Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2016
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 20 april 2016 inzake reactie
op uitzending Nieuwsuur «veel kledingmerken nog weinig duurzaam».
In de uitzending van Nieuwsuur stond het recente onderzoek van de vergelijkingssite
«Rank a Brand» centraal, waarin deze organisatie constateert dat de meeste Nederlandse
kledingmerken duurzaamheid en verbetering van de arbeidsomstandigheden bij de productie
in lagelonenlanden nog te weinig serieus nemen.
«Rank a Brand» baseert haar onderzoek op informatie die te vinden is op de websites
van kledingmerken, in jaarverslagen, in MVO-rapporten en andere openbare bronnen.
Als er geen informatie beschikbaar is, scoort het desbetreffende kledingmerk geen
punten. Met andere woorden: als er door het merk niet of nauwelijks wordt gerapporteerd
over duurzaamheid en onder welke omstandigheden de kleding wordt gemaakt, wordt aangenomen
dat het bedrijf er waarschijnlijk onvoldoende aan doet.
Het kabinet is het met «Rank a Brand» eens dat Nederlandse kledingbedrijven nog te
weinig rapporteren over wat zij doen aan duurzaamheid en verbetering van arbeidsomstandigheden.
Dit betekent echter niet per definitie dat deze bedrijven er onvoldoende aan doen.
In de afgelopen drie jaar is zeker voortgang geboekt. Zo hebben de slachtoffers van
de Rana Plaza ramp in 2013 in Bangladesh een schadevergoeding ontvangen van de internationale
modemerken. Mede dankzij Nederlandse steun, zowel van bedrijven als van de overheid,
zijn alle 3500 exportgeoriënteerde textielfabrieken in Bangladesh geïnspecteerd op
brand- en bouwveiligheid. Er zijn drie keer meer arbeidsinspecteurs dan voorheen.
Tegelijkertijd gaat de uitvoering van de verbeterplannen langzamer dan gehoopt door
de internationale gemeenschap en is het loon in de textielsector van Bangladesh helaas
nog geen leefbaar loon.
Met het recent overeengekomen Convenant Duurzame Kleding en Textiel (zie: https://www.ser.nl/nl/publicaties/overige/2010–2019/2016/convenant-duurzame-kleding-textiel.aspx\) hoopt het kabinet een volgende stap te kunnen zetten op weg naar meer duurzaamheid
en betere arbeidsomstandigheden in de kleding- en textielsector. Ten eerste dienen
de aan het convenant deelnemende bedrijven daartoe hun productielocaties aan een onafhankelijk
secretariaat te melden. Ten tweede dienen de deelnemende bedrijven binnen hun productieketen
een zogenaamd «due diligence» proces uit te voeren. Dit proces dient om de risico’s
op schending van mensenrechten en milieu in kaart te brengen. Op basis van het «due
diligence» proces dient een verbeterplan te worden opgesteld. Dit plan en de uitvoering
ervan wordt getoetst door het onafhankelijke secretariaat. Bij het uitvoeren van dit
«due diligence» proces moeten de bedrijven aandacht besteden aan een negental specifieke
thema’s, zoals leefbaar loon, kinderarbeid en dwangarbeid. Hierbij kan de hulp worden
ingeroepen van de andere convenantspartijen (brancheorganisaties, vakbonden, NGO’s
en overheid).
Als bij meerdere van de deelnemende bedrijven blijkt dat een specifiek thema telkens
als risico naar voren komt, kunnen de convenantspartijen besluiten een collectief
project op dit thema op te zetten om het risico gezamenlijk aan te pakken. Als onderdeel
van het convenant worden in ieder geval collectieve projecten voorzien op de thema’s
vakbondsvrijheid en leefbaar loon.
Alle deelnemende bedrijven zullen ook worden gestimuleerd om meer en beter te gaan
communiceren over wat zij doen op dit terrein.
In de uitzending van Nieuwsuur constateerde «Rank a Brand» dat de Bijenkorf geen MVO-verslag
publiceert. Het kabinet spreekt de hoop uit dat de Bijenkorf een van de minimaal benodigde
35 ondertekenaars van het Convenant Duurzame Kleding en Textiel gaat worden en in
dat kader ook beter gaat communiceren over MVO. Ook andere Nederlandse modebedrijven
worden aangespoord om het convenant te ondertekenen. Daarnaast worden internationale
modemerken die actief zijn op de Nederlandse markt, zoals H&M en Primark, opgeroepen
om het convenant te tekenen.
De Minister voor Buitenlandse Handelen Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen