28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 324 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2011

Op 28 april 2011 is door de Tweede Kamer de motie van de leden Marcouch (PvdA) en Hennis-Plasschaert (VVD) aangenomen1. Deze motie was ingediend naar aanleiding van het Algemeen Overleg Aanpak agressie en geweld tegen functionarissen met een publieke taak van 8 maart 2011 (kamerstuk 28 684, nr. 309). Met de motie wordt de regering opgeroepen om te werken aan een samenhangend juridisch kader waarmee de handelingen van publieke diensten kunnen worden gestaakt als gevolg van intimiderend en agressief gedrag van de cliënt. In deze brief geef ik u mijn reactie op deze motie.

De Arbeidsomstandighedenwet biedt de werkgever al mogelijkheden te reageren naar de dader ingeval van agressie en geweld. Soms voorziet ook specifieke wetgeving hierin. In dit verband zijn tussen de onderscheidende sectoren met een publieke taak sterke verschillen te zien. Dit heeft in belangrijke mate te maken met de aard van de publieke taak in de praktijk, als gevolg waarvan het «staken van de dienstverlening» verschillende effecten kan hebben. Bijvoorbeeld de effecten van het staken van levensreddende handelingen verschillen met die van het niet verstrekken van een bouwvergunning door een ambtenaar. Deze verschillen markeren de complexiteit om op korte termijn tot een samenhangend juridisch kader te komen. De vraag is of dat überhaupt mogelijk is.

Op dit moment worden de mogelijkheden om te komen tot een samenhangend juridisch kader in een interdepartementale werkgroep verkend.

In het najaar zal ik u hierover nader informeren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 28 684, nr. 314.

Naar boven