27 830 Materieelprojecten

Nr. 233 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 mei 2018

Hierbij bied ik u mijn reactie aan op de brief van 17 mei jl. van de vaste commissie voor Defensie (VCD) over de informatievoorziening over investeringen in materieel. In de bijlage treft u de antwoorden aan op de gestelde vragen.

Informatievoorziening

Het uitgangspunt is en blijft dat de Kamer vroegtijdig betrokken wordt bij behoeftestellingen en er geen onomkeerbare stappen worden gezet voorafgaand aan behandeling door de Kamer. Om hier invulling aan te geven hebben de Kamer en Defensie afspraken gemaakt over de informatievoorziening op dit gebied. Deze zijn opgenomen in de herziene brochure «DMP bij de tijd» van 3 februari 2017.

Naast deze gemaakte afspraken is er met de recent aan u aangeboden Defensienota (Kamerstuk 34 919, nr. 1) voor gekozen om de investeringsprojecten integraal voor de komende vijftien jaar te presenteren inclusief de planning op hoofdlijnen van de informatievoorziening via de bekende fases in het Defensie Materieel Proces (DMP). Het is voor het eerst dat Defensie op deze wijze een volledig overzicht van het investeringsprogramma op materieelgebied aan de Kamer voorlegt.

Ons voorstel is de Kamer jaarlijks vroegtijdig en integraal op de hoogte te stellen over de investeringsplannen via de jaarlijkse begroting (artikel 6) en het Materieelprojectenoverzicht (MPO). De Kamer krijgt daarmee meer inzicht en informatie over investeringsprojecten dan tot op heden gebruikelijk was. Deze wijze van informatievoorziening sluit aan bij de manier waarop het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de Kamer informeert over investeringen.

Aan de hand van de begroting en het MPO kan de Kamer integraal het investeringsprogramma met alle investeringsplannen behandelen, nog voordat alle A-brieven over de behoeftestelling zijn verstuurd. Het ligt in de rede de investeringsprojecten zoveel als mogelijk integraal te bespreken. Te denken valt aan twee momenten in het jaar, zoals bij het Wetgevingsoverleg Materieel in het najaar en een moment in het voorjaar.

Zoals in de Defensienota (Kamerstuk 34 919, nr. 1) aan u voorgelegd, beogen we dat de investeringsplanning de basis vormt voor de door Defensie te nemen investeringsbesluiten. Na de behandeling in de Kamer geven we daar uitvoering aan.

DMP-brieven

De Kamer blijft uiteraard door het jaar heen informatie ontvangen over de voortgang van in het investeringsprogramma opgenomen projecten op de wijze waarop dit vorig jaar in het herziene DMP samen met de Kamer is vastgelegd. Het betreft de behoeftestelling (A-brief), de onderzoeksfase (B-brief) en eventueel vervolgonderzoek (C-brief). Met de A-, B- en C-fasen worden geen onomkeerbare stappen gezet. Vanzelfsprekend kan de Kamer besluiten deze DMP-brieven afzonderlijk te agenderen voor een tussentijdse behandeling als daaraan behoefte bestaat.

De D-brieven over de verwervingsvoorbereiding ontvangt de Kamer nadrukkelijk ter behandeling, zodat er geen onomkeerbare stappen worden gezet (contractsluiting) voordat de Kamer deze D-brief heeft kunnen behandelen. Bij gemandateerde projecten ontvangt de Kamer de A-brief eveneens ter behandeling, omdat de Kamer bij deze categorie projecten geen verdere DMP-brieven meer ontvangt.

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser

1

Kunt u toelichten waarom de A-brief van het project Verwerving Combat Support Ship niet eerder naar de Kamer is gestuurd, hoewel dit project reeds in november 2017 in Kamerstuk 34 775 X, nr. 25 werd aangekondigd?

In de nota van wijziging van de ontwerpbegroting 2018 van 17 november vorig jaar (Kamerstuk 34 775 X, nr. 25) is vermeld dat Defensie € 400 miljoen extra krijgt voor de ondersteuning van de krijgsmacht. Bij de taakuitvoering van de Zeestrijdkrachten is onder meer sprake van een behoefte aan bevoorradingscapaciteit op zee. Deze behoefte was op dat moment nog niet definitief bepaald. De gedetailleerde integrale afweging van alle uitgaven en investeringen is gemaakt in de Defensienota. Daarom zijn de A-brieven, waaronder de A-brief van het project «Verwerving Combat Support Ship», pas uitgewerkt en verstuurd nadat de besluitvorming over de Defensienota door de ministerraad was vastgesteld.

2

Kunt u toelichten welke alternatieveninventarisatie heeft plaatsgevonden voor het project Verwerving Combat Support Ship?

3

Heeft Defensie voor het project Verwerving Combat Support Ship een kosten-batenanalyse uitgevoerd en zo ja, kunt u de resultaten daarvan met de Kamer delen?

Voor het tweede bevoorradingsschip (Combat Support Ship) is de benodigde technologische kennis grotendeels «van de plank» beschikbaar. Bovendien sluit Defensie aan bij het bestaande ontwerp van het Joint Support Ship (JSS) en wordt gebruikgemaakt van de ervaringen met de bouw daarvan. Het nieuwe bevoorradingsschip is kleiner dan het JSS maar zal zoveel mogelijk overeenkomen met het JSS ten aanzien van onder meer de architectuur en inrichting van het schip, het commandosysteem, de bewapening en het gebruik van dezelfde (sub)systemen.

Om redenen van nationale veiligheid is besloten voor het project zonder concurrentiestelling een offerte aan te vragen bij de bouwer van het JSS op grond van art. 346 VWEU. Binnen deze keuze voor aansluiting bij een bestaand ontwerp zijn er wel varianten mogelijk. De kosten en baten van deze varianten worden als kosten-batenanalyse in kaart gebracht als onderdeel van de verwervingsvoorbereiding (D-fase).

Tijdens de A-fase zijn de mogelijkheden voor internationale samenwerking onderzocht. Meerdere Europese landen beschikken over een vergelijkbare maritieme bevoorradingscapaciteit. Ten aanzien van de aspecten product, tijd en geld bleken de plannen van andere landen echter niet aan te sluiten bij die van Nederland. Dit leverde daarom geen alternatieve mogelijkheden op.

4

Heeft Defensie voor het project Verwerving Combat Support Ship een risicoanalyse uitgevoerd en zo ja, kunt u de resultaten daarvan met de Kamer delen?

In de A-fase van een project maakt Defensie een risicoanalyse volgens een vaste methode. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de omvang en de complexiteit van het project, de looptijd, de kennis waarover Defensie reeds beschikt en de mate waarin verder onderzoek nodig is. Op grond van deze analyse wordt de hoogte van de risicoreservering bepaald als percentage van de basisraming van het project. De basisraming en de risicoreservering vormen samen het projectbudget.

De risicoanalyse is ook uitgevoerd voor het project «Verwerving Combat Support Ship». Voor dit project is het risico beperkt tot gemiddeld. Het betreft een relatief eenvoudig project waarvan de technologie grotendeels «van de plank» beschikbaar is. De risicoreservering en de onderliggende risicoanalyse zijn commercieel vertrouwelijk en deze kunnen daarom niet in het openbaar met de Kamer worden gedeeld. De Kamer is over de risicoreservering commercieel vertrouwelijk geïnformeerd in de bijlage bij de A-brief (kenmerk BS2018003487).

5

Kunt u de vergelijkingsalternatieven en de resultaten van de uitgevoerde kosten-batenanalyse voor de MLU van de Fennek nader toelichten?

In de kosten-batenanalyse zijn drie opties bezien:

  • 1) Niets doen en de huidige Fennek blijven gebruiken,

  • 2) Uitvoeren van een Midlife Update (MLU), en

  • 3) Vervanging van de Fennek.

De resultaten van deze analyse zijn de volgende:

Optie 1: Niets doen. De veiligheidssituatie nu en tijdens de resterende levensduur zorgt ervoor dat de Fennek aan andere eisen zal moeten voldoen. Zonder MLU zal zowel de technische inzetbaarheid als de operationele relevantie van de Fennek verder afnemen terwijl de onderhoudskosten zullen stijgen. Dit is geen aanvaardbaar vooruitzicht.

Optie 2: MLU. Met een MLU kan de krijgsmacht blijven beschikken over betrouwbare en operationeel relevante Fennek-voertuigen tot aan het einde van de levensduur ongeveer in 2030. Verder zullen de onderhoudskosten van de Fennek beheersbaar blijven.

Optie 3: Vervanging. Vervanging van de Fennek-voertuigen vervult de operationele behoefte. Voor de vervanging is echter een aanzienlijke investering nodig die ongeveer het drievoudige bedraagt van het huidige MLU-budget. Omdat de technische inzetbaarheid en de operationele relevantie van de Fennek-voertuigen op dit moment al onvoldoende zijn, zou een vervanging uiterlijk in 2020 moeten beginnen. Als Defensie op deze korte termijn een dergelijk budget voor de vervanging beschikbaar zou stellen, zou dit leiden tot een aanzienlijke verdringing van andere investeringen. Deze optie is daarom minder wenselijk en haalbaar.

Op grond van de betaalbaarheid en de positieve verwachtingen ten aanzien van de technische inzetbaarheid en de operationele relevantie heeft Defensie voor de Fennek-voertuigen gekozen voor optie 2, de MLU.

6

Kunt u de vergelijkingsalternatieven en de resultaten van de uitgevoerde kosten-batenanalyse voor de Apache remanufacture nader toelichten?

In de kosten-batenanalyse zijn vier opties bezien:

  • 1. Niets doen en de huidige AH-64D gevechtshelikopter blijven gebruiken,

  • 2. AH-64D vloot moderniseren naar AH-64E vloot,

  • 3. AH-64D vloot vervangen door nieuwe AH-64E vloot, en

  • 4. Aanschaf ander type gevechtshelikopter.

Optie 1: Niets doen. Bij deze optie zullen de onderhoudskosten steeds verder toenemen terwijl de beschikbaarheid zal afnemen. Bovendien zal de Apache steeds minder geschikt zijn voor inzet tegen moderne dreigingen en zal de operationele relevantie dus steeds minder worden. Dit is niet wenselijk.

Optie 2: AH-64D vloot moderniseren naar AH-64E vloot. Deze optie levert een toekomstbestendige en betaalbare helikoptervloot op die interoperabel is met de Apache-helikopters van veel bondgenoten. De levensduur wordt verlengd tot ongeveer 2050.

Optie 3: AH-64D vloot vervangen door nieuwe AH-64E vloot. Deze optie levert net als optie 2 een toekomstbestendig helikoptervloot op die interoperabel is met de Apache-helikopters van veel bondgenoten. De investeringskosten zijn echter 30 tot 40 procent hoger dan bij optie 2.

Optie 4: Aanschaf ander type gevechtshelikopter. Deze optie zorgt voor de hoogste levensduurkosten. De aanschafkosten van een nieuwe gevechtshelikopter zijn aanzienlijk. De instandhoudingsketen moet opnieuw worden ingericht vanwege de overgang naar een nieuw type helikopter, in de wetenschap dat geen enkele andere gevechtshelikopter in vergelijkbare aantallen wordt geproduceerd. De schaalvoordelen van de Apache gaan daarmee verloren. Ook moet het operationele Apache-squadron leren omgaan met het nieuwe toestel. Als gevolg daarvan zal dit squadron gedurende enkele jaren sterk verminderd operationeel inzetbaar zijn.

Gezien de voordelen van optie 2 geeft Defensie aan deze optie de voorkeur. Dit kan door aan te sluiten bij een moderniseringsprogramma van de Amerikaanse landmacht. In de A-brief die de Kamer op 1 mei jl. heeft ontvangen (Kamerstuk 27 830, nr. 209) zijn de kostenvoordelen daarvan uiteengezet. Om dit mogelijk te maken moet Defensie uiterlijk op 31 juli a.s. een overeenkomst tekenen. Met het oog op behandeling tijdens het algemeen overleg Materieel van 21 juni a.s. zal de Kamer dan ook op korte termijn de D-brief ontvangen.

7

Kunt u toelichten hoe het onderzoek naar verwervingsalternatieven in de B-fase van het project Vervanging M-fregatten zal worden vormgegeven, nu reeds in de A-brief een verwervingsstrategie is opgenomen?

De voorbereidingen voor dit project, waaronder de aanloop naar de verwervingsstrategie, zijn reeds geruime tijd geleden begonnen. De vervanging van de M-fregatten is al in 2013 aangekondigd, maar door budgettaire oorzaken moest het project op de plank blijven liggen.

Zoals toegelicht in de A-brief is om redenen van nationale veiligheid op grond van art. 346 VWEU besloten om het project zonder concurrentiestelling aan te besteden bij de Nederlandse industrie. Nu de waarschijnlijke hoofdaannemer bekend is, zullen verwervingsalternatieven zich beperken tot onderdelen binnen het project zoals componenten en systemen. Binnen het uiteindelijke ontwerp zijn er variaties mogelijk, bijvoorbeeld op het gebied van innovatie, modulaire opzet en de snelheid van het schip. Deze variaties zullen op kosten en baten worden onderzocht in de B-fase van dit project.

Zoals opgenomen in de desbetreffende A-brieven, zijn de Ministers van Defensie van België en Nederland voornemens de twee Memoranda of Understanding (MoU’s) te ondertekenen over de gezamenlijke vervanging van de M-fregatten en van de mijnenbestrijdingscapaciteit. Dit zal gebeuren tijdens de Thalassa-bijeenkomst van België en Nederland in Brussel op 29 mei aanstaande.

De MoU’s vloeien voort uit de Letter of Intent over deze samenwerking die beide landen in november 2016 hebben getekend. Tijdens het algemeen overleg Materieel van 25 januari 2017 bleek in de Kamer brede steun te bestaan voor de samenwerking met België op marinegebied (Kamerstuk 27 830, nr. 198).

In beide MoU’s is niettemin een voorbehoud opgenomen van parlementaire behandeling. Nederland gaat pas contractuele verplichtingen aan voor de schepen na de behandeling van de D-brieven door de Kamer. De D-brief over het door België geleide project «Vervanging Mijnenbestrijdingscapaciteit» is voorzien voor het vierde kwartaal van 2018, afhankelijk van Belgische besluitvorming. Voor de D-brief van het door Nederland geleide project «Vervanging M-fregatten» is dat 2020.

8

Kunt u nader ingaan op eventuele risico’s van het project Midlife update Fennek in termen van product, tijd en geld?

Uit de risicoanalyse van de A-fase komt naar voren dat de risico’s van dit project gemiddeld zijn. Het betreft een MLU van een wapensysteem dat reeds op de helft van de levensduur is en waarvoor een volledig pakket aan maatregelen is samengesteld voor de geconstateerde technische en operationele tekortkomingen.

Ten aanzien van de factor «product» geldt dat voor de uitvoering alleen de hoofdleverancier in aanmerking komt. De hoofdleverancier heeft het wapensysteem ontwikkeld, beschikt als enige over alle benodigde kennis en informatie en kan de algehele verantwoordelijkheid dragen. Bovendien kan Nederland gebruik maken van de ervaringen van Duitsland dat reeds enkele aanpassingen heeft uitgevoerd aan haar Fennek-voertuigen. De benodigde onderdelen worden zo veel als mogelijk «van de plank» verworven. Hierdoor is het risico voor de factor «product» te overzien.

Ook voor de factor «tijd» is het risico te overzien. Defensie gaat uit van de productiecapaciteit van de leverancier en weet dat de leverancier over voldoende capaciteit beschikt voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Zoals gemeld in de A-brief heeft het project MLU Fennek een relatie met meerdere projecten. Vertragingen bij deze projecten zouden van invloed kunnen zijn op de voortgang van de MLU Fennek. Op dit moment heeft Defensie echter geen aanwijzingen dat er een vertraging zal optreden.

Op grond van de beheerste risico’s kan een betrouwbare financiële raming worden gemaakt. Zoals gebruikelijk bevat het projectbudget een risicoreservering. U bent hierover geïnformeerd met de commercieel-vertrouwelijke bijlage bij de A-brief (kenmerk BS2018002911).

9

Kunt u de stelling dat er geen sprake is van een groot risico bij het project Vervanging 127mm kanon LC-fregatten nader onderbouwen?

Uit de risicoanalyse van de A-fase komt naar voren dat de risico’s van dit project gemiddeld zijn. De aan te schaffen kanons zijn «van de plank» verkrijgbaar en het aantal aanbieders is beperkt. De kanons die in aanmerking komen, zijn al bij meerdere landen op verschillende typen schepen geïnstalleerd.

10

Wanneer kan de Kamer de DMP-brieven verwachten die in de Defensienota voor 2018 zijn aangekondigd maar nog niet zijn verstuurd?

Defensie streeft ernaar in de loop van dit jaar de volgende DMP-brieven naar de Kamer te sturen:

Tweede kwartaal:

  • D-brief Apache Remanufacture. Deze brief zal de Kamer spoedig ontvangen met het oog op het AO Materieel van 21 juni aanstaande.

  • D-brief MALE UAV (mogelijk derde kwartaal 2018)

Derde kwartaal:

  • A-brief Verwerving Area Access Denial

  • A-brief Operationele Infra en Geneeskundige Verbruiksgoederen

Vierde kwartaal:

  • B-brief Vervanging Onderzeebootcapaciteit

  • D-brief Vervanging Mijnenbestrijdingscapaciteit (afhankelijk van Belgische besluitvorming)

  • A-brief Midlife Update CV-90

  • A-brief Midlife Update Pantserhouwitser

  • A-brief Aanvullen Munitievoorraden

Van de volgende brieven is nog niet zeker of deze dit jaar zullen worden verstuurd. Dit hangt af van ontwikkelingen binnen deze projecten:

  • D-brief Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW), deelproject Containers

  • D-brief DVOW, deelproject voertuig 12kN Air Assault voor de luchtmobiele brigade.

De Kamer heeft in juni 2016 de A-brief van het project Defensie Operationeel Kledingsysteem (DOKS) ontvangen (Kamerstuk 34 300 X, nr. 91). De uitwerking van dit gemandateerde project wordt momenteel nader bezien. De Kamer zal hierover later dit jaar worden geïnformeerd.

11

Zijn er op de gebieden van vastgoed en wapensysteemgebonden IT de komende kabinetsperiode geen DMP-brieven gepland, aangezien deze niet in het investeringsprogramma van de Defensienota zijn opgenomen?

De Kamer zal vanzelfsprekend over concrete projecten van meer dan € 25 miljoen over vastgoed en wapensysteemgebonden IT worden geïnformeerd zodra dat aan de orde is. De investeringen in vastgoed en IT zijn in de Defensienota opgenomen in een structurele bandbreedte. Voor vastgoed is een bandbreedte van € 100 miljoen tot € 250 miljoen beschikbaar en voor IT geldt eenzelfde bandbreedte. Omdat op dit moment geen van de nieuwe projecten een omvang heeft van meer dan € 25 miljoen zijn op deze terreinen momenteel geen DMP-brieven voorzien. Zoals bekend zal de Kamer elk half jaar een rapportage ontvangen over IT. In het MPO wordt informatie opgenomen over de vastgoedprojecten.

Naar boven