26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 514 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 januari 2018

Over de voortgang van het programma eID rapporteer ik twee keer per jaar aan uw Kamer. In deze brief geef ik weer wat er in het afgelopen half jaar is opgeleverd en geef ik tevens een korte vooruitblik.

1. Algemeen

De overheid zal haar dienstverlening in onze informatiesamenleving verregaand moeten digitaliseren en de publieke taken zodanig moeten inrichten dat de behoeften, vragen en voorkeuren van burgers en bedrijven centraal komen te staan. En dus niet het systeem, de openingstijden of de voorkeurskanalen van de overheid of haar samenwerkingspartners. Om haar eigen dienstverlening beter te ondersteunen en aan te sluiten bij de maatschappelijke behoeften, is een veilige, betrouwbare digitale identiteit noodzakelijk en urgent. Digitale toegang voor burgers en bedrijven tot de overheidsdienstverlening is cruciaal voor een bijdetijdse dienstverlening. Voor bedrijven kent eHerkenning reeds de gewenste betrouwbaarheidsniveaus voor dienstverlening. Voor overheidsdienstverlening aan burgers is DigiD met alleen een wachtwoord thans het meest gebruikte inlogmiddel. Sedert jaren is ook DigiD met twee-factor authenticatie (via SMS) beschikbaar, maar dit wordt nog weinig gebruikt.

Voor een veilige dienstverlening en verdere digitalisering van de dienstverlening aan burgers, is het echter noodzakelijk de elektronische identiteitsmiddelen (eID-middelen) door te ontwikkelen naar hogere betrouwbaarheidsniveaus. Het programma eID is ingericht om eID-middelen voor burgers met een hogere betrouwbaarheid op te leveren en het waarborgen van de continuïteit van het stelsel van elektronische identificatie.

Nut en noodzaak van het programma zijn eerder getoetst in de «Businesscase Inloggen in het BSN domein» uit november 2016 (Kamerstuk 26 643, nr. 425). Op verzoek van de Kamer (motie van het lid Bruins-Slot c.s., Kamerstuk 27 859, nr. 108) is in de verslagperiode gestart met het actualiseren (herijken) van deze businesscase. De herijking van de businesscase wordt opgesteld door een extern onderzoeksbureau en zal volgens planning eind februari 2018 worden opgeleverd. Ik zal de Kamer dan over de uitkomsten informeren.

2. Wet digitale overheid

Het voorstel voor de Wet digitale overheid is in december 2017 voor advies aan de Raad van State voorgelegd. Het wetsvoorstel legt de basis voor verdere digitalisering bij de overheid. Het wetsvoorstel bevat regulering van de digitale overheid op het gebied van standaarden, informatieveiligheid en de generieke infrastructuur, waaronder de inrichting van stelsels voor elektronische identiteiten (eID) voor burgers en bedrijven. Om de continuïteit van (semi)publieke dienstverlening aan burgers te borgen wordt in het wetsvoorstel de mogelijkheid opgenomen om een of meer private inlogmiddelen voor burgers toe te laten, als alternatief naast DigiD. De toelating van private inlogmiddelen geschiedt op basis van nader door de Minister vast te stellen eisen waarop gericht toezicht kan worden gehouden. Voor de dienstverlening aan bedrijven krijgt het bestaande stelsel van eHerkenning in deze wet een juridische basis.

De wet verplicht dienstverleners om voor hun elektronische diensten een passend betrouwbaarheidsniveau te bepalen en daarvoor de door de Minister van BZK aangewezen generieke inlogmiddelen te accepteren. Het zou immers voor burgers en bedrijven onaanvaardbaar zijn, alsmede voor de overheid inefficiënt zijn, om bij elke dienstverlener of elke sector een andere inlogmethode te moeten hanteren. De uitvoeringsregelgeving op grond van het wetsvoorstel zal dienstverleners het kader bieden voor het bepalen van het betrouwbaarheidsniveau in verschillende soorten dienstverlening.

In het kielzog van de Wet digitale overheid is een separate wijziging van de Paspoortwet voorbereid om de plaatsing van DigiD op een hoog betrouwbaarheidsniveau met de Nederlandse identiteitskaart mogelijk te maken. Dat wetsvoorstel is in december in conceptvorm openbaar gemaakt met het oog op externe consultatie. Ik verwacht dat de Wet digitale overheid spoedig, in het tweede kwartaal 2018, aan uw Kamer kan worden aangeboden. De wijziging van de Paspoortwet zal aansluitend daarop worden ingediend.

3. Doorontwikkeling DigiD

Het kabinet zet vol in op het verhogen van de betrouwbaarheid van DigiD.

In november 2017 is DigiD op een hoger betrouwbaarheidsniveau geïntroduceerd (zie Stcrt. 2017, nr. 59901). In 2018 zal worden gewerkt aan verdere verbeteringen, zoals gebruiksgemak en verdere verbreding van de doelgroep. Ook zal volgens planning in het tweede kwartaal worden gestart met de uitgifte van rijbewijzen met een nieuwe chip op het hoogste DigiD betrouwbaarheidsniveau. Tevens vinden voorbereidingen plaats om in 2019, conform planning, op basis van de hiervoor genoemde wijziging van de Paspoortwet, te starten met de uitgifte van Nederlandse identiteitskaarten met DigiD op het hoogste betrouwbaarheidsniveau.

4. Toelating private eID-middelen voor burgers

De groeiende afhankelijkheid van digitalisering stelt steeds zwaardere eisen aan de permanente beschikbaarheid van inlogmiddelen. De DigiD-infrastructuur kent een zeer hoge betrouwbaarheid en beschikbaarheid, maar een 100% beschikbaarheidsgarantie is niet mogelijk. Voortdurende versterking van cybersecurity van vitale infrastructuur is essentieel, maar er zal altijd een zeker risico op uitval zijn. Daarom is het ook vanuit het individuele perspectief van de burger wenselijk een alternatief te hebben, bijvoorbeeld als deze zijn DigiD is kwijtgeraakt.

In de verslagperiode heeft BZK daarom uitgebreid met marktpartijen gesproken om te onderzoeken of zij een adequaat en betaalbaar eID-middel hebben op (ten minste) een substantieel betrouwbaarheidsniveau en met een hoge mate van beschikbaarheid voor burgers.

De hoofdconclusie van deze marktconsultatie is dat naar verwachting marktpartijen kunnen voldoen aan de doelstellingen en eisen van BZK. Ik bereid daarom de komende maanden een aanbesteding voor om een of meer private eID-middelen op dat betrouwbaarheidsniveau te kunnen toelaten voor gebruik, naast het publieke middel DigiD. Uit de aanbestedingsprocedure zal definitief blijken of en zo ja welke marktpartijen kunnen worden toegelaten en tegen welke prijs. Na de aanbestedingsprocedure zal de feitelijke invoering moeten worden voorbereid en kunnen vanaf het eerste kwartaal van 2019 dienstverleners worden aangesloten.

5. Voorbereiding van de invoering

In de verslagperiode is verder gewerkt met het voorbereiden van kaders en regelgeving die nodig zijn voor de invoering van het eID-stelsel. Verder is er gewerkt aan het inrichten van de verschillende onderdelen van de generieke infrastructuur die nodig zijn voor de werking met de verschillende eID-middelen voor burgers, waaronder ook toegelaten eID-middelen uit andere lidstaten. Met het oog op een eenvoudige invoering – een belangrijke wens van dienstverleners die met het burgerservicenummer werken – zal ik in 2018 een zogenoemde routeringsvoorziening inrichten om de Europese eID-middelen, samen met DigiD en de te zijner tijd toegelaten private eID-middelen, met ingang van het eerste kwartaal van 2019 bij de verschillende dienstverleners te kunnen ontsluiten.

Overigens zal ook DigiD op het betrouwbaarheidsniveau substantieel en hoog worden aangemeld bij de Europese Commissie, zodra kan worden vastgesteld dat deze voldoen aan de gestelde eisen, zodat ook deze Nederlandse eID-middelen bij overheidsdienstverleners in andere lidstaten kunnen worden gebruikt. Ook voor het afsprakenstelsel Elektronische Toegangsdiensten – eHerkenning (voor bedrijven) – bestaat de ambitie om te worden aangemeld bij de Europese Commissie, zodat het gebruik ervan in andere lidstaten mogelijk wordt.

Ik zal u in juli 2018 opnieuw informeren over de algemene voortgang van het programma.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Naar boven