimmer een zogeheten volledig feitenonderzoek uitgevoerd. Wel heeft hij in enkele gevallen op verzoek van het betrokken bevoegd gezag een aandeel geleverd in het uitvoeren van een oriënterend onderzoek, namelijk het in kaart brengen en verzamelen van alle relevante feiten en omstandigheden die het bevoegd gezag nodig had om een zorgvuldige beslissing te nemen over het al dan niet instellen van een volledig feitenonderzoek. Onder bevoegd gezag wordt verstaan de functionaris die op grond van verleend mandaat bevoegd is rechtspositionele besluiten met betrekking tot medewerkers te nemen.

Het meldpunt valt onder het beheer van de centrale coördinator integriteit. Het meldpunt registreert binnengekomen meldingen en adviseert het bevoegd gezag over verdere afhandeling. Tevens kan het meldpunt het bevoegd gezag ondersteunen bij het uitvoeren van onderzoeken, bijvoorbeeld bij het formuleren van de onderzoeksopdracht of bij het bepalen en verwerven van onderzoekscapaciteit. De centrale coördinator voert dus niet zelf het feitenonderzoek uit. Hij adviseert en ondersteunt het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag beslist of, hoe en door wie het volledig feitenonderzoek wordt uitgevoerd. Daarvoor kan een beroep worden gedaan op de onderzoekscapaciteit bij andere dienstonderdelen, zoals bijvoorbeeld DJI of de IND, dan wel op externe onderzoekers. Ik herken me dan ook niet in het beeld van de leden van de SP-fractie dat de bescherming van melders en de onafhankelijkheid van de centrale coördinator in het geding is.

De leden van de SP-fractie constateren dat vertrouwenspersoon Jansen in ieder geval in het jaarverslag 2014 melding maakt van de problemen met de bescherming van mensen die een misstand melden. Zij vragen zich af of hier ook in eerdere jaarverslagen melding van is gemaakt en zo ja, wanneer en wat is daarmee gedaan. Zij willen graag dat ik mijn antwoord met bewijsstukken onderbouw. Indien er geen verslagen zijn van de voorliggende periode, dan willen zij graag vernemen hoe dat mogelijk is.

Ik beschik over drie jaarverslagen van de voormalig vertrouwenspersoon, die over 2011, 2012 en 2014. Over 2013 heeft hij om voor mij onbekende redenen geen jaarverslag opgemaakt. Ik beschik slechts over een kwartaalrapportage. Deze verslagen voeg ik als bijlage bij (bijlagen 3, 4 en 5)6. In zijn verslagen over 2011, 2012 en in het kwartaalverslag maakt hij geen gewag van problemen met de bescherming van mensen die een misstand melden.

De leden van de SP-fractie willen weten wat er in de afgelopen jaren is gedaan met eventuele aanbevelingen van de vertrouwenspersoon integriteit op het departement en of men hierover bijvoorbeeld met de vertrouwenspersoon in gesprek ging. Verder willen zij weten wie dat gesprek dan aan ging, of ik doorgaans ook op de hoogte wordt gesteld van aanbevelingen van de vertrouwenspersoon en wanneer ik op de hoogte was van de zorgen zoals geuit in het jaarverslag 2014 door vertrouwenspersoon Jansen.

De jaarverslagen worden doorgaans aangeboden aan de secretaris-generaal en met hem besproken. De aanbevelingen worden in dat gesprek doorgenomen en zo nodig worden afspraken gemaakt of en hoe deze aanbevelingen worden overgenomen. Mijn ambtsvoorganger is niet in kennis gesteld van de bevindingen en aanbevelingen in het jaarverslag 2014 omdat het geen aanknopingspunten gaf om te veronderstellen dat sprake was van een hardnekkig binnen de organisatie verspreid patroon waarvan hij op de hoogte had moeten zijn en op had moeten interveniëren. Ik heb de secretaris-generaal verzocht mij voortaan in kennis te stellen van de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen van de centrale coördinator integriteit en de VPI die zijn opgenomen in hun jaarverslagen.

De leden van de SP-fractie vragen of over de verwijdering van het jaarverslag 2014 contact met de vertrouwenspersoon is geweest, of hij er toen mee heeft ingestemd en wie feitelijk opdracht heeft gegeven tot verwijdering van het jaarverslag 2014. Verder willen zij weten of dit jaarverslag inmiddels weer is teruggeplaatst op intranet en zo nee, waarom niet.

Zoals ik op 9 maart jongstleden al heb geantwoord op de Kamervragen van het lid van Toorenburg is het jaarverslag over 2014 van het intranet verwijderd omdat dit verslag informatie leek te bevatten die het voor medewerkers in de directe omgeving van een casus mogelijk kon maken om daarin opgenomen meldingen te herleiden tot de desbetreffende afdeling. Het verslag is teruggeplaatst op het intranet.

De leden van de SP-fractie vragen zich af of het bij de medewerkers van het bestuursdepartement bekend is dat zij zich ook kunnen wenden tot de Vertrouwenslijn van Meld Misdaad Anoniem waar ambtenaren (mogelijke) integriteitsschendingen kunnen melden en of een dergelijke meldmogelijkheid ook wordt genoemd als optie op bijvoorbeeld het intranet.

De medewerkers van het bestuursdepartement kunnen via het intranet kennis nemen van de mogelijkheid om zich te wenden tot Meld Misdaad Anoniem.

De leden van de SP-fractie hebben geluiden ontvangen over de rol van de huidige coördinator integriteit. Zij vragen of het klopt dat deze coördinator niet op basis van de klokkenluidersregeling hoefde te werken en zo ja, waarom niet. Verder vragen zij zich af of het klopt dat telefoongesprekken van medewerkers naar het meldpunt werden opgenomen en via deze coördinator werden doorgezet naar de SG. Zo ja, dan willen zij graag dat ik uw Kamer deze stukken doe toekomen. Zo nee, dan willen zij weten hoe het wel in zijn werk ging en op welke manier conform de klokkenluidersregeling werd gewerkt. En zij vragen of ik de mening deel dat dergelijke werkwijzen niet zorgen voor de basis die nodig is voor medewerkers om vertrouwelijk melding te maken van een misstand.

De centrale coördinator verricht zijn taak met inachtneming van en overeenkomstig het Besluit melden vermoeden van een misstand bij Rijk en Politie («Klokkenluidersregeling»). Telefoongesprekken die binnenkomen worden nooit opgenomen en evenmin doorgezet naar de secretaris-generaal. Als melders het meldpunt bellen en er niet direct wordt opgenomen krijgen ze uitsluitend een voicemail te horen dat ze een boodschap kunnen inspreken en dan worden teruggebeld. Afhankelijk van de ogenschijnlijke aard, ernst en urgentie van de melding wordt de secretaris-generaal geanonimiseerd in kennis gesteld van het feit dat die melding is binnengekomen en hoe deze wordt opgevolgd. Ik zie geen aantasting van de basis die nodig is voor medewerkers om vertrouwelijk melding te kunnen maken van een misstand. Met introductie van het meldpunt wordt in mijn ogen de basis die nodig is voor medewerkers om vertrouwelijk melding te kunnen maken van een misstand juist versterkt. Het biedt namelijk een extra mogelijkheid voor medewerkers dan wel vertrouwenspersonen om intern vermoedens van een misstand te melden in die situaties waarin zij merken dat de directe of naast hogere leidinggevenden niet op een zorgvuldige en adequate wijze reageren op hun (anonieme) melding.

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de tijdelijke vertrouwenspersonen voldoende onafhankelijk zijn en wat hun positie is ten opzichte van het bevoegd gezag. Verder willen zij weten of het klopt dat deze tijdelijke vertrouwenspersonen alleen maar adviseren en ondersteunen, wat daarvan de reden is en wie er dan voor zorgt dat de meldingen worden doorgeleid en dat er een onafhankelijk onderzoek plaatsvindt zoals de regeling melden vermoeden van een misstand bij het Rijk en Politie voorschrijft.

De waarnemend vertrouwenspersoon en het vangnet werken op basis van en overeenkomstig het Besluit melden vermoedens van een misstand bij Rijk en Politie. Hun rol en taak is niet beperkt tot adviseren en ondersteunen. Als de melder dat niet zelf wil of kan, informeren zij na toestemming van de melder het bevoegd gezag en zo nodig de hoogste ambtelijke leiding over een melding. Het bevoegd gezag beslist of die melding wordt opgevolgd met een oriënterend onderzoek en/of een volledig feitenonderzoek en door wie dat onderzoek wordt uitgevoerd.

Verder hebben de leden van de SP-fractie twijfels over de feitelijke toegankelijkheid van de vertrouwenspersonen. Zij vragen of het klopt dat de vertrouwenspersoon van DJI niet op het departement zit en de vertrouwenspersonen van de dienst Justis en NCTV voor medewerkers van het bestuursdepartement niet toegankelijk zijn in verband met aparte toegangscontrole. Medewerkers kunnen hierdoor namelijk een extra drempel ervaren. De leden van de SP-fractie willen graag een toelichting op dit punt.

Het klopt dat de vertrouwenspersoon DJI die onderdeel is van het vangnet niet werkzaam is bij het bestuursdepartement omdat DJI daar geen onderdeel van is. De dienst Justis is evenmin onderdeel van het bestuursdepartement. De waarnemend vertrouwenspersoon en zijn twee collega’s die het vangnet vormen zijn allen wel beschikbaar in hetzelfde gebouw als de medewerkers van het bestuursdepartement. Er is inderdaad een aparte toegangscontrole in het pand voor de NCTV en dienst Justis. De vertrouwenspersonen zijn echter telefonisch goed bereikbaar. Zowel in het verleden als heden wordt het eerste contact doorgaans telefonisch gelegd. Dan kan ook op een locatie naar keuze van de melder worden afgesproken.

De portee van de vraag van de leden van de SP-fractie of ik de mening deel dat het goed zou zijn als er een vertrouwenspersoon komt die tevens de taak krijgt om te bepalen of een medewerker een echte klokkenluider is en dus recht heeft op bescherming, is mij niet helder. Het is niet aan een vertrouwenspersoon om te «bepalen» of de melder een «echte» klokkenluider is. Een vertrouwenspersoon neemt een melding in ontvangst, begeleidt, ondersteunt en adviseert de melder. Met instemming van de melder meldt de vertrouwenspersoon (anoniem) aan het bevoegd gezag en zo nodig aan de hoogste ambtelijke leiding. De vertrouwenspersoon handelt daarbij in overeenstemming met het Besluit melden vermoeden van een misstand Rijk en Politie. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de afhandeling van de melding en besluit of al dan niet een oriënterend en/of volledig feitenonderzoek wordt ingesteld en door wie dat onderzoek wordt uitgevoerd. Het bevoegd gezag heeft daarbij eveneens te handelen in overeenstemming met het Besluit, in het bijzonder artikel 2 van dat Besluit.

De leden van de SP-fractie lezen dat het activiteitenplan voor 2015 het gevolg is van de aanbevelingen van de vertrouwenspersoon integriteit over 2014. Zij vragen of ik kan aangeven wanneer het activiteitenplan is vastgesteld en door wie dat is gedaan. Zij vragen ook of het klopt dat het jaarverslag 2014 door de SG is vastgesteld, inclusief overname van alle aandachtspunten, en dat het vervolgens is behandeld in de Strategische Bedrijfsvoeringraad.

Het jaarverslag 2014 van de voormalig vertrouwenspersoon is door hemzelf vastgesteld en niet door de toenmalige secretaris-generaal. Het is immers zijn verslag en niet dat van de toenmalige secretaris-generaal of iemand anders. Het verslag is aangeboden aan de toenmalige secretaris-generaal en met hem besproken. In dat overleg is afgesproken dat de centrale coördinator de aandachtspunten op zou pakken. De jaarverslagen van de centrale coördinator integriteit en de voormalig vertrouwenspersoon over 2014 zijn daarna ter kennisneming aangeboden aan de Strategische Bedrijfsvoeringraad en daar kort toegelicht. Het activiteitenplan is opgesteld door de centrale coördinator integriteit en hij heeft met instemming van de toenmalige secretaris-generaal de uitvoering van dit plan ter hand genomen.

De leden van de SP-fractie vragen welke aandachtspunten uit het jaarverslag 2014 van de vertrouwenspersoon integriteit in dat activiteitenplan zijn terechtgekomen. Zij vragen of per aandachtspunt uit het betreffende jaarverslag kan worden aangegeven wat ik daarmee heb gedaan.

Het verslag bevat onder de kop «beschouwingen en aanbevelingen» voornamelijk beschouwingen en enkele (specifieke) aanbevelingen:

Aanbeveling

Status

Plaats van de vertrouwenspersoon (pagina 10)

Gereed

Communicatie verbeteren (pagina 10 en 11)

Gereed: alle informatie op intranet ontsloten

Circulaire vertrouwenspersoon actualiseren (pagina 11)

Niet gereed: wordt geactualiseerd in lijn met Wet Huis voor Klokkenluiders

Gedragscode actualiseren (pagina 11)

Gereed: gedragscode Integriteit Rijk vervangt VenJ gedragscode

Opleidingen vertrouwenspersonen (pagina 11)

(Nog) niet VenJ-breed ingericht, wel per onderdeel

Verbetering registratie, melding, afhandeling (pagina 11)

Verbeteringen zijn in gang gezet

De leden van de SP-fractie lezen dat de gedragscode voor het ministerie is komen te vervallen omdat de Gedragscode Integriteit Rijk geldt. Zij vragen of het klopt dat dit echter een overkoepelende code is die nader dient te worden ingevuld. Ook vragen zij of ik deze Gedragscode nu nader kan invullen door aan te geven wat mijn visie op integriteit is waar het gaat om het departement.

In de bestuursraad van 18 december 2015 zijn de volgende besluiten genomen:

  • 1. VenJ hanteert de Gedragscode Integriteit Rijk (hierna: GIR);

  • 2. Als gevolg daarvan worden de Justitiecode 2003, alsmede andere regelingen die als gevolg van de inwerkingtreding van deze code overbodig zijn geworden, ingetrokken;

  • 3. De VenJ-organisatieonderdelen/clusters die nu een eigen gedragscode hebben, worden aangeschreven hun code aan de hand van de GIR te bezien en kunnen – zo nodig – voor hun eigen organisatie een beperkend addendum op de GIR maken.

De GIR beschrijft het kader dat rijks breed geldt en geeft, naast een minimumnormering, ook algemene handvatten hoe binnen het Rijk wordt omgaan met integriteit, welke waarden en uitgangspunten gezamenlijk binnen het Rijk worden gehanteerd en welke rollen medewerkers, vertrouwenspersonen, leidinggevenden en het topmanagement hierin vervullen. Er is geen verplichting deze GIR nader in te vullen en ik zie ook geen noodzaak nadere of aanvullende regels te stellen. Ik wil wel de ruimte laten aan de dienstonderdelen om, gelet op hun specifieke publiekrechtelijke taak, specifieke organisatiekenmerken en specifieke integriteitsrisico’s, een beperkend addendum te behouden of te maken ten opzichte de minimumnormering in de GIR. Voor het bestuursdepartement is die behoefte om een beperkend addendum te maken er niet.

De leden van de SP-fractie valt het op dat het jaarverslag van de Vertrouwenspersoon integriteit over 2014 is gedeeld met de Kamer. Zij vragen wat de afwegingen waren om grote delen van het stuk weg te lakken in antwoord op een Wob-verzoek van het Financieel Dagblad?

Ik verwijs voor de overwegingen naar het desbetreffende besluit. Ik heb u het verslag integraal toegezonden.

De leden van de SP-fractie vragen wat mijn reactie is op het artikel van 19 februari 2016 over twee ambtenaren die eerherstel moeten zoeken bij de rechter7, of de feiten zoals weergegeven in dit bericht kloppen en zo nee, waarom niet.

In het artikel gaven de twee betrokken medewerkers hun visie op de gebeurtenissen. Het gaat om twee individuele zaken die bovendien nog «onder de rechter waren. Ik heb en had een andere zienswijze op hetgeen is gebeurd.

Verder vragen de leden van de SP-fractie of ik nog steeds achter de gang van zaken in deze zaak sta en of ik mijn antwoord kan toelichten.

De bestreden beslissingen zijn door de uitspraak van 28 april jongstleden van de Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in ambtenarenzaken, onherroepelijk geworden. De beide appellanten werden in het ongelijk gesteld. Ik voel mij door deze uitspraak gesteund in mijn optreden.

De leden van de SP-fractie vragen mij of ik voorts bereid ben deze mensen eerherstel te geven, ook om te voorkomen dat zij deze via de rechter moeten halen. Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Gezien de hiervoor genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep zie ik geen aanleiding hen eerherstel te geven.

De leden van de SP-fractie willen weten of het waar is dat de (toenmalige) SG destijds herhaaldelijk heeft gezegd dat hij deze mensen als voorbeeld wilde stellen en wat daar dan precies mee werd bedoeld. Ook vragen zij of hierover iets op papier staat en of dat met de Kamer kan worden gedeeld.

De toenmalige secretaris-generaal heeft tijdens diverse interne bijeenkomsten gezegd dat hij het onderwerp integriteit heel serieus nam. Hij heeft toen aangegeven dat hij een zerotolerancebeleid voorstond en dat hij in voorkomende gevallen niet zou schromen om vergaande maatregelen tegen een medewerker te nemen. Om dat te illustreren heeft hij de casus van de printer genoemd. De toenmalige secretaris-generaal heeft deze mensen niet persoonlijk als voorbeeld gesteld, maar wel het voorval, en hij heeft hun namen daarbij niet genoemd. Voor zover mij bekend zijn er geen verslagen van die bijeenkomsten gemaakt. De exacte bewoordingen zijn voor mij dan ook niet te achterhalen. Voor zover ik heb kunnen nagaan staat hierover niets op papier.

De leden van de SP-fractie willen ten slotte graag weten of het klopt dat er adviezen zijn van arbeidsrechtjuristen dat deze maatregelen niet opgelegd hadden moeten worden en of deze adviezen van arbeidsrechtjuristen zijn in te zien.

Bij deze zaak was in eerste instantie één arbeidsrechtjurist betrokken, die het traject heeft begeleid. Deze arbeidsrechtjurist heeft een advies uitgebracht ter voorbereiding van het te nemen besluit. Ik ben niet bereid om deze stukken openbaar te maken omdat ambtenaren in alle openhartigheid met elkaar en met het bevoegd gezag moeten kunnen communiceren. Ik ben wel bereid om u vertrouwelijk kennis te laten nemen van het advies.


X Noot
3

NRC.next, «Een goede ambtenaar doet zoiets niet», 19 februari 2016.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
7

NRC.next, «Een goede ambtenaar doet zoiets niet», 19 februari 2016.

Naar boven