Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 28625 nr. 248 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 28625 nr. 248 |
Vastgesteld 5 juli 2017
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 19 juni 2017 over de antwoorden op vragen commissie over de stand van zaken inzake de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (Kamerstuk 28 625, nr. 246) en over de brief van 15 juni 2017 over het evaluatierapport Regeling Subsidiëring brede weersverzekering (Kamerstuk 31 710, nr. 68).
De vragen en opmerkingen zijn op 30 juni 2017 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 4 juli 2017 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie, Konings
Inhoudsopgave |
blz. |
|
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
II |
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris |
5 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben nog een aantal vragen naar aanleiding van de brief over de overheveling van middelen van de eerste naar de tweede pijler (Kamerstuk 28 625, nrs. 245 en 246).
De leden van de VVD-fractie constateren dat een eerder aangeleverd overzicht laat zien dat er nog veel financiële ruimte is binnen de tweede pijler, het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3). Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel middelen er in de tweede pijler (POP3) inmiddels gedeclareerd zijn, voor hoeveel middelen er een aanvraag is ingediend en hoeveel middelen er nog niet bestemd zijn? Deze leden ontvangen graag een overzicht per categorie. Wat is de onderbenutting in de tweede pijler geweest over de afgelopen periode (POP2)?
Welke voorwaarden zijn er om budgetten binnen de tweede pijler te verschuiven, vragen deze leden. Is dit eerder gebeurd? Zo ja, op welke onderdelen? Is de verwachting dat dit in de resterende looptijd nog gebeurt en zo ja, op welke onderdelen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de stand van zaken over de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma, de antwoorden van de Staatssecretaris op de schriftelijke vragen hierover en de brief over de evaluatie van de brede weersverzekering. Hierover hebben deze leden nog vragen.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat er nog nauwelijks geld is uitgegeven uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor de periode 2014–2020. Van het budget is nog maar 12% besteed. Dit jaar en de komende jaren komen er natuurlijk nog openstellingen, maar het is maar de vraag wat daarvan aangevraagd en uiteindelijk gedeclareerd gaat worden. Zo blijkt uit het financiële overzicht in de beantwoording op de schriftelijke vragen (Kamerstuk 28 625, nr. 246) dat van de openstelling van 110 miljoen euro in het jaar 2016 voor investeringen in materiële activa, maar verplichtingen zijn aangegaan voor 21 miljoen euro. En het is nog maar de vraag of dit bedrag van 21 miljoen euro ook helemaal gedeclareerd gaat worden. In dit licht zijn deze leden zeer verbaasd over het voorstel van de Staatssecretaris om de middelen voor inkomensondersteuning te verschuiven naar het plattelandsontwikkelingsbeleid. Zij begrijpen niet goed wat de redenatie is achter deze stap. Bij de implementatie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is ervoor gekozen om niet over te hevelen. Gezien de decentralisatie hebben provincies al een hele kluif aan de uitvoering van het POP. Terwijl het kabinet nu demissionair is, wil de Staatssecretaris geld dat normaal via inkomensondersteuning bij boeren terecht komt (en waarvoor ze dus moeten voldoen aan de vergroeningseisen) overhevelen naar het POP terwijl de budgetten in het POP zeer waarschijnlijk niet volledig besteed gaan worden. Kan de Staatssecretaris nader motiveren waarom hij hiervoor kiest, tegen het eerdere besluit van het kabinet in?
De afgelopen jaren hebben de leden van de CDA-fractie bij de Staatssecretaris erop aangedrongen dat er een betere en vlottere besteding komt van de POP-middelen. Continu hebben zij daar de Staatssecretaris over bevraagd. Nu blijkt uit de overzichten van de declaraties dat de huidige budgetten niet besteed worden. Kan de Staatssecretaris verklaren waarom hij niet inzet op kleine wijzigingen in de budgetten voor regelingen binnen het POP?
Voorts vragen deze leden waarom middelen voor agrarisch natuurbeheer niet uit een andere regeling van het POP, bijvoorbeeld het budget voor materiële activa, gehaald kunnen worden. Klopt het dat gezien ook beide regelingen gecofinancierd worden, hiervoor geen verdere nationale middelen gevonden hoeven te worden? Daarnaast zijn provincies ook verantwoordelijk voor het natuurbeheer, dus zullen zij er niet tegen zijn om in plaats van een regeling in materiële activa een regeling voor natuurbeheer te ondersteunen. Of zien deze leden dit verkeerd? Met andere woorden, waarom wordt niet uit deze regeling de 20 miljoen euro voor natuurbeheer gehaald, in plaats van uit het boerengeld? Waarom wil de Staatssecretaris de inkomenssteun en daarmee de concurrentiepositie van Nederlandse boeren verslechteren, terwijl daarvoor geen noodzaak is?
De leden van de CDA-fractie zijn voorstander van de brede weersverzekering en willen dat deze behouden blijft. Sterker nog, zij en de leden van de SGP-fractie hebben ervoor gepleit om de kosten van de brede weersverzekering voor boeren te verlagen door de assurantiebelasting voor deze verzekering eraf te halen (amendement van het lid Geurts c.s., Kamerstuk 34 552, nr. 27). In de evaluatie van de brede weersverzekering wordt ook geadviseerd de assurantiebelasting voor de brede weersverzekering te verlagen. Deze leden vragen de Staatssecretaris of hij bereid is dit te bespreken met de Minister van Financiën en ervoor te zorgen dat de belasting op deze verzekering in Nederland ongeveer hetzelfde wordt als in andere Europese landen het geval is.
De leden van de CDA-fractie vermoeden dat de Staatssecretaris, naast het verlagen van de inkomenssteun, gelden van de eerste naar de tweede pijler wil overhevelen omdat hij een tekort aan middelen heeft. Dit gezien hij de begrotingsreserve apurement inzet voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en het geld voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor het fosfaatreductieplan weer weg haalt bij de met tekorten kampende NVWA. Is dat niet op te lossen met andere middelen, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie willen tot slot de Staatssecretaris verzoeken om in gesprek te blijven met de vleesveehouderijsector, zodat binnen afzienbare tijd toch nog een betaalbare regeling voor deze prachtige, natuurvriendelijke sector met lokale afzet kan worden opgezet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken over de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma en het verslag van het schriftelijk overleg hierover. Zij stellen enkele aanvullende vragen.
Deze leden vragen een toelichting op de grote onderbesteding binnen het POP3-budget (met uitzondering van de brede weersverzekering en agrarisch natuurbeheer) en het gegeven dat slechts 12% van de beschikbare middelen gedeclareerd is. Op welke manier wordt de overige 88% van het budget in de komende twee jaar besteed? Hoe voorkomt de Staatssecretaris dat een deel van het budget weer teruggestort moet worden naar de Europese Commissie? Erkent de Staatssecretaris dat lidstaten kunnen kiezen voor een herschikking, met goedkeuring van het Comité van Toezicht en de Europese Commissie?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom de Staatssecretaris er niet voor kiest om binnen POP3-budget te verschuiven naar de brede weersverzekering en agrarisch natuurbeheer, in plaats van het overhevelen van budget van pijler 1 naar pijler 2. Deze keuze van de Staatssecretaris leidt immers tot het korten van toeslagrechten van de Nederlandse land- en tuinbouw met 4,5%, terwijl in pijler 2 sprake is van onderbesteding op andere terreinen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of voor het geld dat nu vanuit POP3 beschikbaar wordt gesteld cofinanciering door de overheid plaatsvindt, net zoals nu al gebeurt bij de brede weersverzekering. Dit draagt bij aan bescherming van boeren tegen schade en aan een grotere deelname aan de brede weersverzekering.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een nadere toelichting op de uitvoeringskosten van maximaal 5% (provincie) en 15% (RVO). Gaat dit percentage alleen over de Europese financiering, of ook over de nationale cofinanciering? Ook de provincie en de aanvragen maken uitvoeringskosten, onder meer in de vorm van voorbereidingskosten. Worden bij de genoemde percentages ook de tijd en kosten meegerekend die de provincie en de aanvrager maken? Worden ook de kosten voor projectleiding en projectadministratie meegerekend? Zo nee, hoe hoog zijn de uitvoeringskosten als ook deze kosten worden meegerekend?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat met provincies de mogelijkheid wordt besproken over besteding van POP3-middelen aan agrarisch natuurbeheer, gericht op behoud van boerenlandvogels, in lijn met de motie van het lid Dik-Faber (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 114). Deze leden lezen bovendien dat Rijk en provincies inzetten op het optimaliseren van weidevogelbeheer conform de aanbevelingen uit de ex ante evaluatie van het agrarisch natuurbeheer. Op welke termijn ontstaat hierover meer duidelijkheid? Op welke manier wordt aan de Kamer gerapporteerd over de uitvoering van bovenstaande motie en over de concrete besteding van POP3-middelen aan behoud van boerenlandvogels door middel van agrarisch natuurbeheer?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende Kamerstukken. Zij hebben nog enkele vervolgvragen.
De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen over de financiële stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van POP3 en de voorgestelde overheveling van budget vanuit pijler 1 naar pijler 2 ten behoeve van de brede weersverzekering en agrarisch natuurbeheer.
Kan de Staatssecretaris tabel 1 uit Kamerstuk 28 625, nr. 246 aanvullen met het totale beschikbare budget en het resterende, nog niet toegewezen budget voor de verschillende categorieën maatregelen? Is de veronderstelling juist dat voor enkele categorieën maatregelen een substantieel deel van het beschikbare budget nog niet benut is? Is de veronderstelling juist dat tijdige openstelling en beschikking van POP-middelen voor enkele categorieën een lastige opgave zal zijn en dat het onwenselijke scenario dreigt dat evenals bij POP2 op het laatste moment middelen verschoven moeten worden? Voorts vragen deze leden waarom de Staatssecretaris er niet voor kiest om middelen uit categorieën waar sprake is van dreigende onderbesteding, afgezien van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, te benutten ten behoeve van de brede weersverzekering en agrarisch natuurbeheer? Is de Staatssecretaris bereid deze optie in overweging te nemen?
De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen met betrekking tot de brede weersverzekering. De evaluatie laat zien dat de hoge premie, het hoge eigen risico en beperkte dekking de belangrijkste redenen zijn om geen brede weersverzekering af te sluiten. Dit ondanks de subsidiering via de Regeling brede weersverzekering. Ook met eventueel 10 miljoen euro extra budget blijft de doelstelling dat de meeste telers met open teelten een brede weersverzekering hebben buiten bereik. Het evaluatierapport geeft daarom in een van de aanbevelingen aan dat eventueel de hoogte van de assurantiebelasting aangepast kan worden. De leden van de SGP-fractie horen graag waarom de Staatssecretaris aanpassing van de assurantiebelasting in zijn reactie op het evaluatierapport links laat liggen. Is hij bereid, gelet op de genoemde doelstelling, aanpassing van de assurantiebelasting in overweging te nemen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben nog een aantal vragen naar aanleiding van de brief over de overheveling van middelen van de eerste naar de tweede pijler (Kamerstuk 28 625, nrs. 245 en 246).
De leden van de VVD-fractie constateren dat een eerder aangeleverd overzicht laat zien dat er nog veel financiële ruimte is binnen de tweede pijler, het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3). Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel middelen er in de tweede pijler (POP3) inmiddels gedeclareerd zijn, voor hoeveel middelen er een aanvraag is ingediend en hoeveel middelen er nog niet bestemd zijn? Deze leden ontvangen graag een overzicht per categorie. Wat is de onderbenutting in de tweede pijler geweest over de afgelopen periode (POP2)?
Er is geen geld meer beschikbaar in het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3). De reeds voorgenomen doelen blijven onverminderd belangrijk en moeten worden gehaald. Daarvoor is het volledige beschikbare budget nodig over de gehele periode. Omdat het POP-programma tot 2020 loopt, zijn op dit moment nog niet alle middelen besteed, maar alle middelen zijn wel bestemd. Het toevoegen van extra doelen zoals brede weersverzekering en agrarisch natuurbeheer aan het pakket kan daarom binnen het budget niet worden gerealiseerd zonder andere doelen die gezamenlijk met de sector en provincies tot stand zijn gekomen, los te laten.
Nederland heeft tot en met april 2017 in totaal € 106 miljoen gedeclareerd. Voor een overzicht van de hoeveelheid middelen waarvoor een aanvraag is ingediend verwijs ik naar tabel 1 uit mijn eerdere brief van 15 juni 2017 (Kamerstuk 28 625, nr. 246). In de periode 1 januari 2015–1 april 2017 is een bedrag van totaal € 310 miljoen aan aanvragen ontvangen.
Het POP3 is bij de start voor het overgrote deel gedecentraliseerd naar de provincies. Provincies zijn daarmee grotendeels verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van POP3.
Afgelopen 23 juni heb ik overleg gehad met de Europese Commissie, provincies en stakeholders in het Comité van Toezicht POP3 over de financiële voortgang van POP3. In het Comité van Toezicht is aan de hand van onderstaande tabel 1 inzicht gegeven in de ontwikkeling van de besteding van de middelen en de verwachte openstellingen in 2017 en 2018.
Tabel 1: Totaal EU-budget per maatregel (peildatum 1-5-2017)
Eind 2017 zal naar verwachting 74% van het totaal beschikbare budget zijn opengesteld. Dit percentage is inclusief de afgesloten collectieve contracten voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer1.
Provincies en het Rijk hebben de ambitie om het volledige nog resterende EU-budget van circa € 200 miljoen (26% van het EU-budget) in 2018 open te stellen.
Welke voorwaarden zijn er om budgetten binnen de tweede pijler te verschuiven, vragen deze leden. Is dit eerder gebeurd? Zo ja, op welke onderdelen? Is de verwachting dat dit in de resterende looptijd nog gebeurt en zo ja, op welke onderdelen?
Binnen de tweede pijler kunnen het Rijk en de provincies budgetten schuiven tussen maatregelen. Dit moet natuurlijk passen binnen de afspraken met de Europese Commissie over de te behalen doelen en prestaties én de bestuurlijke afspraken tussen het Rijk en de provincies. Binnen het Rijk is POP3-budget verschoven van de concept Garantstelling Marktintroductie Innovaties (GMI) naar de brede weersverzekering2. Zoals ik eerder in mijn brief van 15 juni 2017 heb aangegeven (Kamerstuk 28 625, nr. 246) spannen het Rijk en de provincies zich in om in 2018 het volledige budget open te stellen om daarmee zorg te dragen voor een tijdige besteding van het Europese geld.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de stand van zaken over de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma, de antwoorden van de Staatssecretaris op de schriftelijke vragen hierover en de brief over de evaluatie van de brede weersverzekering. Hierover hebben deze leden nog vragen.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat er nog nauwelijks geld is uitgegeven uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor de periode 2014–2020. Van het budget is nog maar 12% besteed. Dit jaar en de komende jaren komen er natuurlijk nog openstellingen, maar het is maar de vraag wat daarvan aangevraagd en uiteindelijk gedeclareerd gaat worden. Zo blijkt uit het financiële overzicht in de beantwoording op de schriftelijke vragen (Kamerstuk 28 625, nr. 246) dat van de openstelling van 110 miljoen euro in het jaar 2016 voor investeringen in materiële activa, maar verplichtingen zijn aangegaan voor 21 miljoen euro. En het is nog maar de vraag of dit bedrag van 21 miljoen euro ook helemaal gedeclareerd gaat worden. In dit licht zijn deze leden zeer verbaasd over het voorstel van de Staatssecretaris om de middelen voor inkomensondersteuning te verschuiven naar het plattelandsontwikkelingsbeleid. Zij begrijpen niet goed wat de redenatie is achter deze stap. Bij de implementatie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is ervoor gekozen om niet over te hevelen. Gezien de decentralisatie hebben provincies al een hele kluif aan de uitvoering van het POP. Terwijl het kabinet nu demissionair is, wil de Staatssecretaris geld dat normaal via inkomensondersteuning bij boeren terecht komt (en waarvoor ze dus moeten voldoen aan de vergroeningseisen) overhevelen naar het POP terwijl de budgetten in het POP zeer waarschijnlijk niet volledig besteed gaan worden. Kan de Staatssecretaris nader motiveren waarom hij hiervoor kiest, tegen het eerdere besluit van het kabinet in?
Zoals ik bij de beantwoording op de vragen van de fractie van de VVD al heb aangegeven verwacht ik dat met de door de provincies en het Rijk voorgenomen openstellingen het beschikbare EU-budget in 2018 volledig zal worden belegd. Daarmee zie ik geen mogelijkheden om binnen de tweede pijler extra financiële middelen beschikbaar te stellen voor de brede weersverzekering en het weide- en akkervogelbeheer. Door een overheveling vanuit pijler 1 is dit wel mogelijk. Ik kies hier voor omdat ik een voorspelbare hoogte van de premiesubsidie bij stijgend deelnemeraantal in de brede weersverzekering van belang vind voor de ontwikkeling en aantrekkingskracht van dit instrument en omdat ik het gewenst vind dat boeren die willen participeren in projecten voor agrarisch natuurbeheer kunnen worden geaccommodeerd terwijl nu de middelen daarvoor niet toereikend zijn.
De afgelopen jaren hebben de leden van de CDA-fractie bij de Staatssecretaris erop aangedrongen dat er een betere en vlottere besteding komt van de POP-middelen. Continu hebben zij daar de Staatssecretaris over bevraagd. Nu blijkt uit de overzichten van de declaraties dat de huidige budgetten niet besteed worden. Kan de Staatssecretaris verklaren waarom hij niet inzet op kleine wijzigingen in de budgetten voor regelingen binnen het POP?
Het POP3 is bij de start voor het overgrote deel gedecentraliseerd naar de provincies. Provincies zijn daarmee grotendeels verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van POP3 en maken daarbij een eigen afweging aan welke POP-maatregelen de middelen worden besteed. Ik treed daar niet in. Zoals ik in mijn antwoorden op vragen van de VVD-fractie heb aangegeven heb ik zelf eind 2016 de POP3-middelen die bestemd waren voor de GMI met ingang van 2017 ingezet voor de brede weersverzekering.
Komende jaren zullen provincies en Rijk als beheerders van een Europees fonds de schouders eronder blijven zetten om de doelen te bereiken en tijdig het Europese geld te besteden. Het bereiken van deze doelen is wel afhankelijk van goede initiatieven van de doelgroepen en tijdige afronding van de projecten waarvoor subsidie is verleend. Ik heb geen signalen van de provincie ontvangen dat er sprake is van dreigende onderbesteding.
Voorts vragen deze leden waarom middelen voor agrarisch natuurbeheer niet uit een andere regeling van het POP, bijvoorbeeld het budget voor materiële activa, gehaald kunnen worden. Klopt het dat gezien ook beide regelingen gecofinancierd worden, hiervoor geen verdere nationale middelen gevonden hoeven te worden? Daarnaast zijn provincies ook verantwoordelijk voor het natuurbeheer, dus zullen zij er niet tegen zijn om in plaats van een regeling in materiële activa een regeling voor natuurbeheer te ondersteunen. Of zien deze leden dit verkeerd? Met andere woorden, waarom wordt niet uit deze regeling de 20 miljoen euro voor natuurbeheer gehaald, in plaats van uit het boerengeld? Waarom wil de Staatssecretaris de inkomenssteun en daarmee de concurrentiepositie van Nederlandse boeren verslechteren, terwijl daarvoor geen noodzaak is?
Het Rijk en provincies hebben afgesproken dat de Europese middelen in de periode 2014 tot en met 2023 worden ingezet op de vijf thema’s innovatie, jonge landbouwers, water, agrarisch natuurbeheer en LEADER. Eerder heb ik bij de beantwoording van de vragen van de fractie van de VVD al aangegeven dat de provincies en het Rijk verwachten dat met deze openstellingen het volledige EU-budget belegd zal zijn.
Het is juist dat bij inzet vanuit de eerste pijler voor agrarisch natuurbeheer er geen aanvullende nationale cofinanciering benodigd hoeft te zijn. Een overheveling vanuit de eerste pijler leidt naar mijn mening niet tot een verslechtering van de concurrentiepositie omdat dit bedrag via de collectieven volledig aan de Nederlandse boeren ten goede komt.
De leden van de CDA-fractie zijn voorstander van de brede weersverzekering en willen dat deze behouden blijft. Sterker nog, zij en de leden van de SGP-fractie hebben ervoor gepleit om de kosten van de brede weersverzekering voor boeren te verlagen door de assurantiebelasting voor deze verzekering eraf te halen (amendement van het lid Geurts c.s., Kamerstuk 34 552, nr. 27). In de evaluatie van de brede weersverzekering wordt ook geadviseerd de assurantiebelasting voor de brede weersverzekering te verlagen. Deze leden vragen de Staatssecretaris of hij bereid is dit te bespreken met de Minister van Financiën en ervoor te zorgen dat de belasting op deze verzekering in Nederland ongeveer hetzelfde wordt als in andere Europese landen het geval is.
De leden van de CDA-fractie vermoeden dat de Staatssecretaris, naast het verlagen van de inkomenssteun, gelden van de eerste naar de tweede pijler wil overhevelen omdat hij een tekort aan middelen heeft. Dit gezien hij de begrotingsreserve apurement inzet voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en het geld voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor het fosfaatreductieplan weer weg haalt bij de met tekorten kampende NVWA. Is dat niet op te lossen met andere middelen, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie vragen of ik voor verlaging van de assurantiebelasting van de brede weersverzekering in overleg wil treden met de Minister van Financiën. Over de aanpassing van de assurantiebelasting is door uw fractie samen met de fractie van de SGP tijdens de Kamerbehandeling van het Belastingplan 2017 een amendement ingediend (Kamerstuk 34 552, nr. 27). Dit amendement is niet tot een Kamermeerderheid gekomen. Ik zie om deze reden geen aanleiding om op uw verzoek in te gaan.
Om de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te versterken is in 2016 besloten structureel 23,1 miljoen toe te voegen aan de bijdrage aan de NVWA. Daarnaast vindt er jaarlijks een beoordeling plaats van de omvang van de reserve (apurement) in relatie tot de correctievoorstellen en definitieve correctiebesluiten van de Europese Commissie. Op grond van de toen bekende voorstellen en besluiten van de Europese Commissie is de omvang van de begrotingsreserve aangepast, waardoor een deel van de reserve ingezet kon worden voor andere doelen, zoals de op dat moment noodzakelijke versterking van de NVWA.
De genoemde verandering van inzet van middelen tussen de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en de NVWA heeft een vergelijkbare achtergrond. Het budget van € 8 miljoen is in 2017 gereserveerd voor mogelijke transitiekosten voor het Zelfstandig Bestuursorgaan dier (ZBO dier). De verwachting is dat deze kosten niet in 2017 worden gemaakt en daarom wordt dit budget in het kader van het oplossen van problematiek binnen de EZ-begroting ingezet voor hogere uitvoeringskosten door RVO.nl als gevolg van het fosfaatdossier. Dit bedrag is niet aan de NVWA beschikbaar gesteld. Deze overheveling gaat dan ook niet ten laste van activiteiten van de NVWA.
De leden van de CDA-fractie willen tot slot de Staatssecretaris verzoeken om in gesprek te blijven met de vleesveehouderijsector, zodat binnen afzienbare tijd toch nog een betaalbare regeling voor deze prachtige, natuurvriendelijke sector met lokale afzet kan worden opgezet.
Zoals ik eerder in mijn brief van 15 juni 2017 heb gemeld zie ik momenteel geen mogelijkheden om de beschikbare POP-middelen voldoende efficiënt in te zetten voor de vleesveesector.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken over de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma en het verslag van het schriftelijk overleg hierover. Zij stellen enkele aanvullende vragen.
Deze leden vragen een toelichting op de grote onderbesteding binnen het POP3-budget (met uitzondering van de brede weersverzekering en agrarisch natuurbeheer) en het gegeven dat slechts 12% van de beschikbare middelen gedeclareerd is. Op welke manier wordt de overige 88% van het budget in de komende twee jaar besteed? Hoe voorkomt de Staatssecretaris dat een deel van het budget weer teruggestort moet worden naar de Europese Commissie? Erkent de Staatssecretaris dat lidstaten kunnen kiezen voor een herschikking, met goedkeuring van het Comité van Toezicht en de Europese Commissie?
Door middel van een notificatie is het mogelijk dat lidstaten bij de Europese Commissie een herschikking van het POP aanvragen. Zoals ik eerder in mijn antwoorden aan de VVD-fractie heb aangegeven verwacht ik dat het volledige budget in 2018 zal worden belegd. Ik zie daarom geen aanleiding voor aanpassing van het programma.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom de Staatssecretaris er niet voor kiest om binnen POP3-budget te verschuiven naar de brede weersverzekering en agrarisch natuurbeheer, in plaats van het overhevelen van budget van pijler 1 naar pijler 2. Deze keuze van de Staatssecretaris leidt immers tot het korten van toeslagrechten van de Nederlandse land- en tuinbouw met 4,5%, terwijl in pijler 2 sprake is van onderbesteding op andere terreinen.
Voor de beantwoording van bovenstaande vragen verwijs ik naar mijn antwoorden op vragen van de fracties van VVD en CDA.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of voor het geld dat nu vanuit POP3 beschikbaar wordt gesteld cofinanciering door de overheid plaatsvindt, net zoals nu al gebeurt bij de brede weersverzekering. Dit draagt bij aan bescherming van boeren tegen schade en aan een grotere deelname aan de brede weersverzekering.
Het bestaande budget dat sinds 2015 voor de brede weersverzekering beschikbaar is wordt gecofinancierd door de overheid. Het aanvullende budget bestaat voor 100% uit EU-middelen en wordt zonder cofinanciering beschikbaar gesteld.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een nadere toelichting op de uitvoeringskosten van maximaal 5% (provincie) en 15% (RVO). Gaat dit percentage alleen over de Europese financiering, of ook over de nationale cofinanciering? Ook de provincie en de aanvragen maken uitvoeringskosten, onder meer in de vorm van voorbereidingskosten. Worden bij de genoemde percentages ook de tijd en kosten meegerekend die de provincie en de aanvrager maken? Worden ook de kosten voor projectleiding en projectadministratie meegerekend? Zo nee, hoe hoog zijn de uitvoeringskosten als ook deze kosten worden meegerekend?
De uitvoeringskosten van RVO.nl voor de uitvoeringsvariant «maximaal provincie» bedragen ten hoogste 5% van het programmabudget. Voor de uitvoeringsvariant «maximaal RVO.nl» is dat 15%. Dit percentage is berekend ten opzichte van het totale programmageld. Dat betreft zowel de EU-bijdrage, als de nationale cofinanciering. De uitvoeringskosten van de provincies zijn bij mijn ministerie niet bekend.
De administratieve lasten van aanvragers maken geen deel uit van de uitvoeringskosten. Voor enkele maatregelen geldt dat voorbereidingskosten die direct ten goede komen aan het project subsidiabel zijn. Projectleiding is alleen subsidiabel als dit in de betreffende maatregel als een subsidiabele kostenpost is benoemd en als deze activiteit rechtstreeks ten goede komt aan de projectdoelstelling waarvoor de subsidie is verleend. Het voeren van de projectadministratie is geen subsidiabele activiteit.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat met provincies de mogelijkheid wordt besproken over besteding van POP3-middelen aan agrarisch natuurbeheer, gericht op behoud van boerenlandvogels, in lijn met de motie van het lid Dik-Faber (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 114). Deze leden lezen bovendien dat Rijk en provincies inzetten op het optimaliseren van weidevogelbeheer conform de aanbevelingen uit de ex ante evaluatie van het agrarisch natuurbeheer. Op welke termijn ontstaat hierover meer duidelijkheid? Op welke manier wordt aan de Kamer gerapporteerd over de uitvoering van bovenstaande motie en over de concrete besteding van POP3-middelen aan behoud van boerenlandvogels door middel van agrarisch natuurbeheer?
Dit najaar zal in overleg met de provincies verdere uitwerking plaatsvinden. Mijn doelstelling daarbij is om samen met provincies met behulp van GLB-middelen zowel een impuls te geven aan optimalisatie van de inspanningen (inrichting en beheer) binnen de gebieden die nu voor weide- en akkervogels worden beheerd, als het samen met de agrarische sector en andere belanghebbenden ontwikkelen van pilots waarin kan worden getoetst hoe een eenvoudiger en duurzamer grondgebonden GLB vanaf 2021 kan worden vormgegeven. Indien deze afspraken vanaf 2018 behoren te leiden tot activiteiten op boerenland, is het van belang dat de afspraken voor het einde van dit jaar worden gemaakt en de nadere invulling wordt gemeld bij de Europese Commissie. Daarbij vind ik dat ook provincies een bijdrage moeten leveren. Het is echter aan het nieuwe kabinet om definitieve afspraken te maken met provincies. Het ligt voor de hand dat de regering deze afspraken voor het eind van het jaar middels een brief doet toekomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende Kamerstukken. Zij hebben nog enkele vervolgvragen.
De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen over de financiële stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van POP3 en de voorgestelde overheveling van budget vanuit pijler 1 naar pijler 2 ten behoeve van de brede weersverzekering en agrarisch natuurbeheer.
Kan de Staatssecretaris tabel 1 uit Kamerstuk 28 625, nr. 246 aanvullen met het totale beschikbare budget en het resterende, nog niet toegewezen budget voor de verschillende categorieën maatregelen? Is de veronderstelling juist dat voor enkele categorieën maatregelen een substantieel deel van het beschikbare budget nog niet benut is? Is de veronderstelling juist dat tijdige openstelling en beschikking van POP-middelen voor enkele categorieën een lastige opgave zal zijn en dat het onwenselijke scenario dreigt dat evenals bij POP2 op het laatste moment middelen verschoven moeten worden? Voorts vragen deze leden waarom de Staatssecretaris er niet voor kiest om middelen uit categorieën waar sprake is van dreigende onderbesteding, afgezien van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, te benutten ten behoeve van de brede weersverzekering en agrarisch natuurbeheer? Is de Staatssecretaris bereid deze optie in overweging te nemen?
Zoals ik eerder bij mijn antwoorden aan de VVD-fractie heb aangegeven verwacht ik dat eind 2018 het volledige POP-budget zal zijn belegd. Op basis van deze afspraak zie ik vooralsnog geen aanleiding om provincies te verzoeken de middelen op een andere wijze in te zetten. Voor de overige vragen verwijs ik kortheidshalve naar mijn antwoorden op vragen van de VVD-fractie.
De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen met betrekking tot de brede weersverzekering. De evaluatie laat zien dat de hoge premie, het hoge eigen risico en beperkte dekking de belangrijkste redenen zijn om geen brede weersverzekering af te sluiten. Dit ondanks de subsidiering via de Regeling brede weersverzekering. Ook met eventueel 10 miljoen euro extra budget blijft de doelstelling dat de meeste telers met open teelten een brede weersverzekering hebben buiten bereik. Het evaluatierapport geeft daarom in een van de aanbevelingen aan dat eventueel de hoogte van de assurantiebelasting aangepast kan worden. De leden van de SGP-fractie horen graag waarom de Staatssecretaris aanpassing van de assurantiebelasting in zijn reactie op het evaluatierapport links laat liggen. Is hij bereid, gelet op de genoemde doelstelling, aanpassing van de assurantiebelasting in overweging te nemen?
Voor de beantwoording van bovenstaande vragen verwijs ik naar mijn antwoorden op vragen van de CDA-fractie.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam
Deze contracten zijn in 2016 afgesloten voor een periode van 6 jaar, maar zijn in dit overzicht meegenomen tot en met het jaar 2020. Omdat de overgangsregelingen naar POP4 op dit moment nog niet bekend zijn, is nog onduidelijk of genoemde contracten na 2020 gedeclareerd kunnen worden onder het huidige POP3.
Het betrof de uitruil van nationale en POP3 middelen tussen deze twee regelingen, die om technische redenen is doorgevoerd. Met Europese middelen was het namelijk voor banken lastig om garantstellingen te kunnen verstrekken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28625-248.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.