Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 mei 2018
Graag voldoe ik aan uw verzoek gedaan tijdens de Technische Briefing op 22 mei jongstleden
om te verduidelijken wat het verschil is tussen het voormalig landelijk Elektronisch
Patiëntendossier (EPD) en MedMij.
Het landelijk EPD werd een aantal jaren gelden ontwikkeld als elektronisch uitwisselingssysteem
voor gegevensuitwisseling tussen zorgverleners (i.c. huisartsen, apothekers en medisch
specialisten). Doel was om de gegevensuitwisseling tussen zorgverleners een kwaliteitsimpuls
te geven en daarmee het grote aantal fouten door gebrekkige informatieoverdracht te
verminderen. Als de patiënt daarvoor toestemming zou geven konden gegevens vanuit
het zorgdossier van de ene zorgverlener door een andere behandelende zorgverlener
worden ingezien. Er was daarbij geen sprake van een centraal dossier maar alleen van
uitwisseling tussen medische dossiers, via een schakelpunt. Anders dan een veelgehoord
misverstand zouden gegevens decentraal bij de zorgaanbieder blijven en niet centraal
worden opgeslagen. Voor dergelijke decentrale dossiers, bijvoorbeeld in ziekenhuizen,
wordt overigens ook vaak de term EPD gehanteerd.
De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel dat voorzag in een verplichte aansluiting door
zorgverleners bij de landelijke infrastructuur (Kamerstuk 31 466) – het Landelijk Schakelpunt (LSP) – in april 2011 verworpen. Het beheer van het
Landelijk Schakelpunt is daarop overgenomen door de zorgpartijen zelf, verenigd in
de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ).
De Eerste Kamer heeft na het verwerpen van het wetsvoorstel de motie-Tan (PvdA) c.s.
aangenomen, over het niet voldoen van regionale elektronische patiëntendossiers aan
eisen in wetgeving (Kamerstuk 31 466, Y). In deze motie wordt de regering verzocht: «binnen de wettelijke kaders van WBP, BIG en WGBO te komen tot een nadere wettelijke
regeling van normen en standaarden voor zowel digitale dossiervorming en ontsluiting,
als de overdracht van gegevens eisen met betrekking tot de veiligheid, toezicht, handhaving
en sancties, inzage door de patiënt, het verstrekken van afschrift aan de patiënt
en transport van gegevens op verzoek van de patiënt, teneinde veilig digitaal transport
van gegevens (zowel pull als push) mogelijk te maken tussen zorgverleners binnen een
regio.»
Deze motie heeft geleid tot deWet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens
in de zorg, waarin onder meer het recht op digitaal afschrift is opgenomen. Dit artikel
zal per 1 juli 2020 in werking treden. Overigens kent de WGBO nu reeds een recht op
papieren inzage en afschrift.
Daar waar het landelijk EPD zich richtte zich op de elektronische gegevensuitwisseling
tussen zorgaanbieders, is MedMij vooral bedoeld om een invuling te geven aan het recht
op digitaal afschrift. Burgers krijgen zo zelf de beschikking over hun eigen gezondheidsgegevens.
Daarvoor worden op basis van het MedMij-afsprakenstelsel door marktpartijen persoonlijke
gezondheidsomgevingen ontwikkeld. Een dergelijk «PGO» is een digitaal hulpmiddel dat
– levenslang – te gebruiken is en waarmee de burger kan beschikken over zijn eigen
gegevens. Dat kunnen gegevens zijn die door de persoon zelf worden toegevoegd (bijvoorbeeld
door zelfmeting) of gegevens uit medische dossiers. MedMij stelt de spelregels op
waaraan persoonlijke gezondheidsomgevingen en de systemen van zorgverleners moeten
voldoen, zodat betrouwbaar en gestandaardiseerd informatie-uitwisseling tussen zorgverleners
en burgers kan plaatsvinden. MedMij is een initiatief van Patiëntenfederatie Nederland
en het Informatieberaad Zorg en is – net als het Landelijk Schakelpunt – géén database
van medische gegevens maar een (afspraken)stelsel. Elk PGO dat wordt toegelaten moet
voldoen aan strikte eisen ten aanzien van onder meer privacy en beveiliging.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins