26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 236 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 december 2016

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 7 december 2016 overleg gevoerd met mevrouw Ploumen, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 7 november 2016 inzake de voortgang van de implementatie van het imvo-beleid (Kamerstuk 26 485, nr. 233);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 18 juli 2016 inzake de actieplannen ter uitvoering van het steenkoolconvenant (Kamerstuk 26 485, nr. 221);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 11 november 2016 ter aanbieding van het voortgangsverslag implementatie steenkoolconvenant (Kamerstuk 26 485, nr. 234);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 12 oktober 2016 met de reactie op twee toezeggingen inzake lessen uit beleidsevaluaties en gevolgen voor inrichting bedrijfsleveninstrumentarium, imvo-resultaten bedrijfsleveninstrumentarium en TA arbeidsinspectie via PUM (Kamerstuk 33 625, nr. 231);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 3 november 2016 met de kabinetsreactie op het AIV-advies «Daadkracht door de Dutch Diamond: Ondernemen in het licht van de nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen»;

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 25 oktober 2016 inzake de stand van zaken van Dutch Good Growth Fund 2016 (Kamerstuk 33 625, nr. 234);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 17 mei 2016 met de reactie op verzoek van het lid Gesthuizen, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 20 april 2016, over het bericht «Veel kledingmerken nog weinig duurzaam» (Kamerstuk 33 625, nr. 218).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De griffier van de commissie, Van Toor

Voorzitter: De Roon

Griffier: Wiskerke

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Van Laar, De Roon, Teeven en Voordewind,

en mevrouw Ploumen, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 11.01 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Ik open dit algemeen overleg met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het onderwerp is het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (imvo). Er staan zeven brieven op de agenda en we hebben twee uur de tijd. Ik zie op dit moment slechts twee woordvoerders. Mevrouw Gesthuizen is wegens ziekte verhinderd. Ik hanteer in eerste termijn een spreektijd van zes minuten per fractie.

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. Zonder oppositie hebben we niet echt veel haast, lijkt me.

De kop is eraf. De eerste twee convenanten voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn gesloten, in de textiel en door de banken. Wij feliciteren de Minister met dit resultaat. De intenties en acties staan op papier en nu komt het aan op actie. De Partij van de Arbeid heeft er vertrouwen in dat bedrijven hun plannen uitvoeren. Niettemin blijven wij voorstander van stevig toezicht. We hebben nog wat convenanten te gaan. De Partij van de Arbeid ziet dat de SER (Sociaal-Economische Raad) een belangrijke rol speelt bij de totstandkoming van convenanten. Daar waar de SER niet betrokken is, zien we weinig vooruitgang. Dringt de Minister aan op betrokkenheid van de SER bij alle convenanten? Voor de Partij van de Arbeid blijft het onduidelijk hoe de SER de achterblijvende sectoren, bijvoorbeeld de bouw, de chemie, de elektronica en de land- en tuinbouw, verleidt of stimuleert om alsnog tot een convenant te komen. Kan de Minister dit toelichten? Is ze het met de Partij van de Arbeid eens dat kwaliteit voor snelheid moet gaan?

Het is belangrijk dat de convenanten alle richtlijnen van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) omvatten en over de gehele linie inzetten op vooruitgang. Het is ook belangrijk dat de convenanten plek bieden aan bestaande duurzaamheidsinitiatieven en koplopers de gelegenheid geven om zich daarbij te voegen. Kan de Minister hierop ingaan? Vorige week deed het NCP (Nationaal Contactpunt) een belangrijke uitspraak over de verantwoordelijkheid van Atradius als verzekeraar in een project van Van Oord. Het enkel voorafgaand aan een project gepaste zorgvuldigheid betrachten, is onvoldoende, zo concludeerde het NCP. Welke gevolgen heeft deze uitspraak voor het beleid van de Minister, voor de inrichting van het bedrijfsleveninstrumentarium en voor de manier waarop imvo ingevuld dient te worden? Kan de Minister ons hierover een brief toezeggen? Even snel een antwoord lijkt ons hiervoor een beetje krap. Wellicht kan de Minister al een voorzet geven.

De twee afgesloten convenanten bevatten niet of nauwelijks afspraken over leefbaar loon. Voor de Partij van de Arbeid is leefbaar loon cruciaal, zoals we ook hebben beschreven in onze initiatiefnota Eerlijk werk wereldwijd. Zonder leefbaar loon blijven mensen immers onder de armoedegrens overleven en blijven ze afhankelijk van hulp van anderen, van overheden of van ontwikkelingssamenwerking. Inclusieve ontwikkeling betekent dat mensen echt profiteren van nieuwe bedrijvigheid en niet dat zij kunnen participeren in nieuwe vormen van uitbuiting. Hoeveel van de met het bedrijfsleveninstrumentarium gecreëerde banen hebben een leefbaar loon? Hoe ziet de Minister leefbare lonen terugkeren in de convenanten? Is de Minister het met ons eens dat een afspraak om in 2030 leefbare lonen te gaan betalen volstrekt onvoldoende is? Hierop wil een deel van de textielsector nu aansturen.

We zijn blij met de initiatieven van het kabinet om duidelijkheid te verschaffen over de relatie tussen mededingingswetgeving en duurzaamheidsinitiatieven. De Partij van de Arbeid steunt daarbij ook de inzet van het kabinet om de interpretatie van de Europese Commissie van de Europese mededingingsbepalingen te verruimen. We vragen ons wel af of het via een wet verbindend verklaren van afspraken, namelijk in de wet van Minister Kamp, niet een veel te traag proces is. Is het niet mogelijk om bijvoorbeeld convenanten algemeen verbindend te verklaren op de manier waarop we dit met cao's doen? Als we het via een wet doen, zijn we al gauw twee jaar verder.

Ik wil de Minister nog een compliment maken. Het is mooi dat 80% van alle handelsmissies naar lage- en middeninkomenslanden ging. Dat zijn de landen waar de werkgelegenheid het hardst nodig is en waar Nederlandse bedrijven perspectief kunnen bieden en het verschil kunnen maken. Inclusieve groei is immers de beste armoedebestrijding. Volgens de Minister is het te vroeg om conclusies te verbinden aan de imvo-effecten van het bedrijfsleveninstrumentarium. De Partij van de Arbeid wil nog altijd graag weten hoe de Minister vaststelt of een bedrijf maatschappelijk verantwoord handelt. Het baart mijn partij bijvoorbeeld zorgen dat bedrijven met een nulscore op de transparantiebenchmark meermaals mee op missie kunnen. Dit gebeurt terwijl de RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) telkens de benchmark raadpleegt bij de screening. Volgt met elk bedrijf dat mee wil, zich in een risicosector bevindt en een nulscore heeft op de transparantiebenchmark, het door de Minister toegezegde gesprek over imvo? Zo ja, wat zijn de resultaten van deze gesprekken dan?

Klopt het dat het voldoen aan de OESO-richtlijnen niet als voorwaarde wordt gesteld aan alle overheidssteun, bijvoorbeeld in het topsectorenbeleid? Ook in het nieuwe wetsvoorstel over de duurzaamheidsinitiatieven zijn de OESO-richtlijnen niet als voorwaarde terug te vinden. Is de Minister bereid om hier toch nog een coherente en duurzame voorzet voor te doen, bijvoorbeeld door het belang van de OESO-richtlijnen onderdeel te laten zijn van het recentelijk ingestelde coördinatieteam voor de werelddoelen?

Over coherentie gesproken: de Partij van de Arbeid ziet graag een scherper kader voor de zaken waaraan we overheidssteun geven. Niet alle vormen van handel dragen immers bij aan het behalen van de werelddoelen. Sommige schaden het bereiken ervan zelfs. We investeren nu al niet in illegale activiteiten – dat nemen we in ieder geval aan – maar dit lijkt me niet het enige criterium. Ik neem aan dat we ook niet investeren in wapens of tabak, hoewel die vaak legaal zijn, maar we investeren wel in fossiele brandstoffen en alcohol. Waar zit het verschil tussen deze groepen? Is de Minister bereid om een coherent kader te formuleren voor het mogelijke gebruik van overheidssteun in het licht van de werelddoelen?

De Partij van de Arbeid heeft tot slot met belangstelling kennisgenomen van de voortgangsrapportage over het steenkoolconvenant. Al langer woedt er een discussie over het tijdelijk opschorten van de import door Nederlandse energiebedrijven wegens aanhoudend paramilitair geweld tegen mijnbouwactivisten in Cesar. Erkent de Minister de link tussen dit geweld en de mijnen waar de Nederlandse bedrijven inkopen? Kan de Minister toelichten of energiebedrijven inmiddels een disengagementstrategie hebben opgesteld, zoals in het convenant is afgesproken? De Partij van de Arbeid vreest dat ook in het nieuwe aan het convenant gerelateerde actieplan van energiebedrijven hieraan nauwelijks aandacht wordt besteed. We zien graag dat de Minister hier werk van maakt tijdens de komende stakeholdersbijeenkomst op 9 december. Kan zij dit toezeggen?

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. De VVD is en blijft positief over het verhoogde tempo in de uitvoering van het convenantenbeleid. De Minister heeft dit goed gedaan en daar prijzen we haar voor. Het blijft echter voor de VVD onduidelijk wat de exacte voortgang is naast de ondertekening van de convenanten. In het vorige algemeen overleg hebben we gevraagd of er behalve een papieren exercitie – dit was een beetje hard en onaardig uitgedrukt – ook iets concreets werd opgeleverd. Het antwoord van de Minister luidde toen dat dit het geval was, maar dat het even duurt voordat een en ander wordt gestart en afgerond. Wat is er inmiddels concreet gestart en wat zijn de resultaten? Kan de Minister aangeven of dit ook geldt voor het convenant over de bancaire sector, dat in oktober is ondertekend?

De Minister geeft in haar brief van 7 november aan dat de kosten voor de convenanten gedragen worden door zowel het Ministerie van Buitenlandse Zaken als de SER. Ook het bedrijfsleven wordt geacht een deel van de kosten voor zijn rekening te nemen. Heeft het bedrijfsleven inmiddels kosten voor het convenant van de bancaire sector vergoed? Hoe ziet de verdeling van kosten voor het convenant er concreet uit? Kan de Minister resultaten aangeven van de ondertekende convenanten? Leveren de convenanten op wat ervan verwacht werd? De VVD is ter ore gekomen dat veel organisaties zich afvragen of convenanten wel iets opleveren. Kent de Minister deze geluiden ook? De motivatie is hoog, maar bedrijven weten niet goed wat er in de praktijk van ze wordt verwacht.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het is goed dat de heer Teeven nog steeds enthousiast is over de convenanten. Kritische vragen zijn ook altijd goed, maar de Minister heeft in principe nog maar drie maanden om de resterende zeven of negen convenanten af te sluiten. Nu zijn er een aantal goed op stoom, maar die moeten nog worden afgerond. Wat is de inzet van de VVD voor de straks demissionaire status van de Minister? Geeft de VVD de Minister de ruimte om ook in de demissionaire periode de convenanten netjes af te maken door ze niet controversieel te verklaren?

De heer Teeven (VVD):

Wat al dan niet controversieel wordt verklaard na het aantreden van een nieuw parlement en een nieuwe VVD-fractie is aan die fractie. Daar kan ik op dit moment geen enkele toezegging over doen, dus dat is ingewikkeld. Wat deze VVD-fractie betreft mag de Minister tot 15 maart, of eigenlijk tot 22 maart, de datum van aftreden van de oude Kamer, doorgaan met datgene waarmee ze bezig is. Overigens hechten wij anders dan de ChristenUnie niet zozeer aan het feit dat er zo veel mogelijk convenanten worden getekend. Wij hechten meer waarde aan het feit dat er, behalve dat ze getekend worden, ook inhoudelijk iets gebeurt. We hebben niet veel met convenantenfetisjisme.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De ChristenUnie houdt alleen maar van papier en van papieren afspraken, in tegenstelling tot de VVD. Dit kan ik geheel bevestigen, maar niet heus. Daar zitten we hier niet voor. Mijn vraag was wat de inzet wordt van de heer Teeven. Ik neem aan dat hij straks een overdrachtsdossier maakt. Hierin zal hij ongetwijfeld aan zijn opvolger melden dat de convenanten nog lang niet allemaal zijn afgesloten. Pleit hij er in het dossier voor dat de convenanten in de demissionaire fase niet controversieel worden verklaard?

De heer Teeven (VVD):

Door het uitlokken van dit soort dingen hoort mijn opvolger meteen wat ik heb toegezegd. Ik begrijp dat de heer Voordewind dat heel leuk vindt. Wij zien graag dat de Minister doorgaat met de geplande uitvoering van de convenanten. We zullen bekijken wat de convenanten concreet opleveren, want daar gaat het steeds om. Wat ons betreft kan de Minister tot 22 maart met grote spoed voorwaarts. Het kost tijd. Dat snappen wij ook. We vinden dat de Minister in haar periode veel heeft bereikt en veel heeft gedaan. Dit zeggen we niet tegen elke Minister van haar huis, maar wel tegen haar. Zij heeft wat ons betreft het voordeel van de twijfel. In het overdrachtsdossier zal ik vermelden dat zij niet een Minister is die de kantjes er vanaf loopt maar één die daadwerkelijk resultaat bereikt, en dat we graag zien dat de convenanten wat gaan opleveren. Het gaat niet alleen om het aantal, waar de ChristenUnie erg aan hecht, maar ook om de invulling. Wij vinden de inhoud altijd belangrijker dan het aantal.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb een punt van orde. Ik wil graag een antwoord hebben.

De voorzitter:

Dit is geen punt van orde. U hebt een antwoord gekregen, maar dat bevalt u niet. De heer Teeven vervolgt zijn betoog.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb geen antwoord gehad op de vraag of de heer Teeven het in zijn overdrachtsdossier zet.

De heer Teeven (VVD):

Luisteren is een kunst, ook voor de ChristenUnie.

Dat bedrijven niet goed weten wat er van ze verwacht wordt, zou blijken uit het onderzoek van de VBDO (Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling). Hierin staat dat 58% van de bedrijven geen gebruikmaakt van de OESO-richtlijnen. Kan de Minister aangeven in hoeverre zij deze cijfers van toepassing vindt op de deelnemende bedrijven aan de convenanten?

De VVD dankt de Minister voor haar toelichting op de zorgplichten voor Nederlandse ondernemingen inzake imvo. De VVD is tevreden over het feit dat het OM geen toezicht zal houden op de convenanten. Deze lijn hebben wij altijd graag gezien en die wordt nu bevestigd. Deze is anders dan andere partijen willen. De VVD-fractie zag en ziet niets in een rol van het OM op dit punt. Zij blijft van mening dat het strafrecht alleen moet worden gebruikt als ultimum remedium, zeker in dit soort zaken. Ingeval het niet anders kan, moet het, maar anders is er geen ruimte in het economisch strafrecht voor deze zaken. De Minister schrikt ervan; ik wacht even tot ze is uitgehoest.

Ik hoor de ChristenUnie zeggen dat ik scherpe teksten heb, maar ik heb juist lovende teksten voor de Minister. De VVD-fractie blijft benadrukken dat bedrijven de ruimte moeten krijgen om zelf hun rol te pakken binnen de convenanten en dat het geen dwangexercitie moet zijn. De beste resultaten worden bereikt als bedrijven er intrinsiek achter staan. Dit zien we bijvoorbeeld bij de textiel- en kledingconvenanten. Ik zeg erbij dat we laatst hoorden dat het nog steeds maar een derde van de bedrijven betreft. Twee derde van de bedrijven in dit convenant zit nog een beetje op de wip.

De Minister geeft aan dat zij nog geen concluderende uitspraken kan doen over de imvo-resultaten na de aanpassingen in het bedrijfsleveninstrumentarium. Zij spreekt echter wel over positieve signalen. Dat is een vage uitdrukking, dus wij horen graag welke signalen het concreet betreft. Kan de Minister ook aangeven wat de huidige stand van zaken is betreffende het Europese beleid voor mvo (maatschappelijk verantwoord ondernemen)? Welke gevolgen zijn zichtbaar van de inzet van Nederland voor een Europees mvo-beleid gedurende het Nederlandse voorzitterschap? Wij waren er enthousiast over. We zijn in Parijs geweest en hoorden daar dat Onze Minister werd geprezen, maar wat heeft het uiteindelijk opgeleverd?

Tot slot het advies van de AIV (Adviesraad Internationale Vraagstukken) over ondernemen in het licht van duurzame ontwikkelingsdoelen. De VVD dankt het kabinet voor de uiteenzetting naar aanleiding van de conclusies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken en steunt het kabinet in de opvatting over de verschillende hoofdconclusies en aanbevelingen uit het rapport. Deze gaan over het bestrijden van het ongelijke speelveld, het systematisch onderzoek naar de privaat-publieke samenwerking, duurzaamheid, het welvaartsbegrip dat te smal wordt uitgelegd en dat het kabinet graag ruimer ziet, en het ketenbelang. Het is goed dat het kabinet deze inzet continueert.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Om het ongelijk van de heer Teeven aan te duiden, zal ik een aantal kritische vragen stellen over de inhoud van de convenanten. Ik hoop dat de heer Teeven dit met mij meemaakt. Veel bedrijven spannen zich in om verantwoord te ondernemen. Recent onderzoek laat echter zien dat slechts 30% van de bedrijven zich committeert aan de OESO-richtlijnen en dat 20% de richtlijnen eigenlijk helemaal niet kent. Dat gaat tegen het beleid van de Minister in. Haar inzet is dat 90% van de grote Nederlandse bedrijven zich inzet voor en committeert aan de OESO-richtlijnen. De ChristenUnie pleit er dan ook voor om uiteindelijk een verplichte due diligence in de wet op te nemen, een verplichte transparantie voor middelgrote en grote ondernemingen in de risicosectoren, in lijn met de Britse Modern Slavery Act. Wat doet de Minister om de OESO-richtlijnen meer onder de aandacht te brengen van die 20% van de bedrijven die er nog niet mee bekend is?

Vorige week hebben we tijdens een rondetafelgesprek gesproken over het bancaire convenant en het textielconvenant. Ik ben blij dat deze twee er zijn, maar zie dat in sommige sectoren nog weinig of geen voortgang wordt geboekt. Ik noem de detailhandel, de groothandel in metaal en de sectoren olie, gas, chemie en energie. Ontstaan deze convenanten nog binnen het halfjaar, driekwart jaar dat het kabinet mogelijk nog resteert tot de zomer? Kan de Minister meer inzetten op due diligence en concrete uitvoeringsplannen binnen de convenanten, inclusief een actieve rol van de overheid? De overheid is er natuurlijk via de financiering aan de SER nauw bij betrokken. De SER speelt een echt prijzenswaardige rol, maar wij missen nog steeds een beetje de onafhankelijke toezichthouder. De SER is betrokken bij de opzet en nu ook bij de uitvoering, maar het zou goed zijn als we een onafhankelijke toezichthouder hadden die sancties kan opleggen aan bedrijven die weigeren kinderarbeid en dwangarbeid uit hun keten te weren. Ik krijg berichten van ngo's (niet-gouvernementele organisaties) die weliswaar betrokken waren bij de opstart van het textielconvenant, maar nu bij de uitvoering en de monitoring gebrek aan financiën hebben om er nog capaciteit op in te zetten. Bij het bankenconvenant worden de ngo's wel toegerust om betrokken te blijven, maar bij het textielconvenant schort daar het een en ander aan.

Het is mooi dat de Kamer een motie van de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie heeft aangenomen om 10 miljoen te besteden aan de bestrijding van kinderarbeid. Op welke manier besteedt de Minister het geld precies? Ik hoop echt dat we kunnen doorgaan met het goede werk van een alliantie als Stop Kinderarbeid – ik blijf het herhalen – waar de Minister zelf ook enthousiast over is. Ik begrijp dat hierover binnenkort een besluit wordt genomen.

Ik kom op het DGGF (Dutch Good Growth Fund). De IOB (Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie) heeft geconstateerd dat de allerarmsten nog steeds niet voldoende worden bereikt met het DGGF. Hulp en handel zijn nog steeds niet de gouden formule om dit doel te bereiken. Spoor 2 kende een trage start en de resultaten zijn nog onvoldoende zichtbaar, meldt de Minister in de eerste evaluatie. Zet de Minister in op een stevig toetsingskader op de imvo-richtlijn en op de ontwikkelingsrelevantie, zoals in de eerdere motie-Slob is gevraagd? Bereikt het DGGF een stevige ontwikkelingsrelevantie? Kan de Minister meer gebruikmaken van de bestaande samenwerking tussen de ngo's en de bedrijven, zoals zij ook mogelijkheden heeft gecreëerd via het budget technische ondersteuning? Wat is er nog meer voor nodig om de meerwaarde van het betrekken van de ngo's bij bedrijven verder uit te nutten?

De heer Van Laar (PvdA):

De heer Voordewind maakte een kritische opmerking over spoor 2. Dit had ik niet van hem verwacht. Volgens mij is spoor 2 juist het spoor voor het lokale bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, dat uitstekend functioneert en de grootste multiplier oplevert. De trage start zat in spoor 1. Spoor 3 is eigenlijk helemaal niet van de grond gekomen. Kan de heer Voordewind zijn opmerking iets toelichten?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben heel enthousiast over spoor 2. Wat dat betreft had het bij spoor 2 mogen blijven. Spoor 1 functioneert ook goed. Uit de eerste evaluatie door de IOB heb ik begrepen dat spoor 2 een tragere start had dan de andere sporen. Spoor 3 bleef helemaal achter. Gelukkig vond er een reallocatie van de middelen plaats naar spoor 1 en 2. Dit heeft de Minister goed gedaan. Ik hoop echt dat we alles inzetten op spoor 2, zodat we met deze fondsen ontwikkelingsrelevantie voor de allerarmsten kunnen bereiken. Met de heer Van Laar hoop ik dat het heel goed van start gaat.

De heer Van Laar (PvdA):

Dan zijn wij het eens. Spoor 2 moest extern aanbesteed worden en daarom was er een iets langere aanloop. Nu het eenmaal loopt, zien we dat er een enorme vraag naar is. Hierin zit de multiplier en ook de grootste meerwaarde van het Dutch Good Growth Fund. Wat dat betreft zijn wij het eens; dat is mooi.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Precies. Ik kom op verantwoord inkopen. Er zijn pilots gedaan in het kader van de toetsing van de internationale sociale voorwaarden van duurzaam inkopen. Deze worden genoemd in het Plan van aanpak maatschappelijk verantwoord inkopen 2015–2020. Kan de Minister de uitkomsten van de pilots met de Kamer delen? Ik krijg, net zoals collega Van Laar, signalen dat de OESO-richtlijnen niet in alle gevallen van overheidssteun en bedrijfslevenbeleid worden gehanteerd. Ze worden nog niet overal nageleefd bij duurzaam inkopen. In de aangenomen motie van de ChristenUnie is juist gevraagd om de OESO-richtlijnen expliciet te koppelen aan de overheidssteun. Kan de Minister het moeten voldoen aan de OESO-richtlijnen uitbreiden naar de relevante overheidssteun, zodat overal waar overheidssteun aan de orde is de OESO-richtlijnen expliciet als voorwaarde worden gesteld?

Ik kom op de gecertificeerde producten binnen de risicosectoren. We hebben er al even over gesproken bij de begrotingsbehandeling. Ik heb toen voorgesteld te bekijken of we via ISEAL, het overkoepelende certificeringsmodel, een soort hefboomfunctie kunnen creëren voor koffie, thee, tropisch fruit et cetera. Ik hoor graag van de Minister of dit een begaanbare weg is voor het certificeren van producten.

Op een heel mooie boerderij is inmiddels het land- en tuinbouwconvenant getekend. De Minister was hier ook bij. Ik krijg signalen dat aansluitend een beetje de klad in de zaak is gekomen. Wat gaat er daadwerkelijk gebeuren met het convenant? Kan de Minister ons hierover nader informeren? Ziet de Minister kansen om het convenant te verbinden aan de grote internationale ontwikkelingen en doelstellingen, zoals de SDG's (Sustainable Development Goals) en het klimaatakkoord? Krijgt het imvo-convenant ook een plek op de Nationale Voedseltop op 26 januari, die de Minister samen met haar collega Van Dam organiseert?

Ten slotte kom ik op de differentiatie van het btw-tarief, een punt waarvoor de Minister en ik eerder aandacht hebben gevraagd. De Minister heeft hierover contact gehad met de staatsecretaris van Financiën. Inmiddels blijkt er vanuit Brussel mogelijk ruimte te komen om te differentiëren. Hoe kunnen we hier maximaal op inzetten en bekijken of we in Nederland toch een lager btw-tarief kunnen introduceren voor duurzame producten die uit risicolanden komen?

De vergadering wordt van 11.24 uur tot 11.30 uur geschorst.

Minister Ploumen:

Voorzitter. Ik dank de commissie – in dit geval de heren – voor de vragen. Ik ga eerst in op een aantal algemene vragen over het beleid op het terrein van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daarna ga ik in op de convenanten, het bedrijfsleveninstrumentarium, de eindverklaring van het NCP over Atradius en Van Oord en een aantal vragen over de energiesector en de mijnbouwbedrijven.

Eerst de vragen van de Partij van de Arbeid over de nulscore op de transparantiebenchmark, waarover ook de heer Voordewind vragen had. Wat doen we? Het standaardbeleid is dat we spreken met de bedrijven die een nulscore halen maar wel mee willen met een missie. Het is mij gebleken dat de hierover gemaakte werkafspraken verbetering behoeven. Anders gezegd: er zijn bedrijven die een nulscore hebben, maar waarmee niet gesproken is omdat de instructie niet helder was. Er zijn nieuwe afspraken gemaakt en die volgen we op. Als laatste remedie kunnen we een bedrijf deelname aan een missie ontzeggen. Dit hebben we nog niet gedaan. Wel hebben sommige bedrijven zich vrijwillig teruggetrokken. We voeren echter liever een gesprek waarin we tegen bedrijven zeggen dat we hopen dat ze met de richtlijnen aan de slag gaan. De tijd die ze besparen door niet mee te gaan met een missie gebruiken ze hopelijk om zich te bezinnen op de inzet op de richtlijnen. We hebben het onderzoek van de VBDO gezien waarnaar een aantal leden vroegen. We volgen de adviezen op in de zin dat het NCP contact met de bedrijven heeft opgenomen. De 90%-score is haalbaar, want het is niet zo'n enorm groot veld. In de komende weken neem ik zelf ook contact met de bedrijven op, waardoor we de 90% hopelijk op vrij korte termijn bereiken. Ik vraag ze om uiterlijk 1 januari te reageren, zodat ik ongeveer medio februari de Kamer kan informeren over de plek waar we staan. Ik ben het ermee eens dat een versnelling nodig is.

Hoe staat het met de Europese Unie? Misschien had ik met deze vraag moeten beginnen, want de Europese Unie geeft het overkoepelend kader. Het klopt dat Nederland zich tijdens het voorzitterschap sterk ingezet heeft en dat de Commissie wat harder had moeten lopen. Laat ik het maar gewoon zeggen. Er was een toezegging van Commissaris Bieńkowska dat zij voor het einde van het Nederlands voorzitterschap met een conceptactieplan zou komen. Dit is niet gelukt. We laten het er niet bij zitten. We gebruiken de Raadsconclusies van vergaderingen om lokaal de Commissie en de EDEO (Europese Dienst voor Extern Optreden) aan te sporen om in actie te komen, bijvoorbeeld naar aanleiding van onze missie naar de Zuid-Afrikaanse mijnen, waarover ik zo nog wat vertel. In het kader van de implementatie van de SDG's (Sustainable Development Goals), waarover de Commissie met een bericht is gekomen, willen we in het eerste kwartaal van 2017 een seminar organiseren om te laten zien dat imvo belangrijk is om de SDG's te bereiken. We houden de druk erop. Ik voel me in deze lijn zeer gesteund door de Kamer. Het zou een gemiste kans zijn, want we kunnen grote stappen zetten.

De heer Teeven (VVD):

Ik dank de Minister voor de uitleg. Het is een beetje triest dat de Europese Commissie niet thuis geeft op de terreinen waarop zij juist haar meerwaarde kan laten zien. Mensen in Nederland storen zich er buitengewoon aan: wel bewegen op terreinen waar de Nederlandse burger en kiezer niets aan hebben, maar niet op die waar de Nederlandse bedrijven wel wat aan hebben. Ik ben blij dat de Minister dit met mij deelt. Welke mogelijkheden ziet zij om samen met het Maltese voorzitterschap enige beweging in deze trage toestand te krijgen?

Minister Ploumen:

De heer Teeven heeft gelijk. Dit is bij uitstek een terrein met meerwaarde voor Europa, omdat zowel burgers als bedrijven baat hebben bij een gelijk speelveld. Nederland wil dat dit gelijk speelveld op een hoger niveau komt, zeg het niveau van de Sint Pietersberg en niet dat van het Nieuw Amsterdams Peil. Het is gebruikelijk dat de voorzitters in een soort trioconstructie werken, die dus bestaat uit Nederland, Slowakije en Malta. Ik neem contact op met mijn counterpart aan Maltese zijde, maar zal er ook ambtelijk voor zorgen dat we in de laatste fase dat we erbij betrokken zijn actie ondernemen. Het is een buitengewoon verstandige aansporing van de VVD. Het is goed dat ook zij vooropgaat in de strijd om een gelijk speelveld op een hoog niveau in Europa te creëren.

De heer Teeven (VVD):

Ik dank de Minister voor haar toezegging.

Minister Ploumen:

Daarmee is het werk nog niet gedaan, want ook in Nederland is er nog wel wat te doen. De heer Van Laar vroeg hiernaar, in het bijzonder naar de kwestie van de «algemene geldigheid», als dat de juridische term is. Er is een wetsvoorstel in voorbereiding dat bij mijn collega Kamp ligt en dat partijen de mogelijkheid biedt om te verzoeken om algemene gelding te geven aan maatschappelijk initiatieven die gericht zijn op duurzaamheid. Als de wet in werking treedt, is het effect dat maatregelen uit het initiatief voor alle partijen in de betrokken sector gaan gelden. Ze lijken hiermee op collectieve arbeidsovereenkomsten, omdat ze niet voor één persoon of een paar personen gelden, maar voor iedereen. De heer Van Laar is daar voorstander van. Ik ga ervan uit dat collega Kamp de Kamer informeert over de voortgang, maar ik ben bereid om dit bij hem na te gaan en te bekijken of we samen de zaak een duw in de goede richting kunnen geven.

De heer Van Laar (PvdA):

Dat zou mooi zijn. Minister Kamp heeft nog geen voorstel ingediend, maar wel de contouren geschetst. Hierin schrijft hij dat elk initiatief een eigen wet wordt. Dan wordt het een traag proces. De procedure kan veel korter zijn als we in de wet vastleggen op welke manier de procedure werkt, en dat de Minister die algemeen verbindend kan verklaren als een gehele sector of in ieder geval het grootste deel van de sector dit wil. Met name voor de convenanten is dat mooi. Misschien kan het naast elkaar bestaan of kan het één leidend worden. We geven dit in ieder geval graag mee.

Minister Ploumen:

Ik ga ervan uit dat collega Kamp de route op verstandige gronden heeft gekozen. Zo ken ik hem. Ik ben zeer bereid om het gesprek aan te gaan, bij hem te informeren naar de mitsen en maren en de Kamer hierover te informeren of Minister Kamp te vragen dit te doen.

Minder voortgang zit er in het gesprek met Staatssecretaris Wiebes over het verlaagde btw-tarief voor duurzame producten. Dat heeft niets te maken met onwil, maar met conflicterende agenda's. Ik kan er heel ingewikkeld over doen, maar tot vier keer toe kon hij of ik een gemaakte afspraak niet nakomen. Er is een nieuwe datum geprikt, dus we zijn er echt mee aan de slag, maar het duurt iets langer dan we gehoopt hadden. Mijn reisagenda is de komende maanden iets minder veeleisend, dus ik hoop dat ik hem erover kan aanspreken. Het idee is dus absoluut niet weg, maar er is nog geen resultaat te melden. Als ik mezelf zo hoor spreken, lijkt het me goed dat ik de Kamer rond half februari een verzamelbrief stuur over de stand van zaken. Dan kan dit er ook in.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het zou mooi zijn als die brief begin februari gestuurd kon worden. Er is blijkbaar ruimte vanuit Brussel om te differentiëren. De Minister moet nog een afspraak maken met Staatssecretaris Wiebes, maar welk idee heeft zij er zelf over? Welke ruimte ziet zij door de ruimte die Brussel geeft?

Minister Ploumen:

De richtlijnen vanuit Brussel worden pas het derde kwartaal van 2017 verwacht. We gaan ervan uit dat deze meer ruimte bieden. Daar heeft de heer Voordewind helemaal gelijk in. Gezien de debatten in de Kamer over dit onderwerp en de Nederlandse inzet, wil ik de beleidsruimte, als die door de Commissie geboden wordt, maximaal benutten. Mochten er technische beren op de weg zijn, dan hoor ik dat van collega Wiebes, want dit is zijn domein. Mijn inzet is om de ruimte maximaal te benutten. Omdat de richtlijnen er nog niet zijn, kan ik niet tegen de heer Voordewind zeggen dat dit voldoende tegemoetkomt aan zijn inzet. We weten nog niet wat de EU gaat voorstellen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

We wachten de brief af. Ik hoop dat het gesprek met de Staatssecretaris snel zal plaatsvinden.

Minister Ploumen:

Ik zal de Kamer hierover zo snel mogelijk informeren.

De heer Voordewind sprak over ISEAL, de overkoepelende organisatie die het certificeren van keurmerken tracht te stroomlijnen. Dit is een geweldige opdracht en ik ben er zeer voor. We geven financiële steun om dit mogelijk te maken, maar sinds we elkaar er een paar weken geleden over spraken, zijn er nog geen noemenswaardige nieuwe ontwikkelingen te melden. Nogmaals, alle steun voor dit initiatief, dat mede wordt aangespoord door de heer Voordewind.

De heer Teeven vroeg wat de concrete resultaten op het terrein van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn. In de brief hebben we er een aantal genoemd. Wat is de impact van het feit dat we imvo als voorwaarde hebben gesteld om toegang te krijgen tot het bedrijfsleveninstrumentarium? We horen terug van bedrijven dat ze het belangrijk vinden dat ze weten waar ze aan toe zijn. Bedrijven houden van duidelijkheid. De ondersteuning van bedrijven door de RVO is aangescherpt en verbeterd. Bedrijven zeggen zelf dat ze veel actiever oog hebben voor wat er gebeurt in de keten en voor wat ze met hun internationale partners kunnen doen. De landbouw heeft bijvoorbeeld meer oog voor het verbeteren van de omstandigheden voor vee in ontwikkelingslanden en er is meer aandacht voor arbeidsomstandigheden. Kunnen we dit kwantificeren? Vast wel, als we een gedegen studie doen. Dit is wat we tot nu toe terug horen, naast de voorbeelden die in de brief staan.

Een aantal convenanten zijn afgerond, zoals die voor de financiële sector en de textielsector. Afgerond betekent niet dat het werk klaar is. We willen het marktaandeel van de bedrijven die meedoen in de textielsector verhogen. Een paar weken geleden hebben de heer Dijsselbloem en ik een convenant met de textielsector afgesloten. Ik ben met de bancaire sector in Indonesië geweest, waar we een rondetafelgesprek over palmolie hebben georganiseerd waarbij een aantal Chinese buyers aanwezig waren. Als uitvloeisel van het convenant hebben de Nederlandse banken zich voorgenomen om niet meer te investeren in niet-duurzame palmolie. Dit is een goed voornemen, dat men daar moet uitvoeren en dat de Chinese buyers ertoe heeft verleid om als pilot een fors areaal aan te wijzen voor het werken aan sustainable palm oil. Het verleidt dus niet alleen onze eigen bancaire sector, maar ook anderen om eraan mee te doen. Met een aantal sectoren zijn we aan de slag. In de brief staat waar we staan. Vanochtend heb ik op een grote bijeenkomst nog gesproken met impactinvesteerders, waaronder pensioenfondsen, en hen opgeroepen door te gaan richting een convenant. We verwachten een aantal convenanten af te ronden voor 22 maart. Het kabinet heeft inderdaad straks niets te zeggen over de manier waarop de Kamer erover oordeelt, maar ijs en weder dienende maak ik dan zelf deel uit van de Kamer. Ik zal er dan alles aan doen om dit werk door te laten gaan. Ik zie niet wat er controversieel aan kan zijn. Laat ik maar een voorschotje nemen.

Wat leveren de convenanten op? Ik heb net iets over de bancaire sector gezegd. Een goed resultaat van het steenkolenconvenant is dat er een gezamenlijke reis is ondernomen naar Zuid-Afrika waarbij mijnbouwbedrijven, energiebedrijven, ngo's en overheid samen zijn gekomen. We krijgen binnenkort de Zuid-Afrikaanse counterpart op bezoek om verder te praten over verbeteringen. Er is een hechtere samenwerking met OESO en met ActionAid. In Colombia is er meer aandacht gekomen voor duurzame mijnbouw. We zien successen materialiseren. Het klopt dat de bancaire sector, het bedrijfsleven, de kosten van het secretariaat betaalt. Over andere convenanten horen we inderdaad dat de ngo's wat problemen hebben. Ik ben bereid hier welwillend naar te kijken, maar het geld groeit me niet op de rug. Ik begrijp de legitieme vraag naar capaciteit, dus we kijken ernaar als dat nodig is.

Bij deze convenanten gaat het allemaal goed, maar waar zitten de achterblijvers? Olie en gas zien geen meerwaarde in een convenant. Het NCP onderzoekt dit en de resultaten hiervan worden voor de zomer van 2017 verwacht. De bouwsector heeft ook aangegeven geen imvo-convenant te willen afsluiten. Ik heb deze week in een brief geschreven dat ik dit heel jammer vind en dat ik voorstel om andere afspraken te maken. De sector kiest voor een aansluiting bij Building and Wood Worker's International. Het prioritaire thema daarbij is arbeidsomstandigheden op projectlocaties in het buitenland. Daar ben ik het mee eens. Overigens zijn er geen Nederlandse bedrijven betrokken bij voetbalstadions in Qatar, maar dat wil niet zeggen dat er geen andere problemen zijn. Ik heb de sector gevraagd om een voorstel te doen voor regelmatige voortgangsgesprekken, zodat we kunnen monitoren of het echt iets oplevert. De chemiesector informeert ons op korte termijn over de vervolgstappen die men gaat zetten. We zijn dus met de sectoren in gesprek.

Naast de convenanten plegen we ook andere inzet rond leefbaar loon, want 2030 is natuurlijk heel laat. In september heb ik hierover gesproken in Bangladesh. In kledingproducerende landen worden rondetafelgesprekken over leefbaar loon gevoerd. Het staat daar op de agenda. In mei is er een grote conferentie in Pakistan geweest. In de brief van half februari geven we een update.

Er is gevraagd hoe het zit met de bedrijfsactiviteiten die tegenstrijdig zijn met de werelddoelen. De bedrijven moeten voor de keten en voor zichzelf een due diligence uitvoeren. Wij maken gebruik van de FMO-uitsluitingslijst, waarin staat welke sectoren op basis van de OESO-richtlijnen worden uitgesloten. Op de lijst staan sterke drank, tabak en wapens.

De heer Van Laar (PvdA):

De vraag is of de lijst wellicht een update behoeft. We hebben de werelddoelen vastgesteld en we investeren met ontwikkelingsgeld. We moeten bekijken welke handelsactiviteiten en bedrijfsactiviteiten bijdragen aan het behalen van de werelddoelen. Ik zie niet op welke wijze de fossiele industrie hier bijvoorbeeld nog aan bijdraagt. We weten allemaal welk effect bier heeft in bepaalde landen. Moeten we niet eens met een nieuwe blik kijken naar het subsidiëren van lichte alcohol? Is de lijst nog actueel? Behoeft de lijst aanpassing? Ik kan niet goed redeneren waar de afweging precies ligt om het ene wel en het andere niet te doen. Het zou mooi zijn als de lijst wordt bekeken en het afwegingskader in de brief van 1 februari naar de Kamer komt.

Minister Ploumen:

De brief komt volgens mij op 15 februari. Ik vraag de bedrijven namelijk om voor 1 februari te reageren. Het is een goed idee om in het licht van de SDG's ernaar te kijken. Een en ander ligt vast iets gecompliceerder dan de heer Van Laar ons voorhoudt, maar dat is ook een antwoord. Daar moeten we dan over spreken.

De heer Van Laar (PvdA):

Collega Voordewind en ik vroegen om 1 februari als datum, omdat de Kamer half februari met reces gaat. Als we de kwestie nog in een verband willen bespreken, moet de brief begin februari hier zijn. Wellicht kan de deadline voor de bedrijven een week naar voren worden verplaatst.

Minister Ploumen:

Ik begrijp het. De deadline voor de bedrijven moet dan 23 januari zijn. Laten we daar even goed naar kijken. Het VBDO-rapport ligt er sinds juli, dus bedrijven weten dat er actie van hen gevraagd wordt. Wij gaan er vaart mee maken. Dank voor de verduidelijking.

Ik kom op de rol van het OM. De heer Teeven was helemaal in zijn nopjes. Het OM kent de huidige mogelijkheden om in ernstige gevallen te vervolgen. Het is vervolgens aan het OM om te besluiten deze wel of niet te gebruiken. Er is dus niets additioneels, maar wel een alertering. Daar kan de heer Teeven toch niet tegen zijn.

Ik kom op de convenanten over de land- en tuinbouw. De partijen streven ernaar om het convenant in de eerste helft van 2017 afgerond te hebben. Ik heb geen reden om aan te nemen dat ze dat niet halen. We organiseren de voedseltop samen met collega Schippers. Collega Van Dam neemt het voortouw en collega Schippers en ik doen met hem mee. Ik zal me erin verdiepen of de top een aanjagend effect kan hebben op het convenant. Mijn beleving van de buitengewoon interessante en goede dag op het boerenerf was dat er vanuit de sector een groot commitment is. Men werkt in een aantal sessies verder aan subonderwerpen.

Morgen komt collega Dijksma met een initiatief over duurzaam inkopen voor de overheid. Het lijkt mij dat de Kamer hier positief verrast over zal zijn, maar dat is natuurlijk aan de Kamer. Ik ben een beetje in dubio of ik alles wat erin staat nu al moet presenteren. Volgens mij moet collega Dijksma dit morgen doen. We hebben goed samengewerkt. Mochten er vragen zijn, dan is er ongetwijfeld een moment om die te bespreken.

Worden de OESO-richtlijnen voor het gehele overheidsinstrumentarium ingesteld? Dat is een bredere vraag. Het antwoord is dat ik hierover met een aantal collega's nog stevig in gesprek ben. Een en ander is onderdeel van wat het coördinatieteam rondom de werelddoelen aanvat, want daar is het instrumentarium essentieel voor. We zijn er echter nog niet, dus elke aanmoediging vanuit de Kamer is bruikbaar.

Dan kort over het DGGF. De heer Voordewind had het over een IOB-evaluatie. Hij bedoelt, neem ik aan, de midterm review die we in 2015 hebben gedaan. De voortgang zit er echt wel in. Sinds de laatste keer dat we hierover spraken, waren er acht aanvragen bij spoor 3. Tot nu toe zijn het er twintig. De omvang van de transacties is kleiner dan we aanvankelijk dachten. Met dit in het achterhoofd heb ik het plafond verlaagd. Met dit in het achterhoofd is er ook wat meer naar spoor 2 gegaan. De ontwikkelingsrelevantie van de transacties van spoor 1, 2 en 3 staat buiten kijf. Een additionele vraag is of we de allerarmsten bereiken. De allerarmsten zijn vaak in de informele sector werkzaam. Het DGGF focust zich om alle goede redenen op werk in de formele sector. Dit is een van de redenen dat we over de SDG's en de global goals hebben gezegd dat Nederland de inzet op de allerarmsten moet aanscherpen. Vandaar de actielijst binnen het DGGF, met ik meen 20 actiepunten, en daarnaast een aantal andere instrumenten. We maken hier goede voortgang mee. Er is een week of vier geleden een brief naar de Kamer gegaan over de voortgang op deze punten. Binnen het DGGF kunnen ngo's een rol spelen bij de mvo-toetsing en bij de technische assistentie. Onze waarneming is dat de meerwaarde zich materialiseert. Het blijft een instrument voor het bedrijfsleven en niet voor de ngo's. Overigens hebben we het DGGF aangepast om te bezien wat we meer kunnen doen voor sociale ondernemingen. We hebben een aantal goede transacties binnen de kaders kunnen aangaan. Met de kleinere transacties bereiken we kleinere ondernemers. De afstand van kleine ondernemers tot de informele sector is alweer iets kleiner. We doen het ook in moeilijke gebieden en in de armste landen. Een en ander komt bijvoorbeeld ten goede aan vrouwen en jonge ondernemers; ik meen uit mijn hoofd een derde vrouwen en 26% jonge ondernemers. Dit was ooit nog een puntje van de heer Sjoerdsma, toen hij van deze commissie lid was.

De heer Voordewind en de heer Van Laar hadden een vraag over kinderarbeid. Ik zal het voorstel van de coalitie Stop Kinderarbeid uiteraard heel welwillend bekijken, zeg ik tegen de heer Voordewind. Ik hoop dat we de aanvraag voor het einde van het jaar kunnen afronden, want het is vervelend dat hij er steeds naar moet vragen. Ik zeg dan elke keer «welwillend» en dan zegt de heer Van Laar weer «nu boter bij de vis», dus we streven ernaar om de aanvraag zo snel mogelijk af te ronden.

Ik heb nog een paar punten, zoals de mijnbouw. De heer Van Laar vroeg hoe het zit met de link tussen het geweld in de mijnbouwregio Cesar en de mijnen waar Nederlandse bedrijven inkopen. Dit is een onderwerp van gesprek met de energiebedrijven, die we overigens zeer aan onze kant zien. We spreken ook met Drummond, dat laatst op bezoek is geweest. Rechtspersonen zijn onschuldig tot het tegendeel is bewezen. Er zijn geen juridische uitspraken die de link tussen mijnbouwbedrijven en het huidige geweld vaststellen. Het is niet aan mij om hier uitspraken over te doen. Het is duidelijk dat de regio een hoge graad van geweld kent. Ik heb met Drummond gesproken over het recente geweld in de regio waarvan vakbondsactivisten het slachtoffer zijn geworden. Het is duidelijk dat de positie van de Nederlandse regering is dat bedrijven alle geweld moeten afwijzen en dat ze er binnen hun invloedssfeer alles aan moeten doen om ervoor te zorgen dat de mensenrechten worden beschermd. Het vredesproces zal hierbij helpen. Ik ga ervan uit dat bedrijven als Drummond en Glencore meedoen aan welke vorm dan ook waarvoor in het kader van het vredesakkoord wordt gekozen om het geweld te adresseren.

De heer Van Laar sprak over de disengagementstrategie. Deze is geen onderdeel van het convenant. We hebben wel met de bedrijven afgesproken dat ze de aanwezige disengagementstrategieën in hun moederbedrijven bekijken. Ze bekijken of het opportuun is om een gezamenlijke disengagementstrategie op te stellen of dat dit beter individueel kan worden gedaan. Ze kijken ook naar voorbeelden in andere sectoren. Op 9 december is er een sessie over met Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO). Het is dus werk in uitvoering.

Ik zoom nog even in op de conflictmineralen, want daarover is goed nieuws uit Brussel. Het triovoorzitterschap heeft gewerkt aan een afronding van de verordening omtrent conflictmineralen. De lidstaten hebben onlangs allemaal ingestemd met de finale tekst. Deze wordt vertaald en in het Europarlement in stemming gebracht. We verwachten dat het goed komt. Dat ondersteunt de inzet van deze commissie. Ik zeg de heer Van Laar graag een brief toe over een eerste reactie op de eindverklaring van het NCP inzake de melding van Both ENDS en andere partijen tegen Atradius Dutch State Business en Van Oord, want de uitspraak is pas onlangs gedaan. Het is goed om deze te bestuderen en vervolgens samen na te denken over wat de uitspraak zegt over wat we beter en wellicht anders moeten doen. Dit kan prima voor 1 februari. Ik stel voor dat er een aparte brief komt. Dit lijkt mij beter.

Ik heb volgens mij alle vragen beantwoord.

De voorzitter:

Dat vinden de commissieleden ook. We kunnen over naar de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik stel een spreektijd voor van drie minuten. Ik sta één interruptie per fractie toe.

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. Uit de eerste termijn blijkt dat er een fundamenteel verschil van mening bestaat tussen de Minister en mijn fractie. Gezien haar achtergrond begrijp ik heel goed dat de Minister de Sint Pietersberg als het ambitieniveau beschouwt, maar het hoogste punt van Nederland is sinds 2010 Mount Scenery op Saba. Deze berg is ongeveer acht keer zo hoog, dus misschien moeten we hierop mikken. Ook voor de koninkrijksrelaties en dergelijke zou het goed zijn als de Minister voortaan Mount Scenery aanhaalt. Wellicht kan zij hierop een toezegging doen.

Ik heb een aantal vragen gesteld over leefbaar loon die nog niet beantwoord zijn. Ik kan me voorstellen dat het ingewikkeld is. Kunnen we de banencijfers bijvoorbeeld uitsplitsen naar wel en geen leefbaar loon? Hebben we hier informatie over? Zo niet, wat zegt dit dan over de mvo-resultaten? Misschien kan de Minister het meenemen in de brief die zij voor 1 februari aan de Kamer stuurt, evenals de andere vragen die ik gesteld heb.

Ik ben blij dat de Minister zegt dat er ruimte is voor steun aan maatschappelijke organisaties om deel te nemen aan de convenantprocessen. Volgens mij noemde zij de SER niet, maar deze worstelt natuurlijk ook met zijn capaciteit. Wellicht kan ook daar een intensivering plaatsvinden.

Tot slot vraag ik aandacht voor een aantal overkoepelende thema's waarnaar we al eerder hebben gevraagd, zoals de rol van vakbonden, de kinderrechten en de vrouwenrechten. De Minister heeft toegezegd dat ze in de convenanten terugkomen omdat het dwarsdoorsnijdende thema's betreft, maar we zien er niet veel van. Is de Minister nog steeds hoopvol dat de thema's goed terugkomen in de resterende convenanten en dat gespecialiseerde organisaties betrokken worden om hun kennis, juist wat betreft de vrouwenrechten? Ik kan me voorstellen dat voornoemde organisaties niet de gehele tijd aan tafel zitten, maar dat er bij specifieke thema's breder gekeken wordt dan alleen naar de vaste tafelpartners, om het maar zo te zeggen.

Hetzelfde geldt natuurlijk voor de kinderrechten. Ik weet dat de gespecialiseerde organisaties op dit terrein aan tafel zitten, evenals de vakbonden natuurlijk. Wij hechten aan een geïntegreerde benadering. Graag hoor ik hierop een toelichting van de Minister.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar antwoorden. Ik dank haar ook voor de toezegging om contact op te nemen met het Maltese voorzitterschap om nog eens te trekken aan het Europese beleid op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit brengt mij op een ander onderwerp dat hier misschien niet helemaal thuishoort. Het betreft een bedrijf dat tot de primaire maakindustrie behoort en zeer actief is met maatschappelijk verantwoord ondernemen, Tata Steel in IJmuiden. Dit bedrijf is zeer innovatief bezig op het terrein van milieu en nieuwe productiewijzen, probeert milieuverontreiniging te beperken en leidt jonge mensen op. Wat is echter de stand van zaken wat betreft de antidumpingheffing op Europees staal? Er ligt een motie. Mevrouw Gesthuizen zou hier zeker over begonnen zijn. Omdat zij vandaag afwezig is, heb ik van haar groen licht gekregen om de Minister te bevragen over de uitvoering van de motie-Gesthuizen c.s. Wat is de stand van zaken? Heeft de Minister nog een aansporinkje nodig of verloopt alles volgens schema? Kan de Minister er in tweede termijn iets meer dan één zin aan besteden? Alle partijen die de motie hebben gesteund, hechten zeer aan dit onderwerp. De motie is vrijwel Kamerbreed aangenomen, dus daarom kom ik erop.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is goed om bijgepraat te worden door de Minister. Er blijkt grote betrokkenheid te zijn bij dit onderwerp. Ik had in eerste termijn nog een vraag gesteld over de pilots in het kader van de toetsing van de internationale sociale voorwaarden voor duurzaam inkopen. Deze staan in het Plan van aanpak maatschappelijk verantwoord inkopen 2015–2020. Kan de Minister de uitkomsten van de pilots naar de Kamer sturen, zodat we hiervan op de hoogte zijn?

Wat betreft ISEAL en gecertificeerde producten zegt de Minister dat zij een en ander ondersteunt. De uiteindelijke vraag is hoe we tot gecertificeerde producten komen die ook als hefboom kunnen dienen voor de import. Dit moeten we niet in Nederland doen – dat is namelijk lastig – maar in ieder geval wel in Europees verband. Staat het onderwerp ook op de agenda in Brussel? Voormalig Minister van Buitenlandse Zaken Maxime Verhagen heeft indertijd aangedrongen op een onderzoek om na te gaan of producten vervaardigd met gedwongen kinderarbeid in Europa kunnen worden geweerd. Dit is ergens in een la verdwenen. De ISEAL-certificering kan wellicht een haakje zijn om te bezien of we voornoemde producten binnen de Europese Unie kunnen weren. Hoe krijgen we het onderwerp op de Europese agenda?

Tot slot kom ik op de convenanten. Heeft de Minister zicht op de betrokkenheid van de ngo's? In principe zijn ze betrokken. Sommige ngo's geven aan dat ze een en ander in hun vrije tijd moeten doen. Bij sommige convenanten, zoals de bankconvenanten, zijn er financiële middelen beschikbaar, maar in de textiel moeten de mensen de uitvoering in hun vrije tijd doen. In hoeverre worden ngo's meegenomen, ook financieel gezien? De SER ontvangt financiële middelen, maar worden de ngo's ook meegenomen zodat ze hun taak goed kunnen uitvoeren?

De heer Van Laar (PvdA):

Ik heb nog een nabrander voor de Minister. Misschien mag dit even, nu we toch met weinigen zijn. We hebben eerder gesproken over het Generalised System of Preferences Plus (GSP Plus), de voordelen die landen krijgen. Toen hebben we gezegd dat we het gelijk zouden moeten laten oplopen. Bedrijven profiteren ook van het GSP Plus. Kunnen we de eisen die we aan overheden stellen niet ook aan bedrijven stellen? Zit er voortgang in de Europese discussie of niet?

Minister Ploumen:

Voorzitter. Allereerst kom ik op de kwestie over Saba en de Sint Pietersberg. Ik moet mijn meerdere erkennen in de heer Van Laar. Toen ik opgroeide, wisten we niet anders dan dat de Sint Pietersberg het allerhoogste punt van Nederland was, namelijk ruim 300 meter. Pas later – onze wereld was niet zo groot – hoorden we over de berg op Saba. We streven echter naar het niveau van de hoogste berg, met misschien af en toe een tussenstopje op de Sint Pietersberg. Overigens heb ik de hoogste berg nog niet helemaal beklommen maar slechts een stukje ervan, wat ook niet goed is.

Dan kom ik op de vragen over leefbaar loon. Ik zal een en ander nagaan, want er zijn gegevens over bekend. Wellicht is het goed om het mee te nemen in de updatebrief, want dan kunnen we een aantal transacties nader duiden.

De SER heeft inderdaad extra capaciteit nodig om de convenanten uit te onderhandelen. Overigens deel ik alles wat de commissieleden hebben gezegd over de heel constructieve en belangrijke rol van de SER. Ik meen dat er een voorstel ligt voor extra assistentie. Wellicht hebben we dit al toegekend. Het betrof een heel pakketje. Het is niet meer dan billijk dat we een tegemoetkoming geven. Er ligt ook een voorstel van de ngo's die actief zijn binnen het textielconvenant over de wijze waarop we hun capaciteit eventueel kunnen aanvullen, mocht dit nodig zijn. De ngo's menen dat dit noodzakelijk is. We kijken er welwillend naar. Overigens streef ik ernaar dat bedrijven meebetalen, want het is iets wat hun toekomt. In de bancaire sector was dit wellicht iets gebruikelijker dan in andere sectoren.

Ik kom op de vraag over GSP Plus. Mijn indruk is dat er nog niet zoveel beweging is, maar ik zal het in detail bekijken. Ik zal eveneens kijken naar een mogelijk vervolgproces. We bevinden ons nu op een moment in de kabinetsperiode waarop duidelijk wordt dat we sommige zaken misschien niet kunnen afmaken. Ik wil er echter voor zorgen dat we al het maximale hebben gedaan en dat het op een tafel ligt waar het niet meer vanaf kan vallen. Het is goed om dit vast te leggen in brieven.

De heer Van Laar vroeg of alle specifieke rechten, als we het zo zouden moeten noemen, geborgd zijn in de convenanten. De OESO-richtlijnen zijn voor iedereen leidend, ongeacht de vraag of men meedoet aan een convenant of niet. Hierin staan al een aantal zaken over de rechten van vakbonden en over kinderrechten. Bedrijven moeten sowieso de OESO-richtlijnen volgen. Het is echter aan de partijen in de convenanttrajecten of zij hierover aanvullende afspraken willen maken. Sommige doen dit nu al en andere pakken eerst een ander terrein aan. Ik kan dus niet tegen de heer Van Laar zeggen dat het er allemaal in zit. Nogmaals, het is aan de partijen zelf om hiernaar te kijken, maar ze moeten sowieso de OESO-richtlijnen volgen. Natuurlijk beluisteren alle partijen de Kamerdebatten en horen zij welk belang de Kamer aan dit onderwerp hecht.

De heer Van Laar (PvdA):

Dat is natuurlijk zo. Bedrijven moeten sowieso dingen doen, maar dat gaat nog niet goed. Ik heb een bloemenbedrijf bezocht waar men zei: wij stellen een vrouwelijke leidinggevende aan op een team vrouwen, want als we een man aanstellen, gaat het mis. Als men in andere landen gaat ondernemen, moet men zich bewust zijn van de mate van gender based violence aldaar, van de cultuur die er heerst, et cetera. Ook in de convenanten zou hier aandacht voor moeten zijn. Het is immers niet vanzelfsprekend dat die aandacht er is. De Minister weet dit als geen ander. Ik roep haar derhalve op om goed te bekijken wat de genderanalyse laat zien voor bijvoorbeeld de bankensector, maar ook voor andere sectoren. Waar zitten de uitdagingen en heeft de sector hierop een antwoord? Als de sector het antwoord niet heeft, moet het wat ons betreft gegeven worden in zo'n convenant en moet er aandacht voor zijn.

Minister Ploumen:

Over het algemeen acht de overheid dit soort onderwerpen van belang, ook binnen de convenanten. We kunnen echter niet afdwingen dat men zich er specifiek op richt. De onderwerpen hebben echter altijd de aandacht. Mochten er specifieke klachten zijn over bepaalde bedrijven, dan staat de deur van het NCP natuurlijk open om deze te onderzoeken. De convenanten zijn belangrijk, maar ze zijn niet het enige instrument dat we hebben om actie te ondernemen, mochten er misstanden plaatsvinden.

De heer Van Laar (PvdA):

Het ministerie heeft veel en toenemende ervaring met genderanalyses en met het analyseren van uitdagingen en knelpunten. Wordt die ervaring standaard aangeboden in zo'n convenantproces? Helpen we sectoren om te bekijken waar die risico's dan zitten, zodat ze daarop een antwoord kunnen formuleren? Vaak zijn ze zich gewoon niet bewust van de risico's, zoals we allemaal weten. Kan de Minister erop toezien dat dit in elk convenantproces in ieder geval aan de orde komt? Ik snap dat zij niet kan sturen waar het heen gaat, maar in ieder geval moet duidelijk zijn dat er expertise is die aangeboord kan worden.

Minister Ploumen:

Zeker, en dat doen we ook al. Het is goed dat we dat hier even kunnen bevestigen.

Het is misschien goed als ik eerst de vragen van de heer Voordewind beantwoord, omdat de kwestie net iets anders ligt. Als eerste kom ik bij zijn vraag over de pilots duurzaam inkopen. Deze zijn door het Ministerie van Binnenlandse Zaken gedaan. Ik zal aan mijn collega vragen of de uitkomsten hiervan gedeeld kunnen worden en wat de aangewezen weg hiervoor is. Deze toezegging doe ik heel graag.

Ik heb al iets gezegd over de rol van de ngo's in het textielconvenant.

Er ligt nog een vraag van de heer Voordewind over de relatie tussen certificering, ISEAL en kinderarbeid. Mag ik voorstellen om hierop uitvoeriger terug te komen in het plenaire debat dat we binnenkort over kinderarbeid hebben? Als de heer Voordewind het goed vindt, is dat misschien het geschikte moment om er wat uitgebreider op in te gaan. Het staat volgens mij voor volgende week of de week daarna gepland, maar echt heel binnenkort.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Prima, maar we moeten altijd afwachten of het nog voor het reces op de plenaire agenda komt. Dat weten wij pas een week van tevoren, maar misschien weet de Minister meer.

De voorzitter:

De griffier geeft aan dat de planning 14 december is, maar...

Minister Ploumen:

Neem me niet kwalijk, voorzitter, maar in mijn agenda staat het gewoon genoteerd. Ik meen aan het einde van een woensdagmiddag.

De voorzitter:

Ik maak wel de kanttekening dat de agenda altijd nog gewijzigd kan worden.

Minister Ploumen:

Zeker, ik heb er niets over te zeggen, maar gezien het belang van het onderwerp kan ik me dat haast niet voorstellen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Graag. Als de Minister er meer tijd voor nodig heeft, dan doen we het in dat debat.

Minister Ploumen:

Super. Mocht het debat onverhoopt verzet worden, dan zoeken we een andere manier.

Dan kom ik bij de kwestie Tata Steel. Ik meld de heer Teeven dat het niet de kwestie Tata Steel is, maar de kwestie lesser duty rule. De gehele kwestie is de motie. De motie gaat over het nemen van adequate antidumpingmaatregelen. De motie is een paar weken geleden aangenomen en het kabinet voert deze ook uit.

Er zijn verschillende dingen over te zeggen. Ten eerste willen we in de uitvoering van de motie natuurlijk een goede balans vinden tussen de verschillende belangen. Een bedrijf als Tata Steel doet inderdaad wat de heer Teeven zegt. Als alle bedrijven zouden zijn als Tata Steel in IJmuiden, zou de gehele sector er anders, veel beter, uitzien. Laten we dat vaststellen. Er zijn echter ook bedrijven die het staal verwerken. Hun belangen moeten we natuurlijk ook wegen, maar dat weet de heer Teeven.

Ten tweede had ik gisteren een industrietop met FME waar ook Tata Steel aanwezig was. Voor zover ik uit de school kan klappen, kan ik zeggen dat de CEO van Tata Steel tevreden was met de manier waarop het kabinet de motie ter hand heeft genomen. Tata Steel was tevreden met de motie en hoopt dat het kabinet deze uitvoert. Men ziet er positieve ontwikkelingen in. Vanavond wordt de kwestie besproken in de hoogste ambtelijke werkgroep van de EU. Daarna krijgt de Kamer zo snel mogelijk een brief. Laat ik maar gewoon zeggen dat we de motie uitvoeren. Gisteren was er nog geen zicht op unanimiteit in de ambtelijke werkgroep. Het is duidelijk dat Nederland met een aantal gelijkgezinde landen bewogen heeft ten opzichte van zijn aanvankelijke standpunt om de lesser duty rule niet aan te passen. We hebben dit met een aantal andere landen gedaan. Ik hoop dat het voldoende is voor de andere groep landen die aan het andere uiterste zat, waar de heer Teeven ook niet gevonden wil worden, namelijk protectionisme, om daarin een reden zien om onze richting op te bewegen. De onderhandelingen lopen dus, maar de heer Teeven zou kunnen concluderen dat de positie van Nederland opgeschoven is naar aanleiding van de motie die aangenomen is en waarvoor mevrouw Gesthuizen en hijzelf zich zo hebben ingezet. Ik doe een beetje aarzelend omdat het voor mij moeilijk is om te praten over de positie van andere lidstaten gedurende het proces. Dat is mijn enige aarzeling. Nogmaals, Nederland voert de motie uit.

De heer Teeven (VVD):

Dank voor het antwoord van de Minister. Overigens heeft niet alleen mevrouw Gesthuizen, maar ook de heer Bruins van de ChristenUnie zich buitengewoon voor deze motie ingezet. Dat wil ik bij dezen melden. Het is een wat unieke coalitie, bijna Kamerbreed. De afwegingen die in het kabinet zijn gemaakt met betrekking tot de staalverwerkende industrie zijn in de Kamer ook gemaakt. Uiteindelijk moeten we de afweging maken of we op de lange duur beter af zijn met het kopen van gedumpt staal door de staalverwerkende industrie of met het kopen van Europees staal. Zeker in moeilijke tijden, als het geopolitiek gezien allemaal wat ingewikkelder wordt, is het belangrijk dat ook in Europa de staalindustrie behouden blijft. Deze afweging is ook in de Kamer gemaakt, maar dat terzijde.

Ik ga even terug naar het onderwerp. Ik zal de Minister niets vragen over de positie van de andere lidstaten, want die gevoeligheid begrijp ik als geen ander. Ik wil haar wel iets vragen over de positie van Nederland. Zal Nederland uiteindelijk de blokkerende minderheid breken? Daar gaat het immers om. Nederland is een beetje opgeschoven, maar de vraag van de Kamer is of Nederland uiteindelijk niet meer de blokkerende minderheid in stand houdt. Het is belangrijk om, los van de positie van andere lidstaten, dat signaal wel af te geven, ook in de ambtelijke onderhandelingen. Dat was mijn eerste vraag.

Ik dank de Minister dat we een brief van het kabinet krijgen. Naar aanleiding van de procedurevergadering was gevraagd naar een brief over de stand van zaken en die krijgt de Kamer dan ook. Met welke boodschap van de zijde van het kabinet gaat de Minister-President naar de Europese top van 15 december? Dat is mijn tweede vraag. Hij is ooit met een boodschap gegaan, maar zal nu met een iets andere boodschap komen. Ik begrijp dat het allemaal in het kabinet besproken moet worden, maar wat is de strekking van de boodschap die de Minister-President op 15 december tijdens de Europese top zal brengen?

Minister Ploumen:

Excuses dat ik de heer Bruins niet genoemd heb. Het is inderdaad een unieke coalitie, maar ik heb dat niet gedaan – de bal ligt voor het doel, dus ik schop hem erin – omdat het moment waarop de motie is ingediend ook uniek was, namelijk niet in relatie tot een overleg dat de verantwoordelijke Minister hierover met de Kamer had, maar in relatie tot een overleg dat met een andere Minister werd gehouden. In ieder geval hangt de bal nu in de linkerbovenhoek. Kijk, de heer Teeven zal vast geen blonde haren laten groeien, want Nederland moet niet aan die protectionistische tendens willen meedoen. We zijn gebaat bij een open economie. Dat wil echter niet zeggen dat we naïef moeten zijn over gevolgen. Zo begrijp ik de heer Teeven en ik zie dat hij er heel tevreden over is.

Tien dagen geleden heb ik in Brussel tijdens de Handelsraad gezegd dat Nederland constructief en met een open blik zal kijken naar de voorstellen die voorliggen en die niet per se hetzelfde zijn als de inzet van Nederland in de afgelopen jaren. Het concept van de blokkerende minderheid bestaat dus eigenlijk niet meer. Er is een nieuwe coalitie gevormd. Het land dat zich ervoor heeft uitgesproken om niet langer deel van de EU te zijn, neemt nu een eenzame positie in, terwijl er een grotere groep is die samen met Nederland constructief naar de kwestie heeft gekeken. De oude verhoudingen bestaan niet meer en hiermee is de vraag van de heer Teeven een beetje overbodig geworden.

De boodschap waarmee de Minister-President naar de top zal gaan, hangt natuurlijk zeer af van hetgeen er nu uit komt. De inzet van Nederland is om constructief te kijken naar voorstellen die tot een goed resultaat leiden en waarmee iedereen kan instemmen. Dat is sowieso zijn boodschap. Het is goed dat de heer Teeven weet dat ik dezer dagen actief in gesprek ben met mijn collega's over de vraag wat er nog te doen is. Men weet hoe dat gaat met onderhandelen. We willen niet star zijn, maar we moeten ook niet de eerste zijn die het hazenpad kiest. Er is echter nog steeds een blokkerende minderheid – dit gaat over vanochtend neem ik aan – ook nadat Nederland bewogen heeft. We weten dus niet wat de laatste stand van zaken is, maar ik ben dezer dagen in gesprek.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Ploumen:

Ja, ik was even afgeleid, maar goed. Iedereen is nu in beweging, maar enfin, het heeft onze aandacht. Ik denk dat dit de beste samenvatting is. Overigens uitte de CEO van Tata Steel zijn tevredenheid.

De voorzitter:

Daarmee zijn we bijna aan het einde van dit algemeen overleg gekomen. Ik zal de gedane toezeggingen voorlezen. Ik vraag iedereen om even goed te beluisteren of datgene wat ik nu ga zeggen, ook klopt.

  • De Minister informeert de Kamer begin februari in een verzamelbrief imvo over de uitkomst van haar gesprek met bedrijven over de naleving van de OESO-richtlijnen naar aanleiding van de onderzoeksresultaten van de VBDO.

  • De Minister informeert de Kamer in de verzamelbrief over de stand van zaken imvo nader over de gevolgen van het wetsvoorstel Algemene geldigheidsduur duurzaamheidsinitiatieven voor de convenanten. Ze gaat in deze brief ook in op de stand van zaken met betrekking tot leefbaar loon.

  • De Minister informeert de Kamer op korte termijn over de uitkomst van haar gesprek met de Staatssecretaris van Financiën over differentiatie van het btw-tarief voor duurzame producten.

  • De Kamer ontvangt een brief over de eindverklaring van het NCP inzake de aanklacht tegen Atradius en Van Oord inzake het havenproject in Brazilië.

De heer Teeven (VVD):

Ik heb nog een opmerking, als de voorzitter mij toestaat. Ik kwam op deze discussie over de lesser duty rule in tweede termijn terug, omdat de Minister in het verslag van de Handelsraad, dat we natuurlijk allemaal goed gelezen hebben, alleen over grondstoffendistorsie spreekt en niet over de overcapaciteit, die ook haar aandacht heeft. De Minister bedoelt toch wel beide onderwerpen, dus zowel de grondstoffendistorsie in de staalverwerkende industrie als de overcapaciteit in de staalmakende industrie? Ik vond het nodig om er nog wat over te zeggen, omdat ik de brief over de Handelsraad goed gelezen heb.

Minister Ploumen:

Zoals altijd let de heer Teeven goed op. De positie van Nederland ten aanzien van de overcapaciteit is dat de beste manier om deze aan te pakken niet via allerlei antidumpingmaatregelen is, maar via het platform waarmee we de G20-handelsministers in de bijeenkomst van handelsministers in Sjanghai echt voor de poorten van de hel hebben weggesleept. De OESO belegt het platform. Dit is de plek waar de issues van overcapaciteit besproken moeten worden, want deze adresseren we niet of amper via antidumpingmaatregelen. Dat vinden we zeker niet de geëigende manier.

De heer Van Laar (PvdA):

Ik ben nogal van de blessuretijd vandaag. Wellicht kunnen we aan de lijst met toezeggingen toevoegen dat de Minister ook wat inzicht geeft in de genderanalyses, hoe die gemaakt worden bij de sectorconvenanten en wat het resultaat ervan is. De Minister zegt dat dit al gebeurt. Het lijkt me dat er dan ook over gerapporteerd kan worden in de brief.

De voorzitter:

Bevestigt de Minister dat?

Minister Ploumen:

Zeker.

De voorzitter:

Dan zullen we dat erbij zetten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De Minister zou overleggen met haar collega, Minister Kamp, over de pilots duurzaam inkopen. Over de uitkomst van de pilots zou aan de Kamer gerapporteerd worden. Dit was ook een toezegging.

Minister Ploumen:

Ik kan niet voor een collega spreken. Ik neem aan dat het gewoon naar de Kamer kan; ik zal het Minister Kamp dus vragen. De Kamer ziet het vanzelf komen. Mochten er beren op de weg zijn of mocht er een probleem zijn, dan zorgen we ervoor dat de Kamer hierover bericht krijgt.

De voorzitter:

Daarmee is alles voldoende verwoord. Ik dank de leden voor hun inbreng, de Minister voor de beantwoording en eenieder voor de getoonde belangstelling.

Sluiting 12.29 uur.

Naar boven