Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2013
Hierbij bied ik u aan het onderzoeksrapport «Feiten en Achtergronden van het huurbeleid
2013»1. Het betreft een analyse van de gegevens uit de CBS -huurenquête. U heeft in uw convocatie
aangegeven dit onderzoek te willen betrekken bij het Algemeen Overleg met uw Kamer
over het huurbeleid dat is voorzien voor 31 oktober as.
De afgelopen jaren was de maximale huurstijging gelijk aan de inflatie, 2013 is het
eerste jaar na deze periode waarin een maximale basishuurverhoging geldt die hoger
is: inflatie+1,5%. Ook is 2013 het eerste jaar waarin bij hogere inkomens een hogere
huurstijging mogelijk is: voor inkomens tussen € 33.614,– en € 43.000,– geldt een
maximale huurstijging van inflatie+2,0%, bij inkomens boven € 43.000,– is dit maximaal
inflatie+4,0%.
De gemiddelde huurstijging exclusief harmonisatie is uitgekomen op 4,1%. Voor huishoudens
met een inkomen tot € 33.614,– bedraagt dit percentage 3,9%, voor de beide andere
inkomensklassen zijn deze percentages 4,3% respectievelijk 5,1%. De hoogste inkomensgroep
heeft dus de hoogste huurstijging gekregen, maar bij deze groep is wel het minst gebruik
gemaakt van het maximum dat mogelijk is.
Bij 4,4% van de woningvoorraad is de huur bij het afsluiten van een nieuw huurcontract
opgetrokken. Het effect van deze huurharmonisatie is uitgekomen op 0,9%, voor het
gereguleerde deel van de woningvoorraad is dat 0,8%. De huurharmonisatie ligt daarmee
nagenoeg op gelijk niveau als vorig jaar (0,8%).
Het merendeel van de geharmoniseerde woningen blijft in het gereguleerde gebied: bij
woningcorporaties wordt 6% bij mutatie geliberaliseerd verhuurd, bij commerciële verhuurders
is dat 23%.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok