27 428 Beleidsnota Biotechnologie

Nr. 230 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 mei 2012

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu hebben op 5 april 2012 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu overbiotechnologie en kwekersrecht.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Van der Ham

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Snijder-Hazelhoff

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Franke

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff

Griffier: Peen

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Snijder-Hazelhoff, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Ormel, Ouwehand, Van Bemmel, Van Gerven, Dikkers, Dijkgraaf en El Fassed,

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, en staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg over biotechnologie en kwekersrecht. Ik heet de bewindslieden en hun staf en de aanwezigen op de publieke tribune welkom.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Dit debat over biotechnologie bepaalt ons bij de staat van onze cultuur, een cultuur waarin we de natuur door de bril van de wetenschap en de techniek bekijken en waarin alles wat nut heeft, goed is. Een utilistisch uitgangspunt schiet met betrekking tot biotechnologie echter tekort en het wetenschappelijk-technisch beheersingsideaal is een chronische vorm van zelfoverschatting. Om dat te beseffen hoef je niet per se te geloven dat God deze wereld gemaakt heeft en dat mensen geroepen zijn om te beheren in plaats van te beheersen. Terughoudendheid ligt ook voor de hand met het oog op veiligheid en redelijke beheerbaarheid. Mijn fractie wil waken voor het vertechniseren van planten, het ongeremd rommelen in geschapen structuren en het verjuridiseren van biologisch materiaal.

Ik ga daarom eerst in op cisgenese. Ik ben verheugd dat naar aanleiding van mijn motie om aanvullend onderzoek te doen naar de veiligheid van cisgenese een paar goede rapporten zijn verschenen. In het EFSA-rapport, dat op 16 februari jl. verscheen, worden klassieke veredeling en cisgenese vergeleken en wordt geconcludeerd dat cisgenesegewassen even veilig zijn als conventioneel veredelde gewassen. In januari verscheen bovendien het eindrapport van de Europese Working Group New Breeding Technologies, waarin wordt geadviseerd om cisgenesegewassen zonder soortvreemd DNA niet als ggo aan te merken. Ik ben erg benieuwd naar het oordeel van de staatssecretaris over deze rapporten. Is hij het met de ChristenUnie eens dat deze rapporten voldoende basis zijn om vereenvoudiging van de regelgeving voor cisgenese te starten? Is hij bereid, zich in Europa ervoor in te zetten dat cisgenese niet langer onder de ggo-regelgeving valt? Volgens onze fractie zouden zulke stappen innovatie in het mkb enorm helpen. Cisgenese is niet alleen veilig, maar ook ethisch verantwoord en biedt goede mogelijkheden voor het behalen van milieuwinst, bijvoorbeeld het terugdringen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Tegelijk vraag ik om een kritische houding ten opzichte van nieuwe veredelingstechnieken waarbij soortgrenzen wel worden overschreden. Welke veredelingstechnieken zouden net als cisgenese buiten de ggo-regels kunnen vallen? Welke beoordelingscriteria acht de staatssecretaris daarbij van belang? Ik hoor de staatssecretaris daarbij ook graag over de ethische afwegingsaspecten.

Mijn fractie maakt zich zorgen over de uitwerking van de co-existentieafspraken. De HPA-verordening co-existentie is in werking getreden. Mogen we daaruit afleiden dat er ook een schadefonds is ingesteld en een regeling voor monitoring is getroffen? Als dat niet het geval is, dan moet de staatssecretaris wat onze fractie betreft als de wiedeweerga met de betrokkenen om tafel gaan zitten om de afspraken over co-existentie verder uit te werken.

In Europa wordt nog altijd gesproken over de nationale bevoegdheden met betrekking tot het weigeren van ggo-teelt van gewassen. We horen graag de meest recente stand van zaken.

Het kwekersrecht functioneert uitstekend. Deze vorm van intellectueel eigendom past goed bij de sector. Innovaties worden ermee beschermd zonder doorontwikkeling af te snijden. In een evaluatie van de Europese kwekersrechtverordening kreeg het kwekersrecht een tien met een griffel. Dat is iets om trots op te zijn. Er werd echter gewaarschuwd voor de verstorende werking van het octrooirecht. De inzet op veredelingsvrijstellingen is dus van groot belang. Over de beperkte veredelingsvrijstelling komen we in mei te spreken. De brede kwekersvrijstelling vraagt om een wat langere adem. De staatssecretaris constateert mij wat te losjes dat uit een internationale inventarisatie blijkt dat er geen behoefte is aan een brede kwekersvrijstelling in het octrooirecht. Een groenteboer op de markt zegt ook niet schouderophalend dat niemand zin heeft in aardbeien, maar schreeuwt de longen uit zijn lijf om zijn aardbeien te verkopen. Mijn fractie zou graag zien dat uit een volgende inventarisatieronde blijkt dat meer landen het belang van een beperkte ingreep of hernieuwde interpretatie van de Bio-octrooirichtlijn inzien. Voor Nederland is de veredelingssector belangrijk. Een brede kwekersvrijstelling is daarom belangrijk. Tegen de staatssecretaris zeg ik: doe uw best! Ik stel hem daarbij de vraag wat hij gaat ondernemen om een brede kwekersvrijstelling in de Bio-octrooirichtlijn voor elkaar te krijgen. Hoe en wanneer trekt hij de landen die daar het belang nog niet van inzien over de streep? Kunnen we ieder kwartaal een update krijgen van de inventarisatie? We moeten het goed functioneren van het kwekersrecht actief onder de aandacht brengen.

Het is mooi dat de sector zelf ook een dialoog is gestart om dit dossier vlot te trekken. We hebben echter inmiddels van minister Verhagen gehoord dat een bedrijf uit dat overleg is gestapt. Weet de staatssecretaris om welke speler dat gaat? Is deze speler van dusdanig formaat dat de resultaten van de sectordialoog in gevaar worden gebracht? Welke gevolgen heeft het opstappen van deze deelnemer voor het proces en het eindresultaat?

Tot slot heb ik een praktische vraag. Is er inmiddels voldoende duidelijkheid over wie het aanspreekpunt is bij het octrooi- en kwekersrecht? Is dat de staatssecretaris van EL&I of is dat de minister? Het is goed als de Kamer dit weet, maar ik denk ook dat de aanwezigen op de publieke tribune daar behoefte aan hebben.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. De agenda bevat zo veel onderwerpen dat ik niet op alles kan ingaan. Ik zal mij beperken tot vijf onderwerpen.

Het eerste onderwerp is de stand van zaken rond de veredelingsvrijstelling en het octrooirecht. We zijn verheugd met de benoeming van de heer Trojan tot onafhankelijk voorzitter van een overleg tussen alle partijen die grote belangen hebben op dit onderwerp. We moeten de uitkomsten van dit overleg afwachten. We hebben wel gevraagd, onder meer via de motie-Koopmans, om enige voortgang in het proces te houden. Verwacht de regering dat het lukt om, zoals in de motie is verwoord, voor het begin van het zomerreces 2012 tot een soort eindconclusie te komen? Er ligt een advies van de Raad van State over de verenigbaarheid van de veredelingsvrijstelling met het TRIPs-verdrag en richtlijn 98/44/EG. Dit advies is nog niet bekendgemaakt. Zou het niet handig zijn voor het overleg dat gaande is om het wel bekend te maken, zodat men daar kennis van kan nemen? Verder hopen we dat de balans tussen octrooi en kwekersvrijstelling zal worden hersteld door dit overleg.

Het tweede onderwerp is het ontwerpbesluit ggo 2012. In de brief van het kabinet van 9 februari jl. staat dat dit ontwerpbesluit relevant is voor de veiligheid van mens en milieu. Dat is zo, maar in dit ontwerpbesluit worden nogal wat beperkingen opgelegd rond gentherapie. Er zijn ontwikkelingen gaande op het terrein van gentherapie waardoor ziekten aangepakt kunnen worden waarbij dat tot voor kort niet mogelijk was. Het is echter wel gentherapie, waardoor mensen die er gebruik van maken conform dit besluit als stier Herman moeten worden opgesloten en nooit meer in het milieu mogen rondlopen. Dat kan natuurlijk niet. In onze buurlanden gaat men daar wat soepeler mee om. Daar kan ingeperkt gebruik van gentherapie sneller en eenvoudiger worden toegestaan. Dat wil zeggen dat gentherapie in de ontwikkelingsfase kan worden getest op mensen. Dat is voor belang van de innovatie van wetenschappelijk onderzoek in Nederland en van belang voor het welzijn van mensen. Waarom zou dat hier niet kunnen terwijl het in onze buurlanden wel kan?

De enorme ontwikkelingen rondom synthetische biologie vragen om een vernieuwende kijk op veiligheidsaspecten voor mens en milieu. De administratievelastendruk moet verder worden verminderd. Wij zouden dan ook zeer graag voor het einde van het jaar een nota van de regering willen hebben over verdere aanpassing van het ontwerpbesluit ggo aan nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen en over gewenste wet- en regelgeving voor synthetische biologie.

Het derde onderwerp betreft de teelt van ggo's op grondgebied van EU-lidstaten. Wij zijn verheugd met de brief van de regering van 4 april waarin de regering het vertrouwen in de EFSA uitspreekt. Wij delen dat vertrouwen. Wij vinden dat sprake moet zijn van een afweging waarbij men voorwaarts kan met genetisch gemodificeerde plantaardige producten. Als die zijn toegestaan door de EFSA, dan moeten ze ook kunnen worden toegepast in Nederland. We hebben niet voor niets de co-existentieafspraken, waarover mevrouw Wiegman zo-even enkele nadere technische vragen stelde. We moeten daar voorwaarts in. Ook daar zijn onder meer van mijn hand moties over ingediend. Wij vragen het kabinet om te bewerkstelligen dat uitzonderingsposities voor Europese lidstaten mogelijk zijn. Lidstaten die problemen hebben met de teelt van ggo's kunnen dan een uitzondering krijgen en lidstaten die voorwaarts willen gaan, zoals Nederland, kunnen voorwaarts gaan.

Het vierde onderwerp. Wij hebben gisteren het rapport van de EFSA ontvangen waarin staat dat cisgenese met T-DNA-borders niet te onderscheiden is van klassieke veredeling. De EFSA raadt aan om ten aanzien van transgenese en intragenese de case-by-casebenadering toe te passen, maar bij cisgenese niet meer. Wij sluiten ons daarbij aan en vragen de regering dat te bewerkstelligen.

Tot slot het vijfde onderwerp. Enkele kabinetten terug heb ik een pleidooi gehouden voor een onafhankelijke raad voor ethiek en biotechnologie. De tijd was daar toen niet rijp voor. Nu blijkt onverminderd dat voor- en tegenstanders van innovatieve ontwikkelingen elkaar in de haren vliegen met volksgezondheids- en milieuargumenten, terwijl eigenlijk sprake is van fundamentele ethische verschillen van inzicht. We moeten daarover praten en het beestje bij de naam noemen. De COGEM geeft trendanalyses, maar kijkt vanuit haar genen primair naar de risico's voor mens en milieu. Er komt van alles aan. Er lopen nu al genetisch gemodificeerde koeien in Australië, er wordt in Korea al varkensvlees gegeten met visvetzuren en er wordt al geprobeerd om mammoeten en dinosaurussen te klonen. We moeten daarover een ethische afweging maken vanuit de kernvraag dat niet alles wat mogelijk is, moet kunnen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Staatssecretaris Bleker reageerde vanochtend al erg geprikkeld toen ik duurzame palmolie een fabeltje noemde. Kennelijk houdt hij er niet van als fabeltjes worden doorgeprikt. Dat motiveert mij weer om daar nog even mee door te gaan op deze mooie aprilochtend. Het volgende fabeltje dat ik doorprik is dat genetische manipulatie honger de wereld uit zou helpen. Het is namelijk geen oplossing voor problemen als droogte en verzilting. Genetische manipulatie is een omstreden techniek die maar een doel dient, namelijk het doel van grote multinationals als Monsanto, BASF en Syngenta: snel veel geld verdienen ongeacht de consequenties voor dieren, natuur, milieu, burgers, boeren en consumenten wereldwijd. Die consequenties zijn groot en bekend: monopolisering van ons voedsel, grootschalig gifgebruik en ernstig dierenleed. Genetische manipulatie is slecht voor duurzaamheid in de wereldwijde landbouw. Zo concludeerde ook een hoogleraar plantenfysiologie aan de Universiteit van Amsterdam – u weet wel, zo'n onafhankelijke universiteit – na een terugblik op vijftien jaar gentechlandbouw. In het debat vandaag draait het ook om keuzevrijheid voor boeren en consumenten. Als we de bijdrage van het CDA beluisteren, moeten we concluderen dat het de keuze al heeft gemaakt. Boeren die zelf biologisch zouden willen telen, kleine boeren, worden aan hun lot overgelaten. Het CDA zegt: geef Monsanto maar alle macht in handen. Keuzevrijheid is een waarde die zowel de Kamer als het kabinet zeggen hoog te hebben, maar die ernstig onder druk staat, gezien de brieven op de agenda van vandaag. Keuzevrijheid houdt in dat men kan kiezen voor gentechvrij.

De heer Ormel (CDA): De geachte afgevaardigde Ouwehand van de PvdD legt mij woorden in de mond. Ik heb niet gezegd dat ik opkom voor bedrijven als Monsanto. Dat zal blijken uit het verslag van dit overleg. Ik vraag u, voorzitter, om in de gaten te houden dat hier dingen worden gezegd die kloppen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Waarvan akte. Ik kan tegen de heer Ormel zeggen dat ik de consequenties van zijn betoog maar even duidelijk wil maken. Zo kan iedereen horen, met name de boeren, wat de gevolgen zijn van het beleid waar het CDA voor kiest.

Keuzevrijheid houdt in dat men kan kiezen voor gentechvrij. Dat boeren en consumenten in Europa op grote schaal die keuze maken, heeft nota bene BASF ertoe bewogen om de Europese gentechmarkt maar te vergeten. Dat is mede dankzij onder anderen onze aardappeltelers, die de BASF-gentechaardappel weigerden te telen. Ik vind die telers verstandige mensen. Zijn de staatssecretarissen dezelfde mening toegedaan en zijn zij bereid, deze aardappeltelers een hart onder de riem te steken en een beleidswijziging in te zetten?

Keuzevrijheid voor boeren en consumenten kunnen we alleen garanderen door een sluitende labeling van gentechproducten, zowel van het zaaizaad als van de producten in de winkel die gentechingrediënten hebben. Het systeem hebben we, maar het blijkt moeilijk te zijn om te controleren of alles wel gelabeld is. Daaraan moeten we niet gaan morrelen door vormen van gentech vrij te stellen van de vergunningsplicht of door toelatingen van vormen van gentech te versoepelen. Cisgenese is zo'n vorm. Dat de EFSA heeft geoordeeld dat de veiligheid ervan net zo groot is als van klassieke veredeling, los van het gegeven dat het RIKILT daar andere dingen van vindt, doet daar niets aan af. Er spelen bij de afwijzing van gentech, onder andere door biologische boeren, ook ethische argumenten. Zij willen die techniek gewoon niet gebruiken. De politiek moet die keuze mogelijk maken, ongeacht wat zij van die keuze vindt. Dit betekent dat de vrijstelling of versoepeling van toelatingsprocedures voor cisgenese of andere nieuwe technieken gewoon niet aan de orde kan zijn. Bionext maakt zich grote zorgen, zoals blijkt uit de brief die deze organisatie aan de Kamer heeft gestuurd.

Nijmegen gentechvrij. Wat een dappere gemeente, wat een dapper besluit. Maar helaas, dit kabinet wil veel beleid decentraliseren, maar op het moment dat een gemeente geen gentech op haar grond wil, bemoeit het zich ermee en zegt het: ho eens even, dat beslissen wij wel even. Ik begrijp dat niet. Laat de boeren daar in hun waarde en laat de gemeenteraad die beslissing nemen.

De EFSA heeft – laat ik het vriendelijk zeggen – een tik op de vingers gekregen van de Europese ombudsman vanwege belangenverstrengeling. Recentelijk is een nieuwe klacht in behandeling genomen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb een vraag over het vorige punt. Geldt dat wederkerig? Stel dat nationaal besloten wordt dat er geen megastallen mogen komen, maar dat de gemeenteraad in Barneveld besluit dat die wel zijn toegestaan op het grondgebied van die gemeente. Zou mevrouw Ouwehand vinden dat dit wel mag?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De gemeenteraad in Barneveld handelt in dat geval in strijd met artikel 21 van de Grondwet, waarin duidelijk wordt gesteld dat de overheid zorg draagt voor een gezonde leefomgeving. Dat voorbeeld lijkt mij niet aan de orde.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat dacht ik al. Het geldt dus alleen als het mevrouw Ouwehand uitkomt in haar politieke kraam.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Nee, het geldt als het zittende kabinet de Grondwet niet respecteert. Ik ben ervoor dat een gemeente in al haar wijsheid besluit dat daar een ander beleid tegenover moet staan. Een gemeente moet daar zelf verstandiger dingen mee doen dan dit of een ander kabinet van plan is. Een voorbeeld is Amsterdam, waar het recht op onderwijs voor kinderen wordt nageleefd, ook al wil het kabinet andere dingen. Fundamentele rechten eerst. Onze Grondwet moeten we niet uit het oog verliezen.

Voorzitter. Er ligt zoals gezegd een klacht bij de Europese ombudsman over de EFSA. Het Europees Parlement weigert de jaarrekening van deze club goed te keuren vanwege de kennelijke belangenverstrengeling. Al jaren is bekend dat experts die werken voor de grote jongens van het bedrijfsleven beslissen over de veiligheid van producten waar ze zelf aan verdienen. De nieuwste stunt van de EFSA is dat zij een ex-werknemer van Monsanto in de raad van bestuur wil. De staatssecretaris heeft vervolgens het lef om de Kamer een briefje te sturen waarin hij schrijft dat niet deze belangenverstrengeling de voedselveiligheid bedreigt, maar de mensen die deze foute boel aan het licht brengen. Ik weet dat het kabinet zelf ook nauw aanschurkt tegen het bedrijfsleven met de door hem geroemde gouden driehoek, maar deze toon had zelfs ik niet verwacht. Ik verwacht excuses van de staatssecretarissen. Daarnaast verwacht ik van hen dat zij hun werk gaan doen: het borgen van de veiligheid van burgers in dit land. Als we zo blind op de adviezen van de EFSA varen, zoals dit kabinet doet, moeten we er zeker van zijn dat die adviezen kwalitatief goed zijn. Die zekerheid hebben we simpelweg niet. Ik wil een onafhankelijk onderzoek naar de gang van zaken bij de EFSA. Tot die tijd moeten er geen toelatingen plaatsvinden op basis van haar adviezen. Als dit niet gebeurt, dien ik een motie hierover in.

Ik herhaal dat het van groot belang is om het kwekersrecht te waarborgen. Er gebeurt te weinig. Nu blijkt ook Wageningen Universiteit de grootste aanvrager te zijn van octrooien op het gebied van de plantenveredeling. Ik vraag de staatssecretaris hoe het kan dat de universiteit waar hij zeggenschap over heeft, zo duidelijk tegen de wil van de Kamer ingaat. Ik krijg daarop graag een toelichting.

Er is enorme ellende met het klonen van dieren. We hebben daar heel kritische rapporten over gezien. Er is geen duidelijkheid over. In Europa wordt niet hard genoeg gewerkt aan dit vraagstuk. Deelt de staatssecretaris die mening? Wat gaat hij doen? We kunnen niet achteroverleunend zitten wachten op Brussel. Dat is geen goede uitvoering van de aangenomen motie.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik wil niet echt woordvoerder namens Wageningen Universiteit zijn, maar heb toch een verduidelijkende vraag. Vindt mevrouw Ouwehand het terecht als in Nederland door universiteiten of bedrijven patenten op techniek aangevraagd worden? Vindt zij dat we dit zo moeten houden? We moeten inderdaad wel scherp onderscheid maken. Er mogen geen patenten worden aangevraagd op levend materiaal, zoals planten. Dat wordt met het kwekersrecht beoogd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik maak mij er zorgen over dat wij belastinggeld steken in een universiteit, waarna er mogelijk geld vloeit naar private patenten. Ik wil daar heel graag duidelijkheid over en wil dat de staatssecretaris daarover in gesprek gaat met Wageningen Universiteit. Op dit moment is mij niet duidelijk of het belastinggeld dat wordt uitgegeven aan Wageningen uiteindelijk resulteert in private patenten waarvan de Kamer heeft gezegd dat we dit eigenlijk niet moeten willen.

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Het is een mooi, technisch onderwerp. Ik denk dat een groot aantal partijen hetzelfde over het onderwerp denkt. Vandaag ga ik in op drie belangrijke onderwerpen: de kwekersproblematiek, genetisch gemodificeerde gewassen en uiteraard de EFSA, de European Food Safety Authority.

De belangrijkste taak van de EFSA bestaat uit het verlenen van onafhankelijk advies aan de Europese Commissie, het Europees Parlement en de individuele lidstaten over alle aangelegenheden in verband met de voedselveiligheid. De EFSA beoordeelt risico's voor de voedselketen, alle kwesties die van invloed kunnen zijn op de voedselveiligheid in Europa. Zij doet dat op basis van een wetenschappelijke beoordeling. Al sinds 2008 zijn de schandalen bekend. Vorig jaar noemden we zelfs de bewuste personen bij naam. Mevrouw Diána Bánáti, voorzitter van de raad van bestuur van de EFSA, zou verborgen hebben dat zij eerder deel uitmaakte van het International Life Sciences Institute. De Belgische wetenschapper Suzy Renckens stapte over van het EU-agentschap naar Syngenta, een bedrijf dat zich onder meer op gmo's richt. Daarnaast bleken vier van de vijftien EFSA-leden zich schuldig te maken aan belangenverstrengeling. Hoe zit het met deze mensen? Zijn ze inmiddels met pek en veren de EFSA uit gedirigeerd? Zo nee, kunnen we de EFSA dan nog als een neutraal orgaan beschouwen? Hoe is het mogelijk dat deze autoriteit weigert openheid van zaken te geven, waardoor nu zelfs de Europese Commissie en het Europees Parlement moeten ingrijpen in de begroting? Hoeveel vertrouwen heeft de staatssecretaris nog in dit orgaan? Welke acties heeft de staatssecretaris genomen na onze oproep vorig jaar om de EFSA eens nader onder de loep te nemen?

Ik kom te spreken over genetisch gemodificeerde gewassen. De PVV onderschrijft het belang van de ontwikkelingen op het gebied van gmo's. Vooralsnog is er nog geen toonaangevend onderzoek dat wijst op gevaren van gmo's. Echter, de beoordeling wordt gedaan door de EFSA. In hoeverre kan deze autoriteit dit soort gewassen moedwillig blokkeren of juist toelaten in het kader van eventuele belangenverstrengeling? Dit is een belangrijk punt om duidelijkheid over te krijgen. De EFSA gaat case-by-case beoordelen of gmo-dierproeven al dan niet moeten plaatsvinden. Mijn fractie is van mening dat dierproeven enkel in het uiterste geval mogen worden ingezet en dus absoluut geen standaardmiddel mogen worden, zoals sommige lidstaten beogen. De EFSA is een behoorlijk gevoelig dossier. De voedselzekerheid en het dierenwelzijn zijn in handen van deze autoriteit. Wij zijn van mening dat er geen enkele verdenking van belangenverstrengeling mag zijn. Wij willen dat de staatssecretaris ervoor pleit dat een ieder die ook maar enigszins onder verdenking staat, uit zijn positie wordt gezet. Pas als dit gebeurd is, kan het orgaan als neutraal beschouwd worden en mag wat ons betreft de Europese markt opengesteld worden voor gmo's.

Een ander heet hangijzer in dit debat is het octrooi- en kwekersrecht. Het kwekersrecht geeft aan de houder van het kwekersrecht het alleenrecht voor de verhandeling van zaad en vermeerderingsmateriaal. Rassen met kwekersrecht mogen wel door anderen vrij gebruikt worden voor het maken van kruisingen. Dit houdt in de praktijk in dat een kweker kosteloos gebruik mag maken van de uitvinding van een andere kweker om zo tot een nieuwe soort te komen. De bestaande soort mag hij niet kosteloos commercialiseren, maar bij de nieuw ontstane soort mag dat wel. Het gevolg is dat de sector altijd blijft innoveren en dat nieuwe producten tot stand komen.

Octrooirecht is anders. De Europese regelgeving maakt het niet mogelijk om levend materiaal te octrooieren. Syngenta en Monsanto willen nu de eigenschappen in dat levende weefsel octrooieren. Dat lijkt een maas in de wet te zijn. Dit levert mogelijk grote voedselafhankelijkheid op van een klein aantal grote bedrijven. Dat moeten we niet willen. Ik was onlangs op werkbezoek bij een prachtig bedrijf, genaamd Rijk Zwaan. De directeur van dit bedrijf vertelde vol trots dat hij vader is van zes kinderen. Ik liet mij ontvallen dat dit mooi is, met name bij een zaadveredelingsbedrijf. Ik durf deze grap als vader van een wat groter gezin te maken. Vorige jaar pleitte ik ervoor om de sector zelf met een oplossing te laten komen. Ik heb dat steeds gezegd, want ik sta voor de ondernemers. Laat de markt het alsjeblieft zelf doen. De overheid moet zich er niet te snel mee bemoeien. Ondertussen hoor ik de heer Dijkgraaf praten. Heeft hij een nog groter gezin?

De heer Dijkgraaf (SGP): Wij spraken even over de definitie van «groot gezin» en van megastal. Ik heb een gezin van drie kinderen. We vroegen ons af of je een gezin met zes kinderen groot moet noemen.

De heer Van Bemmel (PVV): Ik win het van u.

Ik vervolg mijn betoog, want het is een serieus debat. Wij zijn er voorstander van dat de markt dit zelf regelt. Vorig jaar werd ik in het debat hierover geïnterrumpeerd door de PvdA, die vroeg hoe lang ik zou wachten. Voor ons is onderhand ook de tijd gekomen om de staatssecretaris te vragen hoe het zit. Moeten we, als de overleggende partijen er nog steeds niet uitkomen, niet toch wat meer druk op de ketel gaan zetten om te komen tot een volledige kwekersvrijstelling? Ik zeg nogmaals dat wij een beperkte kwekersvrijstelling waarbij innoveren en doorontwikkelen is toegestaan, maar waarbij wel een licentie moet worden gekocht zodra een product wordt gecommercialiseerd, een holle frase noemen. Op een gegeven moment krijg je midden in het veredelingsproces, dat bijvoorbeeld zeven of soms wel twintig jaar kan duren, te maken met allerlei claims vanwege het octrooirecht. Dat moet je gewoon niet willen. Wij staan voor een open en volledige kwekersvrijstelling. Afhankelijkheid van een beperkt aantal bedrijven is altijd slecht. Laten we dit nu eens voorgoed regelen.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Het is van groot maatschappelijk belang dat de voedselproductie met geoctrooieerd zaaigoed niet in handen komt van een beperkt aantal agrochemische multinationals. De bloeiende Nederlandse veredelingssector moet ook voor de langere termijn behouden blijven. Hiervoor is een inperking van het octrooirecht nodig middels de uitgebreide kwekersvrijstelling. De Kamer heeft hierop herhaaldelijk aangedrongen. Recentelijk is dat vervat in de breed gesteunde motie-Koopmans, waarin wordt gevraagd om inbouw van de beperkte kwekersvrijstellingen in opmaat naar een volledige kwekersvrijstelling. In de brief aan Eurocommissaris Barnier staan de woorden «volledige kwekersvrijstelling» niet genoemd. Ik wil van de staatssecretaris weten of dit zo spoedig mogelijk wordt rechtgezet door expliciet het einddoel van volledige kwekersvrijstelling te bespreken, zeker in het gesprek met Barnier. Waarom wordt er getreuzeld bij het sturen van de herziening van de Nederlandse Rijksoctrooiwet aan de Kamer?

Ik kom te spreken over het sectoroverleg, waarover ik tijdens een vorig debat een motie heb ingediend. Er moet zo snel mogelijk een eindverslag komen, maar ergens lijkt er een saboteur in het spel te zijn. We praten daar namelijk al ontzettend lang over. Er is inmiddels een voorzitter gekozen. Er is natuurlijk niets tegen goed overleg, maar het mag geen excuus zijn om toch stappen vooruit te zetten. Ik begrijp dat Monsanto is afgehaakt en krijg daar graag een toelichting op. Ik heb begrepen dat de sierteelt niet bij het overleg is betrokken. Dat zou een vreemde zaak zijn, want het betreft juist hen.

Bij de voortgang van de wetenschap kunnen genetische eigenschappen gedetecteerd en ingebracht worden. Het inbrengen van een genetische eigenschap op een genconstruct kan echter niet secuur gebeuren. De geneigenschappen worden er als het ware naartoe geslingerd. Dan is het maar hopen dat ze op de goede plek terechtkomen. Op een andere plek kunnen deze geneigenschappen zich anders en onvoorspelbaar gedragen. Daarom moet elk genetisch veranderd gewas per geval op veiligheid en milieueffect beoordeeld worden. Deze case-by-casebenadering staat ook in de Biotechrichtlijn en de richtlijn van de Europese voedselveiligheidsorganisatie EFSA. Centraal staat daarbij het voorzorgprincipe. In de voorliggende ontwerprichtlijn genetisch gemodificeerde organismen wordt deze benadering echter losgelaten. In Nederland kan straks collectief toestemming voor veldproeven gegeven geworden met de zogenoemde vergunning onder vaste voorwaarden, waarbij gesproken wordt van vergelijkbare werkzaamheden of typen genetisch materiaal. De onvoorspelbaarheid van de techniek rechtvaardigt het loslaten van de case-by-casebenadering echter niet. Ook is het waarschijnlijk niet in overeenstemming met de Europese regelgeving en met de aanhangige Europese regelgeving en is het makkelijk aan te vechten in te verwachten procedures.

De collectieve benadering laat veel ruimte voor interpretatie en willekeur, wat we niet moeten willen. In het belang van een houdbare en secure wet- en regelgeving wil ik de staatssecretaris vragen, in de adviesaanvraag aan de Raad van State expliciet aandacht te vragen voor de door mij geschetste problematiek. Hetzelfde geldt voor de vraag of de overheid niet verplicht is, de locatie van de veldproeven nog preciezer aan te geven, gezien de uitspraken van het Europese Hof. De boer in het aangrenzende perceel heeft er volgens ons recht op, te weten dat er genetisch gemodificeerde gewassen groeien. Gezien de vele uitspraken van de Raad van State in dezen ten gunste van openbaarmaking lijkt een advies hier op zijn plaats voordat het besluit in werking treedt. Wanneer wordt het co-existentieoverleg hervat? Klopt het dat in de richtlijn staat dat het bedrijfsleven zijn eigen risicobeoordeling vorm kan geven? Dat kan toch niet waar zijn?

Ik kom toe aan de genetische modificatie tussen dezelfde plantensoorten. Hieruit kunnen onvoorspelbare effecten voortvloeien. Dat staat in het EFSA-rapport en in dat van het Wageningse voedselveiligheidsinstituut, het RIKILT, over cisgenese. Dit nog los van het feit dat cisgenese minder maatschappelijke weerstand en etnische bezwaren ontmoet. Wij vinden dus dat ook bij cisgenese per geval de veiligheid voor mens en omgeving moet worden beoordeeld.

De veehouders in Nederland doen keihard hun best om het gebruik van antibiotica terug te dringen. Dan is het toch onverantwoord dat wij hier doodleuk antibioticaresistenties in aardappelen gaan inbouwen? Graag de toezegging van de staatssecretaris dat dat niet meer gebeurt en dat er geen dierproeven komen voor genetisch gemodificeerde gewassen die in Nederland de grond ingaan.

Betreffende de sociaaleconomische criteria is Nederland niet voornemens om milieu als criterium te bestemmen. Echter, Nederland heeft grote problemen met de concentraties van het bestrijdingsmiddel Roundup in het oppervlaktewater. Als voor Roundup resistente mais in Nederland verbouwd mag worden, neemt de hoeveelheid glyfosaat met een factor x toe. Hoe moet de natuur dit gaan oplossen? Hoe moeten waterbedrijven dat gaan betalen? Is het dan niet logisch dat Nederland milieubelasting als criterium mag stellen? Mag ik aannemen dat Nederland onverminderd vasthoudt aan juridische houdbaarheid? Graag de erkenning dat controlerende en verlenende instanties onafhankelijk behoren te zijn. Ik wijs op het zeer opmerkelijke betoog van de PVV over de EFSA, dat de SP overigens volledig steunt. Het kan toch niet zo zijn dat belangenverstrengeling bij de EFSA door het kabinet als een paradepaardje wordt gezien, want zo lijkt het. Hoe wil de staatssecretaris borgen dat de controlerende en beoordelende instanties objectief en onafhankelijk hun werk kunnen doen? Nederland pompt 10 mln. in onderzoek ten bate van de genetisch gemodificeerde Amflora-aardappel. Onderzoek naar gewone veredeling krijgt bijna niks. Amflora wordt toegelaten, en vervolgens blijkt niemand deze aardappel te willen verbouwen. Is dat slim?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. De Partij van de Arbeid richt zich in haar bijdrage op de kwekersvrijstelling, cisgenese en de milieurisico's. Uit de brieven van het kabinet krijgen we een beeld dat het allemaal niet zo opschiet met het vergaren van steun voor de kwekersvrijstelling, zoals de Kamer dat heeft opgedragen. Het kabinet bekijkt waar in Europa steun te vergaren is voor die vrijstelling. Maar ik heb begrepen dat de ambtenaar die daarmee belast is, een bel- of mailrondje heeft gemaakt langs de verschillende missies en dat daaruit geconcludeerd is dat er geen steun is. Dat is wel wat mager, lijkt me zo. Het Duitse parlement gaat verder, de Denen gaan verder, het Europees Parlement wil verder, de Fransen zijn tegen uitgebreide octrooirichtlijnen, kortom, dat ene belrondje lijkt me niet voldoende. Wij vragen de staatssecretaris om inzicht te geven in het proces, hoe hij tot die conclusie is gekomen en wat de nieuwe stappen zijn die worden gezet om ervoor te zorgen dat de steun wel wordt gemobiliseerd. Zoals nu is het namelijk onvoldoende.

Milieurisicoanalyse bij de toelating van genetisch gemodificeerde gewassen beperkt zich tot de directe risico's voor het milieu, maar neemt de indirecte risico's niet mee. Door bijvoorbeeld het spuiten van het herbicide Roundup van de agrogigant Monsanto wordt onkruid inmiddels resistent, leren wij. Dan moet er steeds meer gespoten worden om het onkruid te verdelgen. Kassa voor Monsanto, een strop voor het milieu en een kostenpost voor de boer. Dat kan niemands bedoeling zijn, lijkt me. Hoe staat de minister in dit debat? Is hij bereid, de milieurisicoanalyse voor dit soort projecten uit te breiden met een lijst van indirecte risico's, zoals ook het Europees Parlement amendeerde en wil hij in overleg met de sector komen tot een inventarisatie van deze indirecte risico's? Wij overwegen een motie op dit punt, maar hopen dat dat niet nodig is.

Wij zouden het goed vinden om Roundup opnieuw te laten beoordelen door het Ctgb. Er komt steeds meer glyfosaat in het oppervlaktewater terecht. Staatssecretaris Atsma neemt maatregelen om dat uit het water te halen. Ik zie hier een bezuiniging, wat de heren toch moet aanspreken.

Cisgenese door soorteigen genen in een plantje te zetten, is niet zo veilig als klassieke veredeling, horen wij van verschillende kanten. Daarom zou een risicoanalyse voor mens en milieu toch beter moeten worden uitgevoerd dan nu het geval is. In de brieven staat dat het op dit moment onduidelijk is, of er voldoende wetenschappelijke argumenten zijn om cisgenese van ggo-regels uit te sluiten. Zolang dit niet duidelijk is, geldt het voorzorgprincipe en worden zij behandeld als andere genetisch gemodificeerde organismen. Toch heb ik stellig de indruk dat de industrie hierover anders denkt. Er wordt uitgebreid gewerkt met gentechnologie, bijvoorbeeld in Wageningen. Ik heb niet de indruk dat voor gewassen waarbij cisgenese wordt toegepast, überhaupt toestemming wordt gevraagd voor de regels die voor andere ggo's worden gesteld. Bij een werkbezoek aan Wageningen vertelden de breeders openlijk dat de eisen voor transgenetisch gemodificeerde organismen zo hoog zijn, en daarmee de ontwikkelkosten zo stijgen, dat ze massaal overstappen van transgenesetechnieken naar gentech binnen de cisgenese. Wij zouden graag zien dat er ook bij deze vorm van veredeling een labelingsplicht komt, zodat de consument keuzevrijheid heeft. Ook op dit punt overwegen wij een motie.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Het begon zo mooi, in den beginne. In Genesis 1:11 staat: «En God zeide: dat de aarde uitschiete gras, kruid zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde! En het was alzo.» Verderop staat: «En God zag dat het goed was.» Wij praten hier helaas vaak over problemen, niet voor niets, maar laten we nooit vergeten dat dat niet komt door die mooie Schepping, die goed was, maar doordat de mens er op allerlei manieren aan knutselt. Als we het hebben over allerlei knutselvormen past ons terughoudendheid en respect voor diversiteit en voor soortgrenzen. Zo bekijken wij ook de biotechnologie.

Tegelijkertijd ben je daarmee niet klaar. Want als je kijkt naar transgenese, dan is dat toch een heel ander verhaal dan cisgenese. Cisgenese is op zich iets wat in de Schepping plaatsvindt, waarbij je gebruik maakt van de dingen die in de Schepping gegeven zijn, en waarbij die soortgrenzen niet zijn overschreden. Wij hebben grote problemen met transgenese. Bij cisgenese zeggen we: als je zeker kunt zijn over het bijbehorende risico, zou je misschien juist moeten kiezen voor vereenvoudigde toelatingsprocedures, want met natuurlijke processen doe je dat ook. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen die onderzoeken? Ik noem de EFSA, maar ook de Europese werkgroep voor nieuwe veredelingstechnieken. Vele onderzoeken tonen aan dat er geen aantoonbare risico's zijn. Ik weet als wetenschapper dat het onmogelijk is dat er een onderzoek komt dat voor 100% aantoont dat er geen aantoonbare risico's zijn. Je kunt wel aantonen dat er een risico is, maar je kunt nooit uitsluiten dat er een risico is. Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan en is hij bereid om zich proactief, als dat risico er niet is, uit te spreken voor op zijn minst een vereenvoudigde toelatingsprocedure voor cisgenese?

De SGP maakt zich sterk voor het opnemen van een beperkte kwekersvrijstelling in het Europees verdrag over het gemeenschapsoctrooi. Als dit niet gebeurt, wordt onze nationale beperkte kwekersvrijstelling ondergraven. Er zijn al enkele aangenomen moties waarin de regering wordt opgedragen om het voortouw te nemen, maar wij horen nog geluiden uit Brussel die niet alleen maar negatief zijn. Ik heb echter begrepen dat er nu een afgezwakt compromis circuleert. Minister Verhagen schrijft dat hij zijn steun heeft uitgesproken voor amendementen. Dat is mooi, maar om dat nou proactief te noemen is wat anders. Probleem is ook dat deze amendementen door de leidende commissie juridische zaken aan de kant geschoven zijn. Dan komt het wel aan op de trialoog. Graag hoor ik wat Nederland nu wel en niet gedaan heeft. Heeft Nederland in Brussel inmiddels echt het voortouw genomen en in de trialoog het concrete voorstel gedaan om de beperkte kwekersvrijstelling in het verdrag op te nemen? Zo ja, hoe is daarop gereageerd? Voor ons is dat echt een belangrijk punt, maar ik denk dat de staatssecretaris wel begrijpt wat ik bedoel, op basis van alle voorgaande debatten en moties.

Het kwekersrecht wordt helaas overvleugeld door het octrooirecht. Deze kwestie is urgent, en vraagt ook om een proactieve inzet van de regering. Wij krijgen de indruk dat de regering een beetje achterover leunt. Ik noem de brief aan Eurocommissaris Barnier, waarin de brede kwekersvrijstelling nog niet eens wordt genoemd, terwijl deze in de motie-Koopmans wel wordt genoemd en terwijl er toezeggingen zijn gedaan om Europese steun te verwerven voor een brede kwekersvrijstelling. Wij vinden dat te terughoudend.

Dat geldt ook voor de internationale sondering via onze attachés. Ik noem Duitsland. Via de attachés is geconstateerd dat er in Duitsland geen voornemens bestaan voor de introductie van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht. Maar dat is slechts een halve waarheid, want eigenlijk gaat men nog een stap verder. Zowel minister Aigner als de Bondsdag hebben zich al uitgesproken tegen het opnemen van plantenrassen in de octrooibescherming van octrooien op biotechnologische werkwijzen en planteneigenschappen. Dat gaat in feite een stap verder: er wordt perspectief geboden om samen in Brussel een vuist te maken. Gebeurt dat ook en hoe pakt de regering die handschoen op?

De co-existentie is al aan de orde geweest. Ik heb begrepen dat dit jaar de verordening van het Hoofdproductschap Akkerbouw van kracht is geworden. Het schadefonds en het monitoringplan zijn echter nog niet afgerond, maar dat zou toch gelijk op lopen? Wordt het niet te veel doorgedrukt? Als het moet, dan wel zorgvuldig. Graag een toezegging dat niet wordt toegelaten voordat er brede overeenstemming is over het schadefonds en het monitoringplan en beide van kracht zijn.

Als het gaat om de genetische modificatie van dieren schrijft de SGP een groot «nee», met een heel klein «tenzij». In reactie op de COGEM-analyse gaat de staatssecretaris kort in op de ethische toetsing van biotechnologie bij dieren. Ik kan zo onvoldoende hoogte krijgen van de nationale en internationale inzet op dit punt. Zijn de bewindslieden bereid, heel scherp aan de wind te zeilen als het gaat over ethische toetsing van biotechnologie bij dieren?

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. We hebben vaker gesproken over kwekersrechten. Ik hoef de ontwikkelingen van de afgelopen jaren niet te herhalen, maar ik krijg toch weer een déjà vu. Ik zou graag wat meer resultaat en meer tempo willen zien van de staatssecretaris. Al drie jaar pleiten niet alleen wij, maar ook een brede maatschappelijke coalitie, inclusief LTO Nederland, bij de regering voor voortgang op dit gebied.

In de brief van 19 maart schrijft minister Verhagen dat Nederland zich in Europa blijft inzetten voor een beperkte veredelingsvrijstelling in de Verordening unitair octrooi. Dat is natuurlijk mooi, maar daarna zegt de staatssecretaris dat hij bezig is met een onderzoek naar een uitgebreide vrijstelling. Dat spitst zich nu toe op de keuze van een onafhankelijke voorzitter. Mij bekruipt hierbij een ongemakkelijk gevoel, waarvan ik hoop dat de staatssecretaris het kan wegnemen. Hij kan ook tellen en weet dat er een meerderheid in de Kamer is die voortgang wil zien. Dat betekent niet dat anderen bepalen wat we in Nederland willen zien, maar dat doet nog altijd het parlement. Als de minister moet kiezen, kiest hij dan voor Monsanto of voor de Nederlandse kwekerssector en kleine boeren in ontwikkelingslanden? Kiest hij voor voedselzekerheid en innovatie, of voor de belangen van een conglomeraat als Monsanto? Het is goed dat de minister bereid is zich in te zetten voor een kritische evaluatie van de Bio-octrooirichtlijn. In het Duitse parlement is begin dit jaar een motie aangenomen van CDU, CSU, SPD, FDP en Bündnis 90/Die Grünen, waarin de Bondsdag de Duitse regering verzoekt zich op Europees niveau in te zetten voor toepassing van de Bio-octrooirichtlijn 98/44/EG. Is de staatssecretaris hiervan op de hoogte? Ik mag aannemen van wel. Wat vindt hij hiervan en is hij bereid, zich aan te sluiten bij zijn Duitse collega, om zo samen aan te sturen op het opnemen van de wijzigingen uit de Bio-octrooirichtlijn in het Europees Octrooiverdrag? Ik overweeg hierover namelijk een motie in te dienen. Uit de brief van de minister blijkt dat wij hier vandaag niet voor de laatste keer zullen spreken over de vrijstelling. GroenLinks ziet uit naar het wetsvoorstel dat we binnenkort kunnen verwachten. Verder ben ik nieuwsgierig naar de voortgang van de lopende consultatie van de belanghebbende partijen. Misschien kunnen de bewindslieden een tipje van de sluier oplichten.

Er wordt al een tijd gesproken over een eventuele vrijstelling van nieuwe veredelingstechnieken, van de risicoanalyse van veiligheid van ggo's voor mens en milieu. Mijn fractie vindt het van groot belang dat de Kamer inzicht krijgt in alle analyses van de EFSA en het rapport van de werkgroep van experts uit de lidstaten over nieuwe technieken, voordat er onomkeerbare keuzes worden gemaakt. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat de Kamer inderdaad inzage krijgt? Graag krijg ik ook een reactie van de staatssecretaris op het feit dat in veel regio's in Europa gentechvrije regio's en gemeenten te vinden zijn. Naast Noordrijn-Westfalen, vlak over de grens bij Nijmegen, dat zichzelf ook gentechvrij heeft verklaard, zijn er nog eens 420 andere regio's.

De regering blijft vertrouwen hebben in de onafhankelijkheid van en een goede beoordeling door de EFSA. Hierover hebben we het al vaker gehad. Nu ook de Europese ombudsman vraagtekens heeft gezet bij de onafhankelijkheid van de EFSA krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris op wat mijn voorgangers hierover al hebben gezegd.

Voorzitter: Ormel

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik kan me helemaal vinden in de vraag van de heer El Fassed naar de voortgang. Dat er iets moet gebeuren, is ook voor de VVD-fractie helder.

De Kamer is onlangs geïnformeerd over de opdracht die de heer Trojan als onafhankelijk voorzitter heeft. De VVD vindt dat de minister de motie-Ormel niet helemaal juist heeft geïnterpreteerd. Het doel van de motie was namelijk dat onderzocht wordt hoe met draagvlak van andere EU-lidstaten de uitgebreide kwekersvrijstelling in de Europese Bio-octrooirichtlijn geïntroduceerd kan worden, waarover regelmatig overleg plaats dient te vinden met de sector, onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. Die hebben we nu, maar uit de brief van 14 maart blijkt dat de minister de heer Trojan op pad heeft gestuurd met de opdracht om de wenselijkheid en de haalbaarheid van een uitgebreide kwekersvrijstelling in het octrooirecht te onderzoeken. Het is absoluut niet de bedoeling dat de voorzitter de discussie die we hier hebben gevoerd, nog eens overdoet. Kamer en regering zijn tot de conclusie gekomen dat het om monopolisering van de voedselvoorziening tegen te gaan nodig is om een brede kwekersvrijstelling in het octrooirecht in te voeren. De enige voorwaarde is wel dat andere sectoren geen onevenredige schade mogen ondervinden van deze maatregel. Met dat doel wordt de brede dialoog ingezet. Die moet niet gaan over de vraag of een brede kwekersvrijstelling wenselijk is, want dat is aan de hand van de motie-Koopmans bepaald.

De VVD-fractie heeft ook een aantal vragen, met name over de trage voortgang van het regelen van de kwekersvrijstelling. Wat is onevenredig grote schade? Wat zijn onze legitieme belangen? Wat is de schade voor de veredelingssector zonder een kwekersvrijstelling, en eventueel met hoge kosten voor licenties? Stel dat uit de brede dialoog blijkt dat de belangen van diverse sectoren toch botsen – dat kunnen wij ons bijna niet voorstellen – hoe wordt dan de afweging gemaakt tussen de belangen van de mkb-ondernemers en de multinationals? De VVD is geschrokken. Wij realiseren ons dat het kabinet hierover een helder standpunt zou moeten hebben. Het kabinet dient echt keuzes te maken.

De VVD is ook geschrokken van de brief van de minister van 19 maart. In de meeste Europese landen blijkt geen belangstelling te bestaan voor een beperkte of uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht, omdat men daartoe geen reden ziet. Als dat allemaal gestoeld is op alleen maar een belrondje, dan hebben wij onze zorgen daarover. De VVD wil de staatssecretaris dan ook oproepen om zich in Europees verband proactief uit te spreken voor de verankering van in ieder geval een beperkte kwekersvrijstelling in de Europese verordening. Ik refereer in dit verband aan de aangenomen motie-Koopmans en aan de uitspraken op dit punt van de Duitsers. Graag een toezegging van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Atsma heeft gisteren nog een tweetal rapporten naar de Kamer gestuurd; hij zal de uitkomsten hiervan betrekken bij zijn standpuntvorming over de vrijstelling van cisgenese ten opzichte van de EU-regelgeving voor ggo's. Hij zou ook in overleg treden met de sector om te komen tot een definitief standpunt. Is de staatssecretaris bereid om de uitkomsten van dat overleg te delen met de Kamer? Wanneer verwacht de staatssecretaris daarover een helder standpunt te hebben?

De VVD heeft zich al tijden uitgesproken voor versoepeling van de toelatingsprocedure voor het gebruiken en benutten van cisgenese. Wij zijn van mening dat de toelatingsprocedure voor cisgeneseproducten versoepeld moet worden, omdat zich elders niet dezelfde risico's voordoen. De cisgenesetechniek biedt grote mogelijkheden voor rassenontwikkeling en kan daarnaast op een groter maatschappelijk draagvlak rekenen. Helaas, moet ik constateren, worden ook die ontwikkelingen nu nog beperkt doordat de Europese toelatingsprocedure voor cisgeneseproducten nog altijd dezelfde is als van gewone ggo's. Ook daar moeten we een behoorlijke stap zetten. Cisgenese moet nu worden geregeld.

Op al deze onderwerpen moet meer vaart komen. Met name de Nederlandse zaadveredeling rekent daarop en zit met smart te wachten op deze stappen.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Baseert u zich op het EFSA-rapport over de gevaren van cisgenese? Zo ja, bent u het dan met mij eens dat hiervoor geldt: «Wij van WC-eend adviseren WC-eend»?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Nee, het laatste delen wij zeker niet. Wij zijn er al jaren van overtuigd – de EFSA concludeert dat ook – dat cisgenese een uitstekend systeem is om de zaadveredelingstechnieken een stimulans te geven, zonder de risico's van de ggo's.

Mevrouw Dikkers (PvdA): De risico's zijn nog onvoldoende in kaart gebracht. Waar baseert u uw standpunt op?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Die conclusie trekt ú uit het rapport, maar dat doen wij zeker niet.

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff

Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. De heer Ormel zei dat niet alles wat mogelijk is, ook moet kunnen. Ik ben het daar volledig mee eens en heb het idee dat deze Kamer dat volledig met mij eens is. De heer Dijkgraaf sprak over een «nee, met een klein tenzij» en een «ja, mits» voor de plantaardige sectoren. Het is goed om te benadrukken dat de fracties in de Kamer het daarover in grote lijnen met elkaar eens zijn. Daarbinnen ligt het speelveld waarop we actief zijn.

Zoals bekend wordt er in Europa bijna maandelijks gesproken over ggo-onderwerpen, zowel in de Landbouwraad als in de Milieuraad. Het Deens voorzitterschap heeft een compromis gepresenteerd, zoals besproken in de Kamer. Zoals ik in het algemeen overleg voorafgaande aan de Milieuraad van 9 maart al voorspelde, heeft dit niet geleid tot consensus. In de Milieuraad heerst grote verdeeldheid over dit onderwerp. Een tiental lidstaten kan zich absoluut niet vinden in het Deense compromis, terwijl een meerderheid, waaronder Nederland, zich daar wel in kan vinden. Ik heb dat standpunt met de steun van de Kamer nog eens uitgedragen. De minderheid is alleen zo groot dat er op dit moment sprake is van een patstelling. Het Deens voorzitterschap zal in de Milieuraad van juni een nieuwe poging doen om eruit te komen. Of dat lukt, is nog maar zeer de vraag. Er zal immers gegeven en genomen moeten worden. De Nederlandse positie is helder en bekend. Ik ga ervan uit dat de Kamer vindt dat die positie moet worden gehandhaafd.

De heer Ormel vindt dat Nederland duidelijk kenbaar moet maken dat Nederland voorstander is van de teelt van ggo-gewassen. Ik heb de Kamer een- en andermaal horen zeggen dat zij hier niet tegen is, waarbij uiteraard wel randvoorwaarden in acht moeten worden genomen. In die zin beschouw ik deze oproep als ondersteuning. De Kamer heeft ook het signaal gegeven dat landen die tegen toelating zijn, die ruimte moeten krijgen, zij het wel dat daarvoor de bandbreedte van het compromis geldt. Er gebeurt dus veel in de verschillende lidstaten, waarbij de meningen alle kanten opvliegen.

De vraag is gesteld hoe het staat met het niet toestaan van de teelt van ggo-gewassen op regionaal en lokaal niveau. Dat kan dus niet. De Kamer heeft zelf uitgesproken dat het beleid ook juridisch gezien het beste houdbaar is als het op een land wordt geconcentreerd, zonder uitzonderingen voor gemeenten en/of provincies. Ik meen dat hierover een motie van de heer Ormel is aangenomen. Dat is de reden waarom wij heel duidelijk positie hebben gekozen toen het ging om vragen hierover, onder andere van de gemeente Nijmegen en de provincie Friesland.

Een aantal fracties heeft aangegeven, nog steeds te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de EFSA. De heer Van Bemmel heeft niet voor het eerst de zorgen genoemd die in zijn fractie leven op dit punt. Juist omdat hij en anderen dat eerder hebben gedaan, hebben de beide betrokken ministeries dit punt richting de EFSA gemaakt. De EFSA heeft zowel aan ons als aan de Europese Raad aangegeven welke stappen er zijn gezet om de onafhankelijkheid beter te borgen. Ik ben ervan overtuigd dat die stappen verstandig zijn. Immers, als de EFSA die stappen niet had gezet, was de discussie over de onafhankelijkheid blijven bestaan. De EFSA heeft aangegeven, veel meer transparantie te gaan inbouwen bij de selectie van deskundigen en veel meer te gaan waarborgen dat er een scheiding van functies en belangen is. De wetenschappelijke besluitvorming zal beter worden geborgd, waarbij meer aandacht zal worden besteed aan externe deskundigheid. Iedereen moet nu aangeven welke primaire en secundaire belangen men heeft, zodat mogelijke conflicten direct kunnen worden gesignaleerd en er zo nodig passende maatregelen kunnen worden genomen. Het is een onderwerp dat in het afgelopen jaar breed aan de orde is geweest, ook binnen de Europese Raad. Ik heb ook aangegeven dat de zorg die er vanuit de Kamer is gemeld, daarin meegenomen zal worden. De EFSA heeft belangrijke stappen in de goede richting gezet. De Nederlandse overheid twijfelt er niet aan dat de onafhankelijkheid van de EFSA is geborgd. Wij hechten ook grote waarde aan de adviezen van de EFSA. Ik voeg er wel meteen aan toe dat niet alleen de EFSA wat ons betreft bepalend is voor de standpunten. De heer Ormel en anderen hebben gewezen op COGEM, het Rathenau Instituut en andere organisaties. Ook die worden nadrukkelijk betrokken bij de definitieve afwegingen. Echter, de vooronderstelling dat er sprake is van belangenverstrengeling en van zaken die niet door de beugel kunnen, deel ik dus niet. We zijn blij met de stappen die zijn gezet en zijn in die zin ook van mening dat er vertrouwen in de EFSA kan worden uitgesproken. Dat ontslaat ons echter nooit van de plicht om ook zelf aanvullend stappen te zetten als we dat nodig achten.

De heer Van Bemmel (PVV): Ik probeer het iets concreter te maken. De staatssecretaris geeft aan dat hij er vertrouwen in heeft dat dit goed gaat komen. Dat is natuurlijk mooi, maar hebben de mensen van wie duidelijk is aangetoond dat ze andere belangen hadden, nu het veld verlaten? De staatssecretaris heeft het over maatregelen, maar ik hoor graag wat meer concreetheid daarin.

Staatssecretaris Atsma: Ik vind het wel een beetje aanmatigend om hier een oordeel te vellen over de voorzitter van de EFSA, mevrouw Bánáti, omdat er geen enkele aanwijzing is dat zij vanwege belangenverstrengeling of onvoldoende onafhankelijkheid weg zou moeten. Dus in die zin kan ik ook niet bevestigen dat zij weg is. Ik vind het ook te gemakkelijk en te kort door de bocht om hier op de stoel van de rechter te gaan zitten, als dat al aan de orde zou zijn. Het feit dat de EFSA een aantal stappen heeft gezet die juist leiden tot een grotere transparantie, waarop ook door deze Kamer is aangedrongen, bevestigt voor mij het beeld dat men wel degelijk serieus omgaat met de kritiek en de kritische kanttekeningen vanuit de verschillende lidstaten. Het is dus niet zo dat de persoon waar u over sprak, weg is.

De heer Van Bemmel (PVV): Deelt de staatssecretaris mijn mening dat alleen al het feit dat er rond iemand de schijn van belangenverstrengeling is vanwege een voormalige positie die deze heeft bekleed, niet wenselijk is?

Staatssecretaris Atsma: Er is sprake van een samenwerkingsplatform waarin kennisinstituten en bedrijven samenkomen. Op zichzelf is daar natuurlijk helemaal niets op tegen, maar juist daarom heeft de EFSA in de nadere duiding van transparantie duidelijk gemaakt dat wanneer er sprake is van ook maar enige argwaan over onvoldoende onafhankelijkheid, zij dat ook zal melden en zij dan ook zal ingrijpen. Het feit dat mevrouw Bánáti er nog zit, bevestigt dat haar onafhankelijkheid niet in het geding is en haar deskundigheid en die van de EFSA als geheel ook niet.

De heer Ormel (CDA): Ik heb een algemenere vraag. Als een instituut tot conclusies komt

die bepaalde mensen of instituten niet welgevallig zijn, is mijn vraag hoe voorkomen kan worden dat er hetzevorming tegen personen ontstaat. Als er sprake is van belangenverstrengeling moet dat worden aangepakt, maar als daarvan geen sprake is, moet op een bepaald moment de kous af zijn.

Staatssecretaris Atsma: Ja, maar ik geloof niet dat deze vraag tot mij gericht is. Ik zou het volledig met de heer Ormel eens zijn dat het op een bepaald moment ook echt klaar moet zijn met de discussie, maar we weten allemaal hoe processen soms werken. Dat is soms ook jammer, omdat datgene waar het eigenlijk om gaat, te weten de werkwijze en de rapporten van de EFSA, absoluut niet gediend zijn bij dit soort discussies.

De heer Ormel heeft verder gevraagd om een nadere commissie rond de ethische toetsing. Ik weet niet of dat echt nodig is. Ik noemde al COGEM en het Rathenau Instituut. Verder kan ik wijzen op de WRR, de Gezondheidsraad en de CCMO, de club die zich bezighoudt met medisch onderzoek naar de ethische aspecten. Dit zijn allemaal organisaties die zich bezighouden met de ethische vragen rond het ggo-traject. Waar de EFSA goed werk doet maar men ook nog een soort van borging vanaf de andere kant wil hebben vanuit Nederland, zou ik mij kunnen voorstellen dat een extra commissie, naast de vier, vijf commissies en instituten die al actief zijn, niet echt noodzakelijk is.

De heer Ormel (CDA): De staatssecretaris maakt nu een bruggetje van de EFSA naar mijn voorstel voor een raad voor ethiek. Ik zou dat echter wel even los willen zien van de discussie over de EFSA, want die gaat over veiligheid voor milieu en mens, terwijl ik nu bepleit om de discussie daarover te voeren waar die daadwerkelijk over gaat. Mensen in Nederland hebben ethisch verschillende gevoelens ten aanzien van biotechnologie. Dat kan en dat mag, maar dat staat los van veiligheid voor mens en milieu. De COGEM richt zich met name op de veiligheid voor mens en milieu en doet dat op een zeer deskundige wijze. Ik ben het met de staatssecretaris eens dat het Rathenau Instituut die taak zou kunnen verrichten, maar dat instituut staat los van de overheid. Is de staatssecretaris dan bereid om de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid met enige regelmaat de ethische aspecten rond de ontwikkelingen van de biotechnologie te laten beoordelen en daar een advies over te laten geven?

Staatssecretaris Atsma: Dat is geen probleem. Wij hebben de CCMO, die zich met name op mensen richt als het gaat om ethische vraagstukken. Als het gaat om de dieren hebben we het CBD. Het is geen enkel probleem om de WRR deze specifieke vraag voor te leggen, wel wetende dat al meer commissies zich met dit specifiek belangrijke vraagstuk bezighouden. Het is van belang om het zo integraal mogelijk via de WRR op de agenda te zetten. Ik denk dat dit een begaanbaarder en praktischer weg is dan om nu een nieuwe commissie in het leven te roepen.

Alle fracties hebben gesproken over cisgenese, en dat is niet voor het eerst.

De heer El Fassed (GroenLinks): Ik kom nog even terug op de EFSA. Ik had nog gevraagd of de Kamer inzage kan krijgen in alle ggo-risicoanalyses van de EFSA over veiligheid voor mens en milieu. De staatssecretaris zegt dat er stappen worden gezet om meer transparantie te bewerkstelligen. Dus ik kan me voorstellen dat het dan ook eenvoudig is om de Kamer inzage te geven in die analyses.

Staatssecretaris Atsma: Alle analyses, alle resultaten zijn beschikbaar, dus die kunt u krijgen. Ze staan overigens op internet. Ik had uw vraag zo verstaan dat u met name behoefte had aan de laatste rapportages van onder andere de werkgroep. Mevrouw Snijder heeft zo-even terecht gezegd dat die gisteren naar de Kamer zijn gegaan. De Kamer zal onze reactie op die rapportages krijgen op basis van de gesprekken die we met alle betrokkenen in het veld gaan voeren.

De voorzitter: Ik maak een procedurele opmerking. De eerste brief staat nu al op de agenda, maar de afspraak is dat de rapporten voor de volgende procedurevergadering op de agenda komen om te beoordelen wanneer ze nog ter sprake kunnen komen, inclusief de brief van het kabinet.

Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. Mevrouw Wiegman weet dat haar collega in het Europees Parlement het onderwerp van de cisgenese nadrukkelijk op de agenda heeft gezet en ook ons erop heeft gewezen dat het rapport van de EFSA over cisgenese er aan zat te komen, met het verzoek aan ons om er snel een standpunt over in te nemen en dat vooral in Europa uit te dragen. Wij zijn dat ook zeker van plan. De heer Ormel en anderen vragen ervoor te pleiten om cisgenese vrij te stellen van ggo-regelgeving zodat deze het label ggo niet langer hoeft te dragen. Wij zijn in principe zeker niet tegen vrijstelling. Integendeel. De Kamer heeft er al eerder een aantal moties over aangenomen. Wel is het van belang dat het allemaal zorgvuldig gebeurt. Veiligheid staat ook in dit geval bij ons voorop. Het EFSA-advies is in onze ogen niet helemaal eenduidig. Het betreft hier overigens een eerste scan. Ik heb ook niet voor niets gezegd dat we er later op terugkomen. We willen daarom ook eerst de toelichting van de EFSA zelf horen op het rapport. Ook willen we erover in overleg treden met de belanghebbenden. We hebben overigens al een eerste gesprek gevoerd met een van de organisaties in Nederland en een van de wetenschappers in Nederland die heel direct bij cisgenese betrokken zijn. Dus dat is al in gang gezet, maar we vinden wel dat de zorgvuldigheid in acht moet worden genomen voordat we een definitief standpunt innemen. Onze grondhouding is in ieder geval positief, maar het is wat kort door de bocht om nu meteen het licht op groen te zetten. Ik heb ook niet het idee dat de Kamer dat nu al van ons vraagt.

Mevrouw Wiegman wil weten wat wij van dit rapport en dat van de Europese werkgroep vinden. Beide rapporten zijn wat ons betreft heel erg belangrijk voor de uiteindelijke standpuntbepaling. Als ik zeg dat wij nog een aantal vragen hebben bij het EFSA-rapport, dan slaat dat vooral op het feit dat wij vinden dat het niet helemaal eenduidig is. Enerzijds wordt gezegd dat risico's van cisgenese eigenlijk gelijk zijn aan die van de traditionele veredeling. Dat is ook wat velen van u aanspreekt. Tegelijkertijd wordt gezegd dat er een case-by-casebeoordeling noodzakelijk is. Dan moet je dus de vraag stellen hoe dat laatste zich verhoudt tot het eerste. Dat is iets wat ons bezighoudt. Als je de cisgenese gelijkstelt aan de traditionele veredeling, is het de vraag of die case-by-casebeoordeling echt nodig is. We weten een ding zeker: als je dat doet, leidt dat niet alleen tot hogere kosten en veel administratieve rompslomp maar ook tot enorm veel vertraging. Vandaar dat we eerst uitgebreid met alle betrokkenen willen praten voordat we een definitief standpunt innemen, maar de grondhouding is positief. Dat betekent ook dat we naar verwachting nog voor de zomer met een reactie kunnen komen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik ben nieuwsgierig naar welke informatie de staatssecretaris precies op zoek is. Op welke manier is hij bezig om bepaalde gegevens die hij kennelijk nog mist, boven tafel te krijgen?

Staatssecretaris Atsma: Als je het EFSA-rapport een-op-een overneemt en je daaraan de consequentie verbindt dat cisgenese gelijk wordt gesteld aan traditionele veredeling terwijl er wel sprake dient te zijn van een case-by-casebeoordeling, dan is het de vraag wat je ermee opschiet. Ik vind het daarom van belang om daarover met de EFSA en met de bedrijven en de Nederlandse kennisinstituten te praten. Het is namelijk van belang om van elkaar te weten wat de consequenties van een en ander zijn. Als je elkaar een worst voorhoudt zonder dat er echt iets verandert, schiet je er niets mee op. Het betekent natuurlijk ook wel wat als je de cisgenese uit het domein van de ggo's haalt. Dat zou een heel fundamentele stap zijn. Als die stap echter niet wordt gevolgd door de logische consequentie dat je de case-by-casebenadering los kunt laten, dan vind ik het terecht om met name aan de EFSA te vragen waarom dit dan voorgesteld wordt. Als daarin het element veiligheid een rol speelt, wil ik wel een verdieping horen waarom dat dan zo is en waarom dat dan voor de klassieke veredeling niet aan de orde is. Nogmaals, de Kamer hoort ons standpunt nog voor de zomer.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik ben blij met deze toezegging en wacht rustig af. Is de staatssecretaris ook bereid om in die gesprekken vergelijkbare technieken mee te nemen? Ik kreeg recent een mail over een nieuwe techniek rond soorteigen materiaal. In plaats van dat we alles steeds afzonderlijk beoordelen, lijkt het mij goed om met elkaar tot criteria te komen over wat qua cisgenese onder het nieuwe regime zou kunnen komen te vallen en over wat echt onder transgenese zou moeten vallen.

Staatssecretaris Atsma: Ik ben daar zeker toe bereid, maar ik heb ook de zorg van de heer Dijkgraaf op dit punt verwoord. Dus dat vergt wel evenwicht en balans. Ik ben ook vooral benieuwd hoe de EFSA daartegen aankijkt, maar ik deel uw opvatting dat het goed is alle technieken en nieuwe ontwikkelingen in de volle breedte daarin mee te nemen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik vraag mij af of deze staatssecretaris nog wel eens denkt aan de positie van de biologische boer die duidelijk ggo's buiten de deur wil houden. Dan kan deze staatssecretaris wel zeggen «iedereen ziet dat dit potje paars is maar ik noem het rood», maar de biologische boeren willen goed kunnen zien wat ze buiten de deur moeten houden, omdat ze er zelf voor kiezen en omdat ze de consumenten, ook in andere landen – Nederland is een exportnatie – die keuzevrijheid willen gunnen. Ik hoor daar echter niets over terug.

Staatssecretaris Atsma: Keuzevrijheid staat centraal en is het vertrekpunt. Collega Bleker gaat op dit specifieke punt straks in.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik zie het echter niet. Als wij nu zouden besluiten om cisgenese niet langer te vatten onder ggo's, dan wijs ik erop dat veel consumenten in andere landen het wel zo zien en dat veel biologische boeren zich zorgen maken. Waar komt die zorg terug?

De voorzitter: Daarop zal staatssecretaris Bleker ingaan.

Staatssecretaris Atsma: Op het moment dat cisgenese gelijk wordt gesteld aan de klassieke veredeling – dat doen we dan niet omdat wij dit politiek zouden vinden maar omdat het wetenschappelijk is onderbouwd – dan lijkt het mij volstrekt helder dat het dan een afweging is die je op dat punt moet maken. Daar praten we nu over. De vraag die u stelt met betrekking tot de keuzevrijheid van de boeren, laat ik graag over aan collega Bleker.

De heer Van Gerven (SP): Ik vind het een opmerkelijke beweging bij mevrouw Wiegman dat zij zo'n voorstander is van cisgenese. Ik constateer dat maar even.

Mijn vraag aan de staatssecretaris is de volgende. De voedsel- en diervoederveiligheidsbeoordeling van plantvarianten die door middel van cisgenese tot stand zijn gekomen, zal gelijk moeten blijven aan die van transgene variëteiten. Onderzoekers zien geen reden de regelgeving op dit punt anders toe te passen. Van wie is de conclusie van dit onderzoek?

Staatssecretaris Atsma: Op welk onderzoek doelt u?

De heer Van Gerven (SP): Van de Wageningen Universiteit, het RIKILT. Onderschrijft de staatssecretaris deze conclusie?.

Staatssecretaris Atsma: Het lijkt mij verstandig om dat ook in de analyse van juni mee te nemen. Ik heb dit RIKILT-onderzoek nu niet heel scherp voor ogen. Het lijkt mij prima om bij die brede afweging ook deze vraag te betrekken.

De heer Van Gerven (SP): Ik vind dit belangrijk, omdat het RIKILT cisgenese op dezelfde voet wil beschouwen als transgenese. Daar is de SP het zeer mee eens. De staatssecretaris heeft in zijn betoog aangegeven dat zelfs de ter discussie staande EFSA zegt dat de effecten van cisgenese onvoorspelbaar zijn en dat die pleit voor een case-by-casescenario. Als beide instellingen tot de conclusie komen dat je het niet zomaar vrij moet geven, is het dan vanuit het voorzorgprincipe niet verstandig om dat eerste nog maar eens goed te wegen in plaats van achter bepaalde wensen van bepaalde groepen aan te lopen?

Staatssecretaris Atsma: Ik heb al gezegd wat wij doen. Wij doen eigenlijk wat de heer Van Gerven vraagt. In juni komen we met een oordeel. Het is goed te weten dat het RIKILT mee heeft gewerkt aan het EFSA-advies; het is er direct of indirect bij betrokken geweest. Juist de vraag die ik in de richting van de Kamer heb opgeworpen richting de EFSA, herhaalt de heer Van Gerven nu: hoe kun je een en ander gelijkstellen en tegelijkertijd de case-by-casebenadering bepleiten?

De voorzitter: Ik grijp in. De rapporten waarnaar verwezen wordt, staan niet op de agenda.

De heer Van Gerven (SP): Daar maak ik bezwaar tegen. Cisgenese staat op de agenda. En dan zouden we niet een rapport mogen aanhalen dat over cisgenese gaat? Kom op zeg!

De voorzitter: De staatssecretaris is duidelijk geweest: er komt een reactie in juni. We kunnen er nu heel lang over doorpraten, maar ik ken beide rapporten waarnaar u verwijst niet en andere woordvoerders waarschijnlijk ook niet. Anders komt u er in de procedurevergadering maar op terug. Ik denk dat de toezegging van de staatssecretaris helder is.

De heer Van Gerven (SP): Het rapport is openbaar. Ik heb het, anderen hebben het. Gewoon je huiswerk doen! De staatssecretaris heeft gezegd een positieve grondhouding te hebben ten opzichte van cisgenese. Dan vind ik dat hij heel objectief moet kijken naar alle onderzoeken om vervolgens een afweging te maken in het kader van het algemeen belang.

Staatssecretaris Atsma: Er moet vooral geen ruzie worden gemaakt, want wij zijn het volstrekt eens. Ik heb al gezegd dat we onze reactie op het RIKILT-rapport mee zullen nemen in ons standpunt dat in juni komt. Beter kan ik u niet bedienen, wetende dat dit rapport niet op uw agenda staat. U bepaalt de agenda en niet wij. Verder heb ik al aangegeven dat er tussen RIKILT en EFSA intensieve contacten zijn. Dus maak het wat dat betreft niet spannender dan nodig is.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik wil even wat verbazing wegnemen. Aan het begin van het debat zei ik tegen de heer Ormel: wij zijn oude rotten aan het worden op dit vakgebied. In mijn allereerste bijdrage over biotechnologie – dat was ruim vijf jaar geleden – heb ik al aandacht gevraagd voor cisgenese, een techniek waar toen mee is gestart. Ik heb ook altijd onderscheid gemaakt tussen transgenese en cisgenese en het werken met soorteigen en soortvreemde genen. Dus die verbazing wil ik even wegnemen. Het is mij verder niet helemaal duidelijk over welk RIKILT-rapport de heer Van Gerven het heeft. Het is juist een RIKILT-rapport geweest naar aanleiding waarvan de ChristenUnie een motie heeft ingediend met het verzoek om nader onderzoek vanwege het feit dat het RIKILT-onderzoek niet helemaal volledig was. Volgens mij heeft dat de rapporten opgeleverd waar we het vandaag over hebben.

De voorzitter: Wij stoppen met deze discussie. Dit punt wordt in ieder geval meegenomen in de reactie die in juni komt.

De heer Ormel (CDA): In het EFSA-rapport dat we gisteren toegestuurd hebben gekregen staat: «The EFSA concludes that similar hazards can be associated with cisgenic and conventionally bred plants». De staatssecretaris zegt dat het EFSA-advies niet eenduidig is. Kan hij aangeven waar het dan niet eenduidig is?

Staatssecretaris Atsma: Ik heb een parallel getrokken. Als je zegt dat het vergelijkbaar is met de klassieke veredeling, is de vraag aan de orde of je dan per definitie wel uit moet blijven gaan van de case-by-casebenadering omdat die bij de klassieke veredeling niet aan de orde is. Vandaar dat ik heb gezegd dat het in die zin niet eenduidig is. We zouden dus op z'n minst moeten weten wat de achtergrond daarvan is. Als er een veiligheidsaspect aan gekoppeld wordt, willen we ook weten wat dat precies inhoudt.

De heer Dijkgraaf (SGP): De eenduidigheidsproblematiek zit dan toch niet in de risicoanalyse maar in de consequenties die je er aan verbindt voor het beleid? Dat is natuurlijk wel even iets anders.

Staatssecretaris Atsma: Zeker, maar het gaat vervolgens wel om de praktische toepasbaarheid van een en ander. Als er dan ineens een enorme hickup ontstaat door de nieuwe bepaling die wordt gesuggereerd, dan moeten we wel van elkaar weten wat dat dan betekent. Ik wil vooral ook weten waarom men hiervoor kiest en waarom dan niet voor de klassieke veredeling. Dit zijn volgens mij volstrekt legitieme vragen waarop, naar ik aanneem, ook u het antwoord zou willen weten.

De heer Dijkgraaf (SGP): Het is volstrekt helder. Alleen, een niet eenduidig rapport doelt er in eerste instantie op dat er onzekerheid zou zijn over de conclusies ten aanzien van de risico's. We hebben nu met elkaar vastgesteld dat dit niet het geval is; het gaat hier om de beleidsconsequenties die je er aan verbindt. Dan zijn de vragen van de staatssecretaris volgens mij terecht.

De heer Van Gerven (SP): Voor de geschiedschrijving laat ik toch nog even een tegengeluid horen. De conclusies zijn namelijk niet eenduidig. De staatssecretaris zegt terecht dat het rapport van de EFSA niet eenduidig is. De heer Ormel leest een stukje voor maar laat ook een stukje weg. Dus ik vervolg dan maar: «The panel is of the opinion that all of these breeding methods can produce variable frequencies and severities of unintendend effect». En daarom pleit de EFSA voor de case-by-casebenadering. Dus dat leggen we ook maar meteen vast in het verslag van dit AO.

De heer Ormel (CDA): Dan pleit de SP ook voor case by case bij klassieke veredeling.

De heer Van Gerven (SP): Nee, de EFSA pleit ervoor dat bij cisgenese case by case wordt toegepast. Dat is wat ik constateer. De EFSA heeft het ook over nieuwe risico's. Dat moeten we dus wel even vaststellen.

De voorzitter: Ik had al vastgesteld dat het rapport in de volgende procedurevergadering aan de orde zal komen. Ik geef nu verder het woord aan de staatssecretaris, anders zie ik nog dat dit AO verzandt in de tijd.

Staatssecretaris Atsma: Maar het is wel een belangrijk onderwerp.

De heer Ormel vroeg aandacht voor een onderwerp dat gentherapie bij mensen raakt.

Hij heeft gezegd dat er geen sprake is van een eenduidige wijze waarop in Europa wordt omgegaan met mensen die behandeld worden. Ik herken dat. We hebben gekozen voor de therapie waarbij mensen snel uit het ziekenhuis naar huis kunnen. Dat is een heel bewuste keuze geweest waarbij er gekoppeld is aan één vergunning, juist vanwege de precaire situatie waarin mensen verkeren. Dat kan niet in alle landen. In een aantal landen moet men dus wel in het ziekenhuis blijven. Op basis van de humane argumenten hebben we gekeken naar wat het meest praktisch en meest humaan is. Waar de heer Ormel zegt dat er voorbeelden zijn van landen waar het soepeler gaat, moet ik zeggen dat ik er niet zo veel ken, in elk geval niet van landen waar mensen én naar huis kunnen gaan én er sprake is van één vergunning. Als de heer Ormel een aantal suggesties heeft die zouden kunnen leiden tot verbetering, dan staan we er uiteraard voor open, omdat het onderwerp er zich niet voor leent om er veel politiek geharrewar over te krijgen. Zorgvuldigheid is hierbij juist op z'n plaats. Voor dergelijke suggesties sta ik dus open, maar dat kan dan ook op een andere manier kenbaar worden gemaakt en dan kom ik daar op enig moment ook in de richting van de Kamer op terug. Kijkend naar de positie van de patiënt hebben we in ieder geval gedaan wat in onze ogen het meest praktisch is, waarbij de zorgvuldigheid van procedures in acht wordt genomen.

De heer Van Gerven en mevrouw Dikkers hebben gevraagd naar de gewasbescherming, meer specifiek naar glyphosaat en Roundup. Op de vraag of rekening wordt gehouden met alle risico's is het antwoord volop ja, maar voor een deel gaat het natuurlijk wel via de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Met betrekking tot Roundup ligt een aantal procedures voor. Het voorstel ligt ter visie en komt volgens mij in juni naar de Kamer, conform de afspraak. Dan komt ook het actieplan gewasbescherming aan de orde. Op dat moment wordt expliciet ingegaan op het gebruik van Roundup, glyphosaat en dergelijke door het professionele bedrijfsleven, particulieren en overheden. De kwestie ligt nu ter inspraak voor bij alle betrokkenen. Ik kan mij dus voorstellen dat wij in juni op het onderwerp terugkomen.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik kom er dan graag op terug, want ik vind dit erg belangrijk. De staatssecretaris zegt dat de indirecte milieueffecten wel degelijk worden meegenomen. Volgens mij, zeker als het gaat om Roundup Ready Maïs, is dat helemaal niet het geval. Is de staatssecretaris bereid om beter te kijken naar de indirecte milieueffecten van een gewas als Roundup Ready Maïs?

Staatssecretaris Atsma: Daaruit klinkt de vooronderstelling door dat de Commissie Toelating Bestrijdingsmiddelen niet zou kijken naar die indirecte effecten. Natuurlijk wordt dat gedaan. Het zou raar zijn als wij niet naar de indirecte effecten kijken, want indirecte effecten zijn ook effecten. Die moet je laten meewegen.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik krijg nu antwoord op een vraag die ik niet gesteld heb. Het gaat mij om de toekenning van gewassen die je op de Nederlandse bodem wilt telen en de milieueffecten daarvan, want die hebben wel degelijk ook indirecte milieueffecten. De staatssecretaris verwijst nu naar de Commissie Toelating Bestrijdingsmiddelen, maar daar ging het mij niet om.

Staatssecretaris Atsma: Dan heb ik u verkeerd verstaan. Ik kreeg een specifieke vraag over het middel Roundup en glyphosaat en de directe en indirecte effecten ervan in relatie tot ggo. Ik heb gezegd dat bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen de Commissie Toelating Bestrijdingsmiddelen ook naar de indirecte effecten kijkt. Zo heb ik de vraag, van verschillende fracties overigens, verstaan. Ik heb ook aangegeven dat het onderwerp Roundup en glyphosaat als zodanig in juni uitgebreid op de agenda van de Kamer staat, op verzoek van de Kamer. Volgens mij ligt daar zelfs een motie van GroenLinks aan ten grondslag. Ik wil de discussie nu best voeren, maar het lijkt mij dienstig eerst de procedure in het land af te wachten en vervolgens met de Kamer verder te spreken. Dat is echter aan de Kamer.

De heer Bleker zal ingaan op de vragen over zijn portefeuille. Dat zijn er overigens heel veel. Volgens mij ben ik erdoor.

De heer Van Gerven (SP): De staatssecretaris is naar aanleiding van Roundup en glyphosaat nog niet ingegaan op mijn vraag naar het sociaaleconomisch criterium milieu. Nederland is voornemens daar niet voor te stemmen. Dat vind ik raar. Klopt dat, en moeten wij dit toch niet meenemen als sociaaleconomisch criterium? Ik heb ook gevraagd of Nederland onverminderd aandringt op de juridische houdbaarheid.

Staatssecretaris Atsma: De heer Van Gerven heeft gehoord dat wij een standpunt zouden innemen, maar ik heb dat niet gehoord. Dan moet hij concreter zijn. Waar gaan wij wat doen en op welke moment zou hij erover willen praten? Nu waarschijnlijk, maar dan moet ik wel weten waar het precies om gaat en wat de heer Van Gerven in het geruchtencircuit heeft gehoord. Ik kan niets met een onderwerp dat niet van een rugnummer is voorzien.

De heer Van Gerven (SP): Dat snap ik. Het gaat over de sociaaleconomische criteria. Daar zit milieu bij, ook naar aanleiding van bijvoorbeeld Roundup. Ik had begrepen dat het kabinet in Europees verband voornemens is om dit criterium niet mee te nemen. Als dat klopt, dan vind ik dat merkwaardig.

Staatssecretaris Atsma: Wij hebben heldere afspraken over milieucriteria in het algemeen. De Kamer heeft er eerder over gezegd wat dat betreft geen risico’s te willen nemen. In die zin zou je kunnen zeggen, al reageer ik dan heel algemeen, dat de zorg van de heer Van Gerven in principe is afgedekt. Dan zou het niet nodig zijn om er nog op terug te komen. Ik ben echter graag bereid om deze passage in het kader van de Milieuraad van juni, als het onderwerp toch op de agenda staat, mee te nemen. Ik zeg toe dat ik de kwestie in een brief aan de Kamer voor de Milieuraad van juni expliciet zal meenemen. Dan zijn we zorgvuldig.

De heer El Fassed (GroenLinks): Ik herinner de staatssecretaris aan mijn vraag over de 420 gentechvrije regio’s in Europa en zijn reactie dat Nijmegen zichzelf gentechvrij heeft verklaard.

Staatssecretaris Atsma: Ik heb die vraag als eerste beantwoord, in die zin dat dit in Nederland niet aan de orde is. Wij kennen in Nederland geen gentechvrije regio’s. Nederland heeft een landsdekkend beleid wat dit betreft. De heer Ormel heeft de Kamer er destijds van weten te overtuigen dat er één nationaal beleid moet zijn met betrekking tot ggo. We maken dus geen uitzondering voor Nijmegen, Wijchen, Den Haag, Vlagtwedde of Surhuisterveen.

De heer El Fassed (GroenLinks): De staatssecretaris reageert op Nijmegen, maar mijn vraag is nu juist wat de staatssecretaris ervan vindt dat er in andere Europese landen 420 regio’s zijn waar dit dus wel kan.

Staatssecretaris Atsma: Ik kan niet voor andere landen spreken, maar bij de Länder in Duitsland gaat het om een andere orde van grootte dan bij een gemeente, een stad of een provincie in Nederland. Ik herhaal dat de Kamer dit tot uitgangspunt van beleid heeft verklaard. Daar ben ik het overigens zeer mee eens. De Kamer heeft eerder ook aangegeven dat er één leidraad is, namelijk Nederland. Ik heb in eerste termijn ook gezegd dat dit juridisch het meest houdbaar is. Als hierover een discussie ontstaat, schatten wij in dat het andere niet houdbaar zal zijn in juridische zin. Dat staat echter los van het feit dat de Kamer heeft aangegeven dat voor Nijmegen, of welke stad of welk dorp dan ook, geen uitzondering wordt gemaakt. De heer Ormel heeft dat de Kamer via een motie nog eens laten bevestigen. Wie zijn wij dan om er anders over te denken?

De voorzitter: Dat was de beantwoording van de staatssecretaris van I en M. Ik geef het woord nu aan de staatssecretaris van EL&I. Een flink aantal woordvoerders heeft de interrupties al opgebruikt. De staatssecretaris kan dus tempo maken.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. De vloer is dus geheel aan mij. Wat een genoegen.

Wie is verantwoordelijk?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik heb nog twee interrupties, voorzitter.

Staatssecretaris Bleker: Dat was de eerste. Als mevrouw Dikkers «nee» zegt, dan is dat de tweede. Dan zijn we klaar. Deze frivoliteit mag ik me overigens niet veroorloven, zeker niet nu ik de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie vervang, maar daarnaast spreek ik ook nog als staatssecretaris.

Hoe zit het? Mevrouw Wiegman heeft dat gevraagd. De minister is verantwoordelijk voor het algehele dossier van het octrooirecht. Ik ben verantwoordelijk voor het kwekersrecht. De voorstellen ten aanzien van het kwekersrecht dienen uiteindelijk te passen in het totale beleid met betrekking tot het octrooirecht waarvoor de minister verantwoordelijk is. Soms spreek ik als staatssecretaris, soms als vervanger van de minister, maar de Kamer kan dat niet aan mij zien. Daar moet zij het mee doen.

Hoe staat het er internationaal voor? Er zijn op dit moment drie landen met een beperkte veredelingsvrijstelling, namelijk Duitsland, Frankrijk en Zwitserland. In andere landen is daar om diverse redenen geen belangstelling voor, ook niet voor een uitgebreide veredelingsvrijstelling. Waarom is dat het geval? Andere prioriteiten, veredeling is geen belangrijke economische sector, soms een ruime uitleg van de onderzoeksvrijstelling in het octrooirecht zodat een aparte, beperkte veredelingsvrijstelling in de nationale octrooiwetgeving niet nodig wordt geacht. Wij zullen het dus samen moeten doen met vooral Duitsland, dat ook een belangrijke sector heeft, Frankrijk evenzeer, en Zwitserland, hoewel dit land geen lid van de EU is. De inzet is daar ook op gericht. De Kamer heeft destijds een motie ingediend die brede steun heeft gekregen. Dat was een vertaling van een motie die in de Duitse Bondsdag was aanvaard. Wij hebben het oordeel erover aan de Kamer overgelaten. Wij zouden op die manier aan de slag gaan. Dat doen wij ook. Dat betekent een verhoogde activiteit, in de zin van een verdere verhoging van de diplomatie en de samenwerking met Duitsland en Frankrijk om in Europees verband te realiseren wat in de motie staat, met uiteindelijk de toets – ik spreek nu namens minister Verhagen – als er voorstellen op tafel liggen of die zich redelijkerwijs verhouden tot de belangen van andere belangrijke sectoren, zoals de medische sector. Ook in de veredelingssector zelf heeft men overigens belang bij de octrooiwetgeving. Het gaat dus niet alleen om een afweging ten opzichte van andere sectoren. Dat zal uiteindelijk gebeuren. Wij gaan volop aan de slag met de motie.

Iemand zei zojuist dat er een belletje is gepleegd, maar onze diplomaten doen veel meer dan belletjes plegen, zeker bij dit soort belangrijke zaken. Dit is dus de stand van zaken. De inzet is een beperkte kwekersvrijstelling in de Verordening Unitair Octrooi. Nederland zet zich nog steeds proactief in voor een beperkte vrijstelling wat betreft een unitair octrooi. We doen dat via onze permanente vertegenwoordiging bij de EU in Brussel en daarop is al positief gereageerd.

Mevrouw Snijder stelde, ook naar aanleiding van de brede consultatie, dat de brief van de minister wat onduidelijk is over hoe wij voor de uitgebreide vrijstelling gaan. Vanuit het belang van voedselzekerheid, de veredelingssector en innovatie streven wij naar een uitgebreide vrijstelling op Europees niveau. Echter, wij zullen steeds de afweging moeten maken hoe de wijze waarop dit vorm krijgt zich verhoudt tot de andere belangen die ook voor die sector en voor andere sectoren gelden. In het platform, onder leiding van de heer Trojan, zal daarover duidelijkheid moeten komen. Het gaat niet over de wenselijkheid ten principale, maar de wenselijkheid in het verband van de belangen die wij ook te dienen hebben, de juridische haalbaarheid en meer van dat soort zaken.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik vind het mooi als de regering met één mond spreekt. Op een gegeven moment zegt de staatssecretaris dat hij namens de minister van EL&I spreekt, maar dat geeft iets aan van de spanning tussen enerzijds de belangen van EL&I bij de kwekersvrijstelling en anderzijds de belangen van de industrie. Ik begrijp dat, ik val er ook niet over, maar ik wijs erop ter illustratie. Tegelijkertijd vraagt de staatssecretaris van I en M zich af, als de Kamer iets wil, wie hij is om ertegen te zijn. De Kamer is hier glashelder over geweest. De Kamer heeft in moties allerlei uitspraken gedaan. Ik ga ervan uit dat de toon van die moties en de constateringen in dat kader echt leidend zijn, niet alleen bij het stemgedrag van de Nederlandse regering, maar ook bij de proactieve houding. Ik snap wel dat er dingen gebeuren, maar het gaat mij ook om de inzet van de bewindslieden om dit proactief voor elkaar te krijgen.

Staatssecretaris Bleker: Die inzet van de bewindslieden van ons ministerie is er, maar wij zullen desalniettemin, bij het werken aan het specifieke dossier van de uitgebreide vrijstelling, altijd ook die andere belangen in ogenschouw moeten nemen. Het moet zich namelijk onderling wel met elkaar verdragen. Dat is ook onze gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het is ook in het belang van de veredelingssector zelf.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik kan mij voorstellen dat dit in de praktijk remmend werkt op de proactieve houding. De staatssecretaris vraagt zich af of er gas moet worden gegeven, want voor je het weet krijgen we iets dat wij niet willen. Dat is natuurlijk niet wat de Kamer wil. De Kamer wil een proactieve houding. Wij snappen best dat de andere sectoren ook belangen hebben, want dat is ook ons eigen belang. Een en ander moet echter wel leiden tot een proactieve houding, want alle sectoren zijn gediend met de oplossing.

Staatssecretaris Bleker: Wij voelen ons niet geremd.

De heer Ormel (CDA): Waarom wordt het advies van de Raad van State ten aanzien van TRIPs, richtlijn 98/44, niet alvast bekendgemaakt?

Staatssecretaris Bleker: Dat kan niet vanwege de Wet op de Raad van State. Dat kan pas op het moment dat wij het wetsvoorstel wat betreft het Nederlandse deel indienen bij de Kamer.

De voorzitter: Ik heb een vraag als VVD-woordvoerder. De staatssecretaris stelt dat hij vanuit het belang van innovatie, voedselzekerheid en de zaadveredeling gaat voor de brede kwekersvrijstelling, maar daar horen wel afwegingen bij. Dat woordje «maar» roept bij mij de zorg op dat er op bepaalde momenten steeds weer een pas op de plaats wordt gemaakt. Hoe maakt de staatssecretaris die belangenafweging? De Kamer heeft zich uitgesproken voor een brede kwekersvrijstelling. Vanwaar dan steeds die afwegingen? Ik kan me voorstellen dat je die in je achterhoofd hebt, maar er moet wel voortgang in blijven zitten. Door de term «maar» heb ik het gevoel dat die voortgang er niet in zit.

Staatssecretaris Bleker: Zo hoeft mevrouw Snijder het woordje «maar» niet te lezen. Ik spreek wat dit betreft eigenlijk de heer Dijkgraaf na, in die zin dat sprake is van gemeenschappelijke belangen waarvoor wij ook oog moeten hebben. Die moeten wij op de juiste momenten bij de zaak betrekken. Het rapport van de commissie-Trojan, dat in de zomer verschijnt, zal zicht bieden op hoe dit met elkaar te verenigen is. Er is geen sprake van een vertragende werking op onze inzet.

De voorzitter: Dan mijn tweede interruptie. Het betekent nogal wat als er voor de sector vertraging optreedt en als de discussie telkens opnieuw wordt gedaan. Daar voelen wij helemaal niets voor. Ik heb die zorg uitgesproken. De commissie-Trojan hoeft de discussie van ons niet over te doen. Wel moet er worden gekomen tot een goede belangenafweging, zodat de sector er ook breed achterstaat. De discussie moet niet opnieuw worden overgedaan. Als wij nu niet snel doorgaan, bestaat de kans dat een aantal bedrijven omvalt. De kwekersvrijstelling is van essentieel belang.

Staatssecretaris Bleker: Ja.

Er is gevraagd naar de Duitse route. Duitsland volgen zou betekenen het uitsluiten van alle biotechnologie van octrooi. Geen octrooi op leven, heet dat. Nederland kiest voor een inperking van het octrooirecht. Er blijven beperktere octrooirechten over. Dat is de situatie waar wij voor gaan, want dat is beter voor het investeringsklimaat en de bedrijvigheid. Overigens, de reeds genoemde minister Aigner heeft hierover een wat andere opvatting dan de Duitse minister van Justitie die hiervoor verantwoordelijk is. Daar is de race op dat punt ook nog niet geheel gelopen.

Zal de regering zich bij de Eurocommissaris inzetten voor de uitgebreide kwekersvrijstelling? Wij houden hierover zeker contact met de heer Barnier. We wachten het rapport-Trojan deze zomer ook af. De inzet is conform de motie van de Kamer, met de bepalingen die ik heb aangegeven.

De heer Dijkgraaf (SGP): Hebben de minister en de staatssecretaris van EL&I hierover contact op het allerhoogste niveau, dus ook met ministers uit andere landen? Het is nog wel een verschil of dit alleen gebeurt op attacheeniveau of dat men op cruciale momenten ook op het allerhoogste niveau contact heeft.

Staatssecretaris Bleker: Ja. Over de kwekersvrijstelling is er ook op ministersniveau contact geweest. Dat was volgens mij in de Raad voor Concurrentievermogen, maar de contacten vinden ook plaats op DG-niveau. De heer Dijkgraaf kan ervan op aan dat wij ons op de adequate niveaus inzetten waar het gaat om de kwestie die hij heeft aangesneden, vanaf nu, maar ook in het verleden. Wat betreft de precieze inzet wachten wij ook de rapportage-Trojan af.

De heer Dijkgraaf (SGP): Proactief betekent wat mij betreft ook dat als het nodig is contacten plaatsvinden op het niveau van de minister en de staatssecretaris, voorbereidend op dit soort ontmoetingen. Ik ga ervan uit dat dit volop gebeurt.

Staatssecretaris Bleker: Ja, die contacten zijn er, dan wel via de rechterhanden van de bewindslieden.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik vraag iets meer, al snap ik de formulering.

Staatssecretaris Bleker: De heer Dijkgraaf kan ervan op aan dat die contacten op het adequate niveau plaatsvinden.

Meerdere partijen hebben gevraagd naar de co-existentie. Co-existentieafspraken zijn nodig, zodat de ggo-, conventionele en biologische teelt naast elkaar kunnen bestaan, zonder dat daardoor vermenging en economische schade ontstaat. Veiligheid is bij co-existentie niet aan de orde, want het gaat immers om afspraken over teelt van in EU toegelaten en dus veilige ggo’s. Er is gevraagd hoe het precies op dat punt zit. De verordening van het Productschap Akkerbouw is reeds een aantal jaren van kracht. Recent is ook het besluit tot inwerkingtreding genomen. Men is bezig met het oprichten van een restschadefonds voor onvoorziene schade. Het aardappelbedrijfsleven heeft een garantiestelling toegezegd. De monitoring op de effectiviteit van de co-existentiemaatregelen wordt nu uitgewerkt. Zo is het nu geregeld. Er is ook gevraagd of ons ministerie in het fonds participeert. Nee, want het is een privaat fonds.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Worden mensen die hier behoefte aan hebben en die hier om hebben gevraagd, erbij betrokken? Hoe wordt het overleg vormgegeven? Wie neemt de leiding en wie is er verantwoordelijk?

Staatssecretaris Bleker: Betrokken partijen zijn Biologica, Plantum NL, LTO, Platform Aarde Boer Consument en ook vertegenwoordigers van de consumenten. Zij hebben de regels gezamenlijk opgesteld. Het Productschap Akkerbouw heeft de verordening vormgegeven. Dat is ons productschap.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Hoe zit het met de monitoring? Dat vraagt ook om techniek, maar ik kan me haast niet voorstellen dat dit zonder enige medeverantwoordelijkheid van de overheid te realiseren is. Het is belangrijk dat dit ook objectief wordt bekeken.

Staatssecretaris Bleker: Wageningen Universiteit werkt momenteel aan een protocol voor de monitoring. Voor de nadere uitwerking van alle afspraken heeft ons ministerie binnenkort overleg met betrokken partijen, zodat die uitwerking in overeenstemming met partijen zal plaatsvinden. Wij staan dus niet aan de zijlijn of op de hoek.

Welke partij is uit het platform gestapt? Monsanto is eruit gestapt, maar mogelijk is dat tijdelijk. Een nieuw bedrijf heeft zich inmiddels gemeld. Monsanto heeft grote aarzelingen bij de kwekersvrijstelling en heeft uit bedrijfsstrategische overwegingen ervoor gekozen om uit te stappen. Dat is de situatie. Er wordt nu vooral geprobeerd om tot consensus te komen met de tien bedrijven uit de groentezaadsector. Als dat lukt, dan zou dat een voorbeeld kunnen zijn richting een verbreding naar andere sectoren.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik wist dat het om Monsanto gaat. Ik wilde de naam eerst nog niet noemen, maar het is goed dat die nu valt. De naam van Monsanto is al regelmatig gevallen, omdat we allemaal weten dat dit een groot en dus invloedrijk bedrijf is. Wat zijn de mogelijke gevolgen van dit uitstappen en welke betekenis heeft dat?

Staatssecretaris Bleker: Een heleboel relevante partijen zitten wél aan tafel. We hopen dat wij in de zomer de rapportage krijgen. Uiteindelijk is dat de basis voor ons beleid. Het is de keus van Monsanto om niet meer mee te doen aan het overleg, maar dat laat onverlet dat wij ons baseren op de uitkomst van de rapportage-Trojan.

De Amflora-aardappel gaat niet door, vanwege de beslissing van BASF om te stoppen met biotechnologie in de EU. Het klopt dat de Nederlandse pootgoedhandelshuizen telers hebben verzocht een non-ggo-verklaring te tekenen. Die informatie is juist. Het betreft een initiatief van de sector, ook gelet op de handelsbelangen en de wens op dit punt van landen en partijen waarnaar wordt geëxporteerd.

Is dit dan een slecht initiatief geweest? Het is een privaat initiatief, geen initiatief van de Nederlandse overheid. De private sector heeft op een bepaald moment overwogen om dat te doen. Het project, van 10 mln. overigens, gaat om een aardappel die uiteindelijk via cisgenese resistent zou moeten worden gemaakt tegen aardappelziekte. Als dat op een verantwoorde manier kan, dan voorkomt dat veel gespuit op de akker en dat bespaart veel gewasbeschermingsmiddelen. In zekere zin ben ik er nog steeds voorstander van. Als er met verantwoorde biotechnologische technieken aardappels kunnen worden geteeld die veel minder behoefte hebben aan gewasbeschermingsmiddelen, bijvoorbeeld vanwege aardappelziekteresistentie, dan is dat een kleine zegen.

De voorzitter: Misschien wel een grote zegen.

Staatssecretaris Bleker: Een grote zegen op Witte Donderdag is een beetje veel. Een kleine zegen is al mooi. Ik geloof dat nu de zegeningen worden geteld.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik deel de zegen van de staatssecretaris niet zo. Het zou heel mooi zijn als er minder wordt gespoten. Kijk ik bijvoorbeeld naar Roundup Ready Maïs, dan constateer ik dat daar niet minder van wordt gespoten. Het onkruid in de regio wordt gewoon resistent doordat er meer wordt gespoten. Deelt de staatssecretaris die opvatting? Het lijkt mij niet dat hij daar gelukkig van wordt.

Staatssecretaris Bleker: Daar zou ik echt heel ongelukkig van worden, als dat klopt, maar daar had ik het niet over.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Dat snap ik, maar er zijn wel rapporten verschenen waarin dit verband wel degelijk wordt aangetoond, niet alleen bij herbiciden, maar straks ook bij pesticiden. Het zou dus heel mooi zijn als wij dat mee zouden nemen bij de beoordeling van de effecten van een bepaald gewas. Is de staatssecretaris dat met mij eens?

Staatssecretaris Bleker: Mevrouw Dikkers heeft een punt dat, als je via biotechnologische technieken een ziekteresistent ras kunt maken, dit niet alleen voor de korte termijn succes mag opleveren. Je moet ook bezien of het spul houdbaar is op de lange termijn. Een kortetermijnsuccesje voor een aantal jaren waarna we een groter probleem overhouden, schiet niet op. Dit algemene punt van mevrouw Dikkers, namelijk dat ook moet worden bekeken wat het voor de langere termijn betekent, omdat een oplossing voor een korte tijd niet opschiet, vanwege nieuwe problemen daarna, is heel reëel. Dat hoort daarom ook bij de toetsing van dit soort zaken.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik ben blij dat de staatssecretaris zegt dat dit bij de toetsing hoort, maar het hoort nu nog niet bij de toetsing. Ik begrijp dat de staatssecretaris hiermee toezegt dat deze kwestie voortaan bij de toetsing wordt betrokken.

Staatssecretaris Bleker: Ik vind dat bedrijven dat inderdaad moeten doen, want anders zijn ze ook een dief van hun eigen portemonnee.

Over de biologische sector wil ik heel duidelijk zijn. In de Europese wetgeving voor biologische landbouw wordt bepaald wanneer iets onder welke omstandigheden biologisch mag worden genoemd. Dat geldt ook voor de connectie met veredeling en biotechnologische rasverbetering. Als de sector wat dat betreft een bepaalde grens stelt, in de zin dat iets biologisch is onder de voorwaarde dat die en die connectie met biotechnologisch verbeterde rassen niet aanwezig is, dan moet dat klip en klaar worden gewaarborgd, want de biologische sector is ontzettend belangrijk. Dat is echter niet iets wat wij hier bepalen. De sector heeft het ecokeurmerk, dat label, als het ware Europees gedefinieerd. Als daar elementen in thuishoren die hier volgens de sector zelf mee te maken hebben, dan horen ze erin thuis.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Mag ik de staatssecretaris als volgt begrijpen? De biologische boeren zeggen nu al: als je cisgenese uit de vergunningplicht haalt, worden wij geconfronteerd met een moeilijker te weren product uit de lijn. De staatssecretaris weet dat biologisch voedsel gentechvrij moet zijn. De boeren komen dan ook in problemen in landen waar gentech nog veel minder wordt geaccepteerd dan in Nederland. De staatssecretaris garandeert hier dat hij die belangen van de biologische boeren vooropstelt. Dat zal de leidraad zijn voor de beslissing om cisgenese wel of niet uit te zonderen van de vergunningplicht.

Staatssecretaris Bleker: Dit gaat meteen weer zo snel. Als op Europees niveau de biologische sector verlangt dat in de definitie van biologische landbouw in Europese wetgeving elementen worden opgenomen op de punten die mevrouw Ouwehand noemde, zodat zeker gesteld kan worden dat bepaalde zaken niet vermengd worden, dan zal ik mij ervoor inzetten dat de Europese Commissie met voorstellen komt om dat aanvullend te waarborgen. Als de biologische sector op Europees niveau op dit punt bepaalde extra reële wensen heeft, dan zet ik mij ervoor in dat dat via de Europese Commissie geregeld wordt. Ik ben voor het behouden van een zuiver keurmerk «biologisch». Je moet de boel niet vermengen. Dat hoort niet. Dan kan nog steeds in Valthermond de Amflora-aardappel op een klein veldje van 30 m2 worden uitgeprobeerd.

Wordt de keuzevrijheid etikettering gewaarborgd bij cisgenese? Als een nieuwe veredelingstechniek wordt vrijgesteld, dan is de verplichting tot etikettering niet aan de orde. Er is dan per definitie geen sprake van een ggo.

Wageningen Universiteit is een zelfstandige rechtspersoon en werkgever, en heeft recht op het aanvragen van een octrooi en kwekersrecht met het oog op de zichtbaarheid en als bron van inkomsten. Er is zeer recent een analyse gemaakt van de octrooiposities. Die analyse zal ik de Kamer toezenden.

Het is niet zo dat de commissie-Trojan zal bepalen wat de regering en wat de Kamer vinden. Op basis van de rapportage zullen wij onze mind moeten opmaken. Dat is onze verantwoordelijkheid.

De heer Van Gerven zei dat de onvoorspelbaarheid de case-by-casebenadering rechtvaardigt. Ik ben al ingegaan op het advies van de Raad van State, dat overigens gaat over de juridische verenigbaarheid van het een met het ander bij de Europese richtlijnen.

De heer El Fassed sprak over de keuze tussen grote en kleine bedrijven bij octrooi. Het ligt allemaal niet zo zwart-wit. Ook een klein bedrijf kan een heel specifiek belang hebben dat via octrooiwetgeving geborgd wordt.

Wij zijn geen voorstander van een verplichte dierproeftest.

Wil de regering scherp aan de wind varen bij de ethische beoordeling van biotechnologie bij dieren?, zo vraagt de heer Dijkgraaf. Ja, dat doen wij al. In Nederland wordt overigens niet gekloond.

Er is gevraagd naar de lopende consultatie. Er zijn al veel gesprekken gevoerd, onder andere met Greenpeace, Oxfam Novib en LTO. Het gaat dus niet alleen om de sector, maar ook om de maatschappelijke organisaties.

Wat is «onevenredig grote schade»? Daarmee kom ik terug op mijn reactie naar aanleiding van de vrij scherpe inbreng van de VVD-fractie. Ik voeg daar niets aan toe.

De voorzitter: Er is tijd voor een korte tweede termijn.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Ik dank de regering voor de beantwoording in eerste termijn. Er blijven nog enkele vragen en opmerkingen over. Ik dank de staatssecretaris van I en M voor zijn aandacht voor gentherapie. Hij vraagt om suggesties van de Kamer, maar ik geef het kabinet mee dat het om zich heen moet kijken. Wij spreken over onderzoek in het belang van mensen. Als het kabinet het humaan vindt dat mensen snel naar huis gaan, dan zeg ik: dat vindt iedereen. Als ik in een ziekenhuis lig en de keuze heb tussen een nieuw medicijn dat mijn leven kan redden maar mij wel langer in het ziekenhuis houdt omdat het gentherapie is, en snel naar huis gaan, dan zou ik het wel weten. Ik vind dat de keuzevrijheid meer bij de patiënt zou moeten liggen. De overheid zou gentherapie moeten faciliteren, ook als het eventueel tot gevolg heeft dat een patiënt wat langer onder gecontroleerde omstandigheden moet zijn.

Ik heb gevraagd om een notitie vóór het einde van het jaar over gewenste wet- en regelgeving voor ontwikkelingen rond de synthetische biologie. Wij kunnen binnenkort nieuwe virussen produceren. Wij hebben onlangs een debat gevoerd over dual-usegoederen, het influenzavirus, etc. Straks hebben wij een nieuw virus dat nog vele malen potenter is dan het influenzavirus. Graag een notitie daarover naar de Kamer.

Ik dank de staatssecretaris voor het deels tegemoet komen aan de wens om een ethische afweging ergens neer te leggen en om dat meer als een apart advies te zien. Ik vraag hem de WRR om advies te vragen over ethische afwegingen van internationale biotechnologische ontwikkelingen.

Mevrouw Snijder nam stelling voor de uitgebreide kwekersvrijstelling. Staatssecretaris Bleker gaf aan dat minister Verhagen primair verantwoordelijk is voor octrooi. Voor de kwekersvrijstelling is de staatssecretaris primair verantwoordelijk. Om een titanengevecht tussen Bleker en Verhagen te voorkomen, pleit ik voor een balans, zodat beiden overleven. Ook de veredelingssector kan baat hebben bij octrooiwetgeving. Het gaat dus om de balans. Wij moeten zien hoe de hazen in Europa lopen. Wij kunnen hier wel declameren dat wij voor uitgebreide kwekersvrijstelling zijn, maar het is handiger om iets te bereiken dan niets.

Voorzitter: Ormel

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. De boodschap van de VVD is heel helder geweest: niet te lang treuzelen en de moties uitvoeren. Volgens mij is er al een motie aangenomen om te gaan voor die brede kwekersvrijstelling. Daar hamer ik op. Dat is de uitspraak van de Tweede Kamer en daar staat de VVD nog volledig achter. De dialoog rond de heer Trojan is heel aardig, maar het mag niet meer gaan over de wenselijkheid en de haalbaarheid.

Tegen de staatssecretaris van I en M zeg ik: ga voort met uw inzet. Ook cisgenese kan een stap voorwaarts zijn voor de verdelingstechnieken in Nederland. Bovendien kan cisgenese noodzakelijk zijn om een behoorlijke stap te zetten inzake voedselzekerheid zolang ggo niet wordt geaccepteerd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik ben er niet helemaal gerust op, maar ik ben wel blij dat de VVD pal achter de motie blijft staan en de kwekersvrijstelling hoog in het vaandel draagt. Daarmee hebben wij een ruime Kamermeerderheid. Het kabinet moet dienovereenkomstig handelen, of de minister van EL&I daar nu andere gedachten over heeft of niet.

Ik ben blij met de toezegging van staatssecretaris Bleker dat hij, als de biologische sector daarom vraagt, zich daarvoor wil inzetten. Maar ik ben wat verbaasd als hij zegt dat het Europees moet. Wij kennen deze staatssecretaris als iemand die bij een individuele industrieboer zegt: ik red jouw aardappels wel even. En als de Nederlandse biologische boeren zich grote zorgen maken, dan is de staatssecretaris pas na kritische vragen bereid om die zorgen serieus te nemen, zij het pas nadat ze Europees geuit zijn. Dit is niet het kabinet dat uitstraalt dat het staat voor de biologische boer.

Ik wil een onafhankelijk onderzoek naar de stand van zaken bij de EFSA. Het kabinet voelt er niet voor, dus ik zal met een motie komen.

Ik wil echt dat staatssecretaris Bleker harder trekt aan het tegengaan van gentechdieren. Er ligt een motie. Ik snap de moeilijkheden, maar ik weet dat deze staatssecretaris niet bang is voor een beetje tegenwind. Huppekee, aan de slag!

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ik dank beide heren voor de beantwoording, maar van staatssecretaris Bleker verwacht ik een proactievere houding inzake de volledige kwekersvrijstelling. Kijk eens naar Sarkozy, die bij tijd en wijle echt heel emotioneel voor de belangen van zijn eigen land opkomt. Dat is prachtig. Doe dat gewoon ook. Het is een heel belangrijke sector.

Ik heb nog een vraag over het overleg onder leiding van Trojan. De sector die voor meer dan 50% van de omzet verantwoordelijk is, de sierteelt, is daar niet bij aanwezig. Waarom niet?

Het gaat over voedselzekerheid. Een aantal partijen heeft bezwaren tegen ggo's. Dat kan zowel een ethische als een markttechnische achtergrond hebben. Ik wil de heer Dijkgraaf meegeven dat ik vroeger verhalen uit het Nieuwe Testament hoorde van Jezus, die water zomaar in wijn veranderde. Of dat met ggo's ging, weet ik niet, maar het kon toch zomaar. Aan de partijen ter linkerzijde geef ik mee dat in het kader van de voedselzekerheid de euforie over het onder water zetten van belangrijke voedselleveranciers volstrekt ongepast is.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Die vraag over de sierteelt was inderdaad nog niet beantwoord. Graag een reactie

Ik heb een vraag over het advies van de Raad van State. Hoort daarbij de discussie over de collectieve toestemming voor veldproeven? Zijn die proeven openbaar? Iedereen moet toch kunnen zien waar die velden zich bevinden? Komt er volstrekte transparantie? Ik vraag dat ook ter voorkoming van allerlei procedures.

Wie is er slim? De staatssecretaris vindt het niet zo gek dat die 10 mln. durfkapitaal door het putje is gegaan, maar het gaat om belastinggeld. Dat moet je alleen maar uitgeven als er draagvlak voor is. Als de sector dat helemaal niet wil, als de sector die gemodificeerde aardappel niet wil, dan moet je iets anders doen. Dan moet je het geld aan ander onderzoek besteden waar wel draagvlak voor is.

Wij zijn niet per se tegen cisgenese, maar wij gaan wel uit van het voorzorgprincipe. Zolang de veiligheid niet gewaarborgd is, moeten wij een pas op de plaats maken. Voor de voedselproductie hebben wij de methode niet per se nodig. De veredeling heeft ons ook al heel veel gebracht. Er is niet voor niets in Europees verband grote weerstand tegen methodes die in Amerika wel gebruikt worden.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik ben er niet helemaal gerust op dat Nederland voldoende zijn best doet voor het verwerven van steun voor de kwekersvrijstelling. De staatssecretaris reageerde geïrriteerd en na stevig doorvragen door mijn collega's was het een belletje door de rechterhand. Het leek alsof de rechterhand niet precies wist wat de linkerhand deed. Ik begrijp niet helemaal meer wie wanneer waar waarom gebeld heeft. In ieder geval is het resultaat zeer teleurstellend. Er moet nog een extra inzet gepleegd worden.

De staatssecretaris wordt ongelukkig van de langetermijneffecten van veel herbiciden, zo heb ik heb horen zeggen. Hij vindt dat de sector die effecten moet onderzoeken. Natuurlijk is het de verantwoordelijkheid van de sector dat er op lange termijn geen schade ontstaat, maar er moeten wel nieuwe randvoorwaarden worden gecreëerd. Wil staatssecretaris Bleker met sector, milieubeweging en wellicht ook Wageningen om de tafel gaan zitten om te komen tot een nieuw kader, waarin de langetermijneffecten, ook de indirecte, worden meegenomen? Ik zeg dit om staatssecretaris Bleker te helpen om staatssecretaris Atsma daarbij te helpen. Als wij die rotzooi niet in de natuur krijgen, krijgt staatssecretaris Atsma het namelijk straks niet in het oppervlaktewater waar hij het met veel geld weer moet uithalen.

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de antwoorden, maar het lijkt erop dat staatssecretaris Bleker rond de kwekersrechten een slag om de arm wenst te houden. De Kamer is heel duidelijk geweest. De staatssecretaris zegt dat hij zichzelf niet geremd voelt, maar spreekt hij dan namens de hele regering? Het valt ons op dat hij zijn «maar» in de discussie voor de Kamer klein doet uitkomen, maar in de uitvoering door de minister lijkt het een groot «maar» te zijn. Ik ben benieuwd naar de visie van staatssecretaris Knapen hierop. Ter bevordering van de coherentie van beleid moeten ook de belangen van kleine boeren in Afrika en de voedselzekerheid evenredig worden meegenomen. Uitgangspunt moet zijn dat wij ervoor zorgen dat die vrijstelling er gewoon komt, ondanks belangenafwegingen en maren. De regering zal zich proactief en creatief moeten opstellen en moet in het vervolg gewoon met één mond spreken. Waar een wil is – die wil is er zeker in de Kamer – moet er ook gewoon een weg zijn.

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff

Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de instemming en ik verontschuldig mij ervoor dat ik een enkele vraag heb laten liggen. De heer Ormel vraagt of aanvullende wet- en regelgeving nodig is op het terrein van synthetische biologie. Voor zover wij dat nu kunnen beoordelen, is dat niet aan de orde. Wij denken dat het huidige wetgevingskader adequaat is. Overigens hebben wij COGEM gevraagd om ons voortdurend te informeren over nieuwe ontwikkelingen. Er is geen enkele indicatie dat op dit punt de wet- en regelgeving niet voldoende is. Nieuwe ontwikkelingen zullen wij onverkort bij de Kamer melden.

De heer Ormel vroeg of de WRR het internationale aspect van het ethische vraagstuk in kaart kan brengen. Ik ben graag bereid om die vraag aan de WRR voor te leggen, wetend dat anderen daarbij behulpzaam kunnen zijn.

Over gentechnologie en het behandelen van ziekten ben ik het volstrekt eens met de heer Ormel. Dat ik gezegd heb dat mensen sneller naar huis kunnen, heeft natuurlijk te maken met het perspectief op genezing. In Europa verschillen de procedures, maar wij hebben onze eigen route gekozen. Als er suggesties zijn om de mensen om wie het gaat te helpen, zijn wij bereid om ook in het kader van de vergunningverlening alles te doen wat mogelijk is. Dat vraagt het onderwerp.

Mevrouw Ouwehand kondigde een motie over de EFSA aan, omdat zij vindt dat de organisatie onvoldoende transparant is. Ik heb al aangegeven wat ik ervan vind en ik schat in dat de motie niet nodig is.

De heer Van Gerven vroeg naar de transparantie van procedures. Een vergunningaanvraag is vanzelfsprekend volstrekt openbaar. Ook over de openbaarheid van de vragen aan de Raad van State kan geen enkele discussie ontstaan. Ook voor proefvelden zijn vergunningen nodig.

De heer Van Gerven (SP): Even ter verduidelijking: het gaat om de collectieve aanvragen. Je hebt transparantie en collectieve aanvragen. Mijn verzoek is om dat thema ook aan de Raad van State voor te leggen. De raad moet dat meenemen in zijn advisering aan het kabinet.

Staatssecretaris Atsma: Ook collectieve aanvragen zijn openbaar.

De heer Van Gerven (SP): Dat snap ik wel, maar is het verstandig om collectieve aanvragen toe te staan?

Staatssecretaris Atsma: Is het verstandig? Juist daarom leggen wij het aan de Raad van State voor. De raad moet in zijn eigen wijsheid beoordelen of het verstandig is. Wij bemoeien ons daar inhoudelijk niet mee.

Mevrouw Snijder heeft ons opgeroepen om vaart te maken. Dat doen wij altijd. Ik zou zeggen: moedig voorwaarts!

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik ben bereid om te bevorderen dat de sierteelt wordt betrokken bij het overleg-Trojan.

Ben ik bereid tot overleg met de biologische sector om de vraagpunten die door mevrouw Ouwehand zijn aangekaart, te bespreken? Ja, ik ben bereid tot die Europese inzet.

Het toepassen van biotechnologische technieken, genetische modificatie of klonen, bij dieren is verboden, tenzij de bewindslieden een ontheffing verlenen. Dat doen wij alleen op grond van biomedische gronden. Dit kan pas als daarvoor advies is ontvangen van de Commissie Biotechnologie bij Dieren. Die commissie kijkt hierbij naar gezondheids- en welzijnsaspecten én naar de ethische kant van de toepassing van de technieken.

Mevrouw Dikkers en de heer Van Gerven vroegen naar de duurzaamheid van een project dat is gefinancierd uit een duurzaamheidsprogramma vanuit FEZ-middelen. Het gaat om het ontwikkelen van een aardappel die resistent is tegen phytophthora. Het project is in 2006 gestart en is nu halverwege. Het resultaat is te zien op het proefveld in Valthermond. Doelstelling is een reductie van middelengebruik met 75%. Natuurlijk wordt daarbij gelet op de duurzaamheid van de reductie van het middelengebruik. Er mag niet iets anders voor in de plaats komen. Ik heb de aardappels gezien. Ze zien er nog wat minnetjes uit, maar dat is een kwestie van ontwikkeling.

Over onze inzet is genoeg gezegd, van links tot rechts in de Kamer. Aangevoerd door mevrouw Snijder zijn wij aangespoord om waar het gaat om de uitgebreide kwekersvrijstelling onze partners te zoeken in Duitsland en andere landen om het op de een of andere manier op een verantwoorde wijze, gekoppeld aan de octrooiwetgeving, gerealiseerd te krijgen. De Kamer kan ervan op aan dat wij dat doen, mede gelet op andere belangen.

De heer Van Gerven (SP): Ik doe staatssecretaris Atsma een suggestie over die collectieve aanvragen. Zou het kabinet na het advies van de Raad van State daarover een brief willen sturen voordat de regeling in werking treedt?

Staatssecretaris Atsma: Dat is geen probleem.

De voorzitter: Er zijn de volgende toezeggingen gedaan.

  • De Kamer ontvangt voor het zomerreces 2012 schriftelijk het resultaat van het overleg met belanghebbenden inzake de vrijstelling van cisgenese ten opzichte van de Europese regelgeving (de rapportage-Trojan). Hierbij zal tevens worden gereageerd op het RIKILT-rapport.

Staatssecretaris Atsma: Daar zit Trojan niet bij.

De voorzitter: Dan splitsen wij dat. Er is een toezegging op de rapportage van Trojan. Van de staatssecretaris van I en M komt er een aparte reactie op het RIKILT-rapport, alsmede op het advies van de Raad van State.

Staatssecretaris Atsma: Een advies van de Raad van State hebben wij niet in de hand.

De voorzitter: Het gaat om de reactie van het kabinet op dat advies.

  • De staatssecretaris van EL&I heeft toegezegd dat de analyses van Wageningen Universiteit van de octrooipositie naar de Kamer worden gestuurd.

  • De staatssecretaris van I en M zal de WRR verzoeken advies uit te brengen over de ethische afweging rond internationale biotechnologische ontwikkelingen.

  • De sierteelt zal worden betrokken bij het overleg van Trojan.

Volledige agenda

  • 1. Compromisvoorstel inzake teelt van genetisch gemodificeerde gewassen en (on)mogelijkheden van vrijwaringen

    32472-11 – Brief regering d.d. 16-06-2011

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

  • 2. Verslag van de Europese Commissie inzake sociaal-economische aspecten van ggo's

    32472-12 – Brief regering d.d. 04-07-2011

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

  • 3. Stand van zaken bij de oplossing van de kwekersproblematiek

    27428-202 – Brief regering d.d. 16-08-2011

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 4. Beantwoording vragen commissie over de octrooiproblematiek van kwekers

    27428-204 – Brief regering d.d. 20-09-2011

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 5. Evaluatierapport Commissie Genetische Modificatie

    27428-205 – Brief regering d.d. 29-09-2011

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

  • 6. Afschrift van de brief aan EFSA over de onafhankelijkheid van de EFSA

    27428-208 – Brief regering d.d. 09-11-2011

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

  • 7. Toezegging, gedaan in het algemeen overleg Biotechnologie 18 mei jl. en uitwerking van co-existentieafspraken

    27428-209 – Brief regering d.d. 09-11-2011

    staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

  • 8. Commissievoorstel inzake mogelijkheden voor lidstaten om teelt van ggo's op eigen grondgebied te beperken of verbieden: amendementen Europees Parlement

    32472-13 – Brief regering d.d. 09-11-2011

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

  • 9. Verslag van een schriftelijk overleg inzake biotechnologie

    32472-14 – Brief regering d.d. 16-12-2011

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 10. Verslag van een schriftelijk overleg inzake het ontwerpbesluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2012 en stand van zaken m.b.t. verbetering uitvoering van de biotechnologiewet (27428, nr. 206)

    27428-211 – Brief regering d.d. 19-12-2011

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

  • 11. Stand van zaken m.b.t. tot de uitvoering van de motie van Kamerleden Koopmans en Snijder-Hazelhoff inzake nieuwe veredelingstechnieken

    32472-15 – Brief regering d.d. 27-01-2012

    staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

  • 12. Aanbieding van afschrift van brief aan Plantum inzake de invoering van beperkte veredelingsvrijstelling (min EL&I)

    2012Z02114 – Brief regering d.d. 07-02-2012

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 13. Vertaling Duitse motie «geen octrooiering van conventioneel voortgebrachte dieren en planten»

    2012Z02403 – Overig d.d. 09-02-2012

    adjunct-griffier, M. Peen

  • 14. Mogelijkheden van het ontwerpbesluit genetisch gemodificeerde organismen in relatie tot COGEM signalering inzake genetisch gemodificeerde dieren

    27428-212 – Brief regering d.d. 09-02-2012

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

  • 15. Afschrift van het antwoord op de brief van de Gemeente Nijmegen van 11 oktober 2011 met betrekking tot het burgerinitiatief «Nijmegen gentechvrij» (sts EL&I)

    2012Z03481 – Brief regering d.d. 27-02-2012

    staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

  • 16. Benoeming van de voorzitter/bemiddelaar voor de consultatie van belangenverenigingen over de wenselijkheid en haalbaarheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht en mogelijke alternatieven daarvoor

    27428-213 – Brief regering d.d. 14-03-2012

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 17. Stand van zaken met betrekking tot de veredelingsvrijstelling

    27428-215 – Brief regering d.d. 19-03-2012

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 18. Tweede verslag van de Stuurgroep gedragscode licenties

    27428-216 – Brief regering d.d. 26-03-2012

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 19. Kabinetsreactie op COGEM rapport over genetisch gemodificeerde dieren

    27428-217 – Brief regering d.d. 27-03-2012

    staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

  • 20. Reactie op het rapport inzake verstrengeling bedrijfsleven en EFSA

    27428-220 – Brief regering d.d. 04-04-2012

    staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

  • 21. 21.Uitvoering motie-Koopmans c.s. (32627, nr. 5) over inzetten op een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995

    27428-219 – Brief regering d.d. 04-04-2012

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 22. Kabinetsreactie op het voorstel van de Europese Commissie voor een verordening met voorschriften voor de risicobeoordeling van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders ten behoeve van de Europese marktoelating

    2012Z06965 – Brief regering d.d. 04-04-2012

    minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven