Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 27428 nr. 308 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 27428 nr. 308 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juli 2015
Met deze brief informeer ik u, als vervolg op mijn brief van 2 oktober 20141 en het debat van 10 juni jl. (hierna: het debat), over de verder acties die ik wil ondernemen ten gunste van kwekers, mede naar aanleiding van recente uitspraken van de Grote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau in enkele octrooigeschillen. Tevens informeer ik u over de voortgang van het onderzoek naar de effecten van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht en de oprichting van het International Licensing Platform Vegetable. Verder ga ik nader in op enkele tijdens het debat ingediende moties en gestelde vragen.
Ik heb uw Kamer eerder gemeld dat ik grote zorgen heb over het feit dat de wereldvoedselvoorziening dreigt te worden geconcentreerd bij enkele multinationals en dat ik vrees dat dit ten koste gaat van de keuzevrijheid van kwekers, telers en consumenten, wat negatieve gevolgen kan hebben voor de voedselzekerheid. Ik wil verdergaande wijzigingen doorvoeren in het octrooirecht ten gunste van de kwekers waarvoor in ieder geval wijziging van de Europese regelgeving nodig zal zijn, maar wel met inachtneming van belangen van bedrijven in andere sectoren dan de plantenveredeling. Reden voor wijziging van het Europees octrooirecht bestaat te meer sinds de uitspraken van de Grote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau in de zogeheten broccoli- en tomaatzaken, waarin wordt uitgegaan van een ruime octrooieerbaarheid van plantgerelateerde uitvindingen. Ik vind dat een zorgwekkende ontwikkeling. Ik ben van mening dat de eigenschappen van plantenrassen vrij beschikbaar moeten zijn. Daarom zal ik voorafgaand aan en tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie volgend jaar initiatieven ondernemen om wijziging van Europese regelgeving te bespoedigen. Hieronder licht ik toe op welke wijze dat kan en welke acties ik daartoe nationaal, op Europees niveau en internationaal zal ondernemen.
In het debat is met uw Kamer gesproken over de uitgebreide veredelingsvrijstelling om de balans tussen kwekersrecht en octrooirecht te herstellen. Ook is gesproken over een alternatieve optie om dit doel te bereiken, namelijk het beperken van octrooieerbaarheid van uitvindingen. Hieronder licht ik beide opties toe.
Uitgebreide veredelingsvrijstelling
Een uitgebreide veredelingsvrijstelling is een filter aan de achterkant, namelijk pas na de octrooiverlening. Als eenmaal octrooi is verleend, moet het verleende octrooirecht gerespecteerd worden. Daarop zijn wel uitzonderingen denkbaar. De beperkte veredelingsvrijstelling is daar een voorbeeld van. Dankzij de beperkte veredelingsvrijstelling mag octrooirechtelijk beschermd biologisch materiaal gebruikt worden voor het kweken, of ontdekken en ontwikkelen van andere plantenrassen zonder toestemming van de octrooihouder(s). Voor de commerciële fase daarna blijft echter toestemming nodig van de octrooihouder(s), althans zolang de nieuwe kweekproducten eigenschappen hebben die worden bepaald door de gebruikte uitvinding. Deze toestemming is echter niet nodig indien ook voor de commerciële fase een vrijstelling zou worden geïntroduceerd in het octrooirecht. Dit is momenteel de optie die ook in uw Kamer de voorkeur heeft.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld2 en ook in het debat is toegelicht, zal voor het realiseren van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in elk geval de Biotechnologierichtlijn 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen (hierna: de Biotechnologierichtlijn) moeten worden gewijzigd en internationale overeenkomsten, waaronder de TRIPs-Overeenkomst. Ook de heer Trojan heeft in zijn rapport «Oplossingsrichtingen voor de problematiek van samenloop van octrooirecht en kwekersrecht in de plantenveredeling»3 aangegeven dat een beperking van octrooieerbaarheid naar verwachting sneller zal zijn te realiseren dan een uitgebreide veredelingsvrijstelling.
Beperking octrooieerbaarheid van plantgerelateerde uitvindingen
Als bepaalde plantgerelateerde uitvindingen worden uitgesloten van octrooieerbaarheid dan kan daarvoor geen octrooi meer worden verleend. Dat is een filter aan de voorkant van octrooiverlening en dat zal dus leiden tot minder octrooien. In het licht van de recente uitspraken van de Grote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau (zie verder) is het wenselijk deze mogelijkheid van beperking van octrooieerbaarheid niet bij voorbaat uit te sluiten. Afhankelijk van de mogelijkheden zou de Europese Commissie met een van het EOB afwijkende interpretatieve verklaring kunnen komen van de Biotechnologierichtlijn zonder dat een wijziging daarvan nodig is. Indien deze richtlijn wel moet worden gewijzigd, dan kan dat naar mijn inschatting zonder wijziging van de TRIPS-Overeenkomst omdat o.a. planten en dieren van octrooieerbaarheid kunnen worden uitgesloten.
In de Biotechnologierichtlijn is daar echter niet voor gekozen, maar voor bescherming van uitvindingen met betrekking tot biologisch materiaal, met uitzonderingen. Verdere beperkingen van octrooieerbaarheid van plantgerelateerde uitvindingen zijn denkbaar. Een dergelijke wijziging zal dus naar verwachting, vergeleken met invoering van een uitgebreide veredelingsvrijstelling, sneller kunnen worden gerealiseerd, omdat die richtlijnwijziging geen verdragswijzigingen met zich mee hoeft te brengen. Een uitgebreide veredelingsvrijstelling is bovendien niet meer nodig voor uitvindingen die niet langer octrooieerbaar worden verklaard, omdat daarvoor immers geen octrooirecht meer wordt verleend.
Momenteel houd ik beide opties open: zowel de beperking van octrooieerbaarheid als de invoering van een uitgebreide veredelingsvrijstelling. Daar heb ik ook goede gronden voor. Momenteel loopt namelijk nog het onderzoek van SEO Economisch Onderzoek naar effecten van een uitgebreide veredelingsvrijstelling op alle relevante sectoren. Ik wil op de uitkomsten daarvan niet vooruitlopen. Voorts is nog niet bekend of, en zo ja, met welke voorstellen de Europese Commissie zal komen en wat het standpunt is van andere Europese landen, zoals Duitsland en Frankrijk die eerst het verslag van de Europese Commissie willen afwachten vooraleer een standpunt daarover in te nemen.
Actieplan
In het debat heb ik uw Kamer aangegeven welke resultaten de afgelopen jaren al zijn bereikt die bijdragen aan het oplossen van de problematiek van samenloop van octrooirecht en kwekersrecht in de plantenveredeling en tot het herstel van de balans tussen die intellectuele eigendomsrechten (bijlage 14). De verdere concrete stappen die ik tot en met het Nederlandse voorzitterschap van de EU wil zetten, heb ik opgenomen in het reeds aangekondigde Actieplan. Deze stappen zal ik hieronder toelichten. Een overzicht is opgenomen in bijlage 25. Het streven is om dit actieplan verder uit te werken met gelijkgestemde lidstaten, met name Duitsland en Frankrijk.
Acties nationaal
Onderzoek afbakening en effecten uitgebreide veredelingsvrijstelling
In mijn brief van 2 oktober 2014 heb ik uw Kamer uitgebreid geïnformeerd over het onderzoek dat ik ben gestart naar een duidelijke afbakening van varianten van een uitgebreide veredelingsvrijstelling en de effecten van de invoering daarvan. Het is van belang het begrip uitgebreide veredelingsvrijstelling zorgvuldig af te bakenen, zodat dit recht doet aan belangen van kwekers en telers, maar ook aan belangen van octrooihoudende bedrijven in andere sectoren. Aan SEO Economisch Onderzoek te Amsterdam heb ik daarom opdracht gegeven om een onderzoek te verrichten naar mogelijke effecten van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht op sectoren zoals de chemische, biotechnologische, farmaceutische, cosmetische en de biobased industrie, maar ook op de plantenveredelingssector zelf. Het onderzoek bestaat o.a. uit een desk studie, interviews met deskundigen en een web-enquête onder bedrijven in de genoemde sectoren. Ik zal het rapport, met mijn beoordeling daarvan, naar verwachting in het najaar aan uw Kamer kunnen zenden. De resultaten daarvan wil ik kunnen gebruiken in de Europese discussie.
WUR-onderzoek octrooiaanvragen m.b.t planteneigenschappen uit de natuur
Aan de WUR is gevraagd om een beleidsstudie te doen waarin octrooiering van uitvindingen met betrekking tot natuurlijke eigenschappen (native traits) van planten wordt onderzocht. De resultaten van dit onderzoek kunnen behulpzaam zijn bij gebruik van octrooi-informatie bij plantenveredeling en bij de inzet voor introductie van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in het Europese octrooirecht ten behoeve van de plantenveredeling of alternatieven daarvoor. Het onderzoek omvat een verkenning van Europese octrooiaanvragen, verleende octrooien en erin voorkomende claims, uitgewerkt naar gewassen, typen en eigenschappen van planten. Bij de begeleiding van het onderzoek zijn de belangenorganisaties Plantum en HollandBio betrokken. U zult later dit jaar over dit onderzoek worden geïnformeerd.
Acties Europees
Ik wil verdergaande wijzigingen doorvoeren in het octrooirecht ten gunste van de kwekers. Ik zal mij daarom met kracht blijven inzetten voor wijziging van ten minste de Europese Biotechnologierichtlijn, die daarvoor nodig is. De Europese Commissie heeft een groep van deskundigen (Expert Group) ingesteld die haar zal bijstaan bij het opstellen van het verslag over de Biotechnologierichtlijn. Deze groep heeft o.a. nieuwe veredelingstechnieken en kwekersvrijstellingen als relevante onderwerpen geïdentificeerd. Het verslag van de Europese Commissie biedt het formele handvat om de problematiek politiek op de agenda te zetten.
Ik heb mij overeenkomstig de moties van Van Gerven6 en van De Liefde en Jacobi7 eerder gewend tot de Eurocommissaris voor de Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf. Ik heb een pleidooi gehouden voor de handelingsvrijheid van kwekers om octrooirechtelijk beschermd biologisch materiaal te gebruiken voor de ontwikkeling en commerciële exploitatie van nieuwe plantenrassen. Voorts heb ik verzocht om een spoedige voortzetting en afronding van de ingezette koers gericht op herziening van de Biotechnologierichtlijn met het oog op het gewenste herstel van de balans tussen octrooirecht en kwekersrecht in de plantenveredeling. De Eurocommissaris heeft mij laten weten dat de oprichting van een groep deskundigen, die de Commissie zal bijstaan bij het verslag, niet impliceert dat een wijziging van de Biotechnologierichtlijn vereist is of wordt overwogen. Ook de Europese Commissie wil dus eerst het verslag over de Biotechnologierichtlijn afwachten. Dit verslag wordt begin 2016 verwacht.
Ik zal mij, zoals ik ook aangaf in het debat, in de tussentijd tot de Europese Commissie wenden met het verzoek om een nadere duiding te geven van de recente uitspraken van de Grote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau in de zaken G 0002/12 inzake tomaten en G 0002/13 inzake broccoli (zie verder) in het licht van de daarvan afwijkende Nederlandse en Duitse octrooiwetgeving en een mogelijk andere interpretatie van de Biotechnologierichtlijn. Deze uitspraken van het EOB zijn voor mij mede aanleiding te verzoeken het onderwerp octrooirecht en plantenveredeling te agenderen voor de Landbouwraad en de Raad voor Concurrentievermogen.
Het is mijn inzet om tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU het onderwerp in Europa breed politiek op de kaart te zetten. Ik zal ter voorbereiding daarop het initiatief nemen om met gelijkgestemde landen, waaronder Duitsland en Frankrijk, een Position paper op te stellen om de discussie in Europa te versnellen. Ik bespeur ook in deze landen een groeiende ongerustheid over deze materie. Uit reeds gevoerde gesprekken op ambtelijk niveau blijkt dat in Frankrijk en Duitsland belangstelling bestaat voor het Nederlandse standpunt en bereidheid om met Nederland verder van gedachten te wisselen over mogelijkheden om het octrooirecht te wijzigen met betrekking tot plant-gerelateerde uitvindingen. Ik zal in mijn bilaterale contacten met andere Ministers aandacht hiervoor vragen en mijn ambities met hen bespreken. Vanuit mijn ministerie zal het onderwerp ook op hoog ambtelijk niveau bij de Europese Commissie aan de orde worden gesteld.
Acties internationaal
Tijdens het debat heb ik u ook gemeld dit onderwerp bij de FAO te agenderen.
Ik heb reeds tijdens een gesprek met de Directeur Generaal FAO, José Graziano da Silva, het onderwerp onder zijn aandacht gebracht om te bewerkstelligen dat dit onderwerp ook op de internationale agenda wordt opgepakt, o.a. in het licht van de International Treaty for Plant Genetic Resources for Food and Agriculture. Ik zal uw Kamer over de toekomstige voortgang daarbij informeren.
Recente beslissingen van het Europees Octrooibureau
De Grote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau (EOB) heeft op 25 maart jl. in de zaken G 0002/12 over tomaten en G 0002/13 over broccoli met een zeer uitgebreide motivering en uitleg beslist dat resultaten van werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten (zoals kruisingen of selecties) als uitvinding octrooieerbaar kunnen zijn, in tegenstelling tot die werkwijzen zelf die niet octrooieerbaar zijn. Kortom: klassieke veredelingswijzen zijn volgens de Grote Kamer van Beroep niet octrooieerbaar maar de resultaten ervan kunnen dat wel zijn, voor zover ze als uitvinding kunnen worden aangemerkt.
De Grote Kamer van Beroep geeft in beide beslissingen ook aan dat men zich bewust is van de ethische, sociale en economische aspecten in het publieke debat over dit onderwerp, maar dat de rol van de Grote Kamer van Beroep uitdrukkelijk beperkt is tot uitleg en duiding van het Europees Octrooiverdrag, uitgaande van algemeen aanvaarde beginselen bij de uitleg van internationale verdragen en dat zij geen mandaat heeft zich te mengen in wetgevingsbeleid. De Grote Kamer stelt ook vast dat de octrooiwetgeving van Nederland8 en Duitsland9 afwijken van de bewoordingen van artikel 53 (b) Europees Octrooiverdrag. In die landen zijn de voortbrengselen van werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten en dieren namelijk niet octrooieerbaar. Deze uitspraken van het EOB zullen naar verwachting leiden tot een toename van het aantal plantgerelateerde octrooien. Dat komt echter pas over enige tijd vast te staan nadat deze aanvragen verder door de Technische Kamer van Beroep getoetst zijn aan de octrooirechtelijke vereisten voor een uitvinding, namelijk nieuwheid, inventiviteit en industriële toepasbaarheid.
Ik ben ongelukkig met deze uitspraak van de Grote Kamer van Beroep. Een meer beperkte interpretatie, zoals reeds lang vervat in de Nederlandse wet en recentelijk ook in de Duitse wet, doet naar mijn mening meer recht aan de afbakening tussen octrooi- en kwekersrecht die met de Biotechnologierichtlijn werd beoogd. Dat betekent dat in mijn opvatting niet alleen een werkwijze van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten niet octrooieerbaar is, maar dat dit ook geldt voor het product ervan. Kwekers moeten het biologische materiaal van planten kunnen gebruiken voor het ontwikkelen (beperkte vrijstelling) maar ook voor het exploiteren van nieuwe rassen (uitgebreide vrijstelling).
Ik zal mij, zoals hiervoor uiteengezet, dan ook met kracht blijven inzetten voor wijziging van de Biotechnologierichtlijn door introductie van een uitgebreide veredelingsvrijstelling en/of beperking van octrooieerbaarheid van plantgerelateerde uitvindingen, die bijvoorbeeld het resultaat zijn van klassieke veredeling. Voor nieuwe plantenrassen als resultaat van kweekarbeid is immers al het kwekersrecht beschikbaar als intellectueel eigendomsrecht.
Op grond van de recente uitspraken van het EOB is de juridische situatie nu als volgt samen te vatten met betrekking tot de beschermbaarheid van resultaten van kweekarbeid op grond van het octrooirecht of op grond van het kwekersrecht, zoals weergegeven in de tabel.
Wat? |
Bescherming op grond van octrooirecht mogelijk? |
Bescherming op grond van hetkwekersrecht mogelijk? |
---|---|---|
Werkwijze (algemeen) |
ja |
nee |
Werkwijze van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten (zoals kruisingen of selecties) |
nee |
nee |
Product (algemeen) |
ja |
nee |
Product van een werkwijze van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten |
EOV: ja mits geen plantenras als zodanig NL en DUI wet: Nee |
ja alleen een plantenras |
Uit de tabel blijkt dat het kwekersrecht vergeleken met het octrooirecht beperktere mogelijkheden biedt om innovatieve resultaten in de plantenveredeling te beschermen. Het kwekersrecht wordt alleen verleend voor plantenrassen en niet voor andere creatieve prestaties (zoals uitvindingen met betrekking tot specifieke planteigenschappen). Het octrooirecht is in beginsel mogelijk voor elke uitvinding op het gebied van de plantenveredeling (mits de uitvoerbaarheid van die uitvinding zich technisch gezien niet beperkt tot een bepaald plantenras), met uitzondering van werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten, zoals kruisingen of selecties.
Het International Licensing Platform Vegetable
Op 13 november 2014 is tijdens het symposium van RVO Octrooicentrum Nederland en de Raad voor Plantenrassen het succesvolle resultaat bekend gemaakt van het overleg tussen 11 groentezaadveredelingsbedrijven dat heeft geleid tot de oprichting van het International Licensing Platform (ILP), inmiddels omgedoopt tot International Licensing Platform Vegetable.
Het doel van het ILP is groenteveredelingsbedrijven snel en tegen acceptabele voorwaarden toegang te verlenen tot biologisch materiaal dat beschermd wordt door een octrooi. Het lidmaatschap van het ILP staat open voor alle geïnteresseerde partijen (met of zonder octrooien). Er is inmiddels een website ontwikkeld, www.ilp-vegetable.org, waarop meer informatie is te vinden, waaronder een openbaar patentregister waarin inmiddels 123 octrooien zijn opgenomen. Het ontwikkelde licentiesysteem is eenvoudig, efficiënt en transparant en garandeert leden toegang tot elkaars octrooien en dus tot het betrokken biologische materiaal. Van mededingingsrechtelijke aspecten is een grondige analyse gemaakt door specialisten op het gebied van mededinging in de EU en de V.S., die concludeerden dat de gekozen oplossing geen mededingingsrechtelijke problemen oplevert in de EU en de V.S.
Onlangs is een twaalfde lid tot het ILP toegetreden. Diverse andere bedrijven hebben ook al belangstelling getoond.
Tijdens het debat is ook aandacht gevraagd voor deelname van meer bedrijven aan dit ILP. Ik ben bereid me in te zetten voor verdere uitbreiding van het ILP Vegetable. Ik zal in overleg treden met het ILP om te bezien op welke wijze mijn betrokkenheid het beste kan worden vormgegeven.
Plantum, de branchevereniging van Nederlandse kwekers, ziet voor zichzelf een rol om soortgelijke initiatieven te bevorderen, voor andere gewassen dan groenten, bijvoorbeeld voor de landbouw, sierteelt en fruitteelt.
Het licentieplatform is een van de oplossingen uit het rapport Trojan10 en kan gezien worden als een belangrijke bijdrage tot herstel van de balans tussen octrooirecht en kwekersrecht, ook wanneer over eventuele verder gaande wettelijke maatregelen nog geen internationale overeenstemming is bereikt.
Antwoord op resterende vraag en nadere appreciatie van ingediende moties
Rol van ACM en Europese Commissie
Tijdens het debat heeft uw Kamer gevraagd welke mogelijkheden er zijn voor het toepassen van het mededingingsrecht op een mogelijke fusie van veredelingsbedrijven. De Mededingingswet en het Europees recht stellen kaders waarbinnen bedrijven met elkaar de concurrentie aan kunnen gaan. De drie belangrijkste onderdelen van de Mededingingswet en het Europese mededingingsrecht zijn het kartelverbod, het verbod van misbruik van een economische machtspositie en toezicht op concentraties. Op een mogelijke concentratie (fusie of overname) van (veredelings)bedrijven is het concentratietoezicht van toepassing wanneer de omzet van de bij de fusie betrokken bedrijven boven bepaalde omzetgrenzen uitkomt. Als dat het geval is, moeten de fuserende bedrijven de fusie bij de toezichthouder melden. In Nederland is de toezichthouder de ACM, in Europa is dit de Europese Commissie. De toezichthouder toetst of de voorgenomen concentratie de mededinging op de markt significant beperkt. De toezichthouder kan besluiten de concentratie goed te keuren, onder voorwaarden toe te staan (bijvoorbeeld onder de voorwaarde dat bepaalde bedrijfsonderdelen worden afgestoten) of besluiten geen vergunning af te geven. Als de omzet van de fuserende bedrijven de omzetgrenzen niet overschrijdt, dan is de concentratie vanuit mededingingsrechtelijk perspectief zonder meer toegestaan.
Ik zal de ACM en de Europese Commissie wijzen op de plannen tot fusie met of overname van Syngenta en een eventueel besluit van de ACM of de Europese Commissie in het kader van de mededingingsrechtelijke fusietoets met interesse afwachten, mede vanuit opgebouwde octrooiposities van betrokkenen in o.a. de zaadveredeling en gewasbeschermingsmiddelen.
Motie Ouwehand (Kamerstuk 27 428, nr. 302)
In de motie werd de regering verzocht om het standpunt uit te dragen bij de Europese Commissie dat het kwekersrecht niet in gevaar mag worden gebracht door TTIP. Mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking merk ik hierover op dat ik het belang van het kwekersrecht bij herhaling onder de aandacht breng van de Europese Commissie.
Het zou immers ongewenst zijn indien de wereldvoedselvoorziening wordt geconcentreerd bij enkele multinationals. TTIP mag daarom niet een belemmering zijn voor het Nederlandse streven om de eerder in deze brief genoemde onbalans tussen kwekersrecht en octrooirecht te herstellen.
Ten aanzien van de intellectuele eigendomsrechten (waaronder het kwekersrecht) zijn er nog geen concept-onderhandelingsteksten (van Europese of Amerikaanse zijde) beschikbaar. In het onderhandelingsmandaat11 dat de Commissie van de lidstaten heeft gekregen worden op het vlak van intellectuele eigendomsrechten alleen de geografische aanduidingen expliciet genoemd. De Commissie zal op de andere onderdelen van intellectueel eigendom (waaronder dus ook het kwekersrecht) zeer terughoudend zijn en bij consultaties met lidstaten zal hier door Nederland ook op worden aangedrongen.
Daarnaast zoekt het kabinet al geruime tijd actief de dialoog over TTIP met uw Kamer en met een breed en divers publiek. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 8 juni jl. nog een brief naar uw Kamer gestuurd waarin uitgebreid wordt ingegaan op TTIP en de dialoog met de samenleving12. TTIP is een belangrijke overeenkomst voor Nederland voor wat betreft de internationale handel, maar dat neemt niet weg dat Nederland ook zorgen heeft. Dat geldt ook voor het onderwerp van de motie van het lid Ouwehand. Gelet op het voorgaande acht ik de motie overbodig en ontraad ik deze.
Motie Van Dijk (Kamerstuk 27 428, nr. 304)
In de motie is uitgesproken dat het onaanvaardbaar is indien patenten op gewassen of op eigenschappen van planten of dieren onderdeel worden van de TTIP-onderhandelingen. Ik heb deze motie ontraden om inhoudelijke redenen die ik hier nog nader toelicht en die los staan van enige relatie met TTIP. Blijkens de considerans van de Biotechnologierichtlijn verdienen biotechnologische uitvindingen rechtsbescherming om kostbare investeringen te kunnen terugverdienen o.a. vanwege het grote belang ervan voor het milieu, gezondheid van mens en dier, voedselvoorziening en hongerbestrijding in de wereld. Indien afspraken over patenten voor plant- of diergerelateerde uitvindingen in TTIP geheel onmogelijk zouden worden gemaakt, zal dat ook schade toebrengen aan andere sectoren dan de plantenveredeling, zoals de sectoren chemie, farmaceutische industrie en bedrijven actief in de biobased economy. Het is dus van belang afbakeningen te vinden in wat wel en niet octrooieerbaar mag zijn met betrekking tot uitvindingen waarin biologisch materiaal een rol speelt, met inachtneming van de belangen van de veredelingssector en van de andere genoemde sectoren. Het volledig uitsluiten van plant- of diergerelateerde uitvindingen, ook die geen betrekking hebben op bijvoorbeeld resultaten van klassieke veredeling, zou een rem op innovatie kunnen zetten, niet alleen in de plantenveredeling, maar ook in andere sectoren. Een dergelijke ontwikkeling acht ik ongewenst.
Motie Dikkers, Ouwehand en Van Dijk (Kamerstuk 27 428, nr. 306)
In de motie werd de regering verzocht om onderzoek te doen naar de mogelijkheden, binnen de regels met betrekking tot staatssteun, van een fonds waarop veredelaars een beroep kunnen doen als het ze aan financiële middelen ontbreekt wanneer ze de juridische strijd moeten aangaan met grote patenthouders, en de Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek uiterlijk dit najaar te informeren. Ik heb met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bezien wat de mogelijkheden zijn voor een fonds waarop kleine veredelaars een beroep kunnen doen als het hun aan middelen ontbreekt om een patent aan te vechten. Het kan dan zowel gaan om oppositie tegen een verleend octrooi als in verweer tegen beweerdelijke inbreuk op een octrooi. De fondsen van BuZa/OS zijn vooral gericht op bedrijven in ontwikkelingslanden en niet gericht op in Europa gevestigde bedrijven die voor Europese landen verleende octrooien willen aanvechten. Europeesrechtelijk gezien is steunverlening voor dergelijke juridische acties bovendien zeer gecompliceerd omdat de overheid dan in feite tussen bedrijven gaat discrimineren. Een fonds staat bovendien haaks op mijn inzet om dit belangrijke onderwerp niet verder te juridiseren en het zal leiden tot grote uitvoeringslasten. Zoals ik in het debat al aangaf, zie ik meer in crowd funding voor de financiering van rechtszaken, indien het belang ervan groot genoeg wordt geacht door de deelnemers. Ik blijf deze motie dan ook ontraden.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
Rijksoctrooiwet 1995, artikel 3, lid 1, aanhef en sub d: «Niet vatbaar voor octrooi zijn: [...] werkwijzen van wezenlijk biologische aard, geheel bestaande uit natuurlijke verschijnselen, zoals kruisingen of selecties, voor de voortbrenging van planten of dieren alsmede de hierdoor verkregen voortbrengselen«.
Patent Gesetz § 2a (1): «Patente werden nicht erteilt für 1. Pflanzensorten und Tierrassen sowie im Wesentlichen biologische Verfahren zur Züchtung von Pflanzen und Tieren und die ausschließlich durch solche Verfahren gewonnenen Pflanzen und Tiere.»
Kamerstuk 27 428, nr. 236, bijlage, «Oplossingsrichtingen voor de problematiek van samenloop van octrooirecht en kwekersrecht in de plantenveredeling».
document ST 11103/13 van 9 oktober 2014 – http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-11103–2013-DCL-1/en/pdf.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27428-308.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.