Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 25883 nr. 258 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 25883 nr. 258 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 augustus 2015
Tijdens het Algemeen overleg Arbeidsongeschiktheid en ziekteverzuim d.d. 28 mei 2015 heeft het lid Van Weyenberg gevraagd naar de mogelijkheden voor verlof wegens vruchtbaarheidsbehandelingen. (Kamerstuk 25 883/29 544, nr. 255) Ik heb u toegezegd om u hierover te informeren.
Op 17 juni heeft u mij het verzoek van het lid Pieter Heerma overgebracht om een brief te sturen naar aanleiding van mijn uitspraak over de wenselijkheid van uitbreiding van het vaderschapsverlof in een volgende kabinetsperiode. Het lid Van Weyenberg heeft daaraan toegevoegd in diezelfde brief tevens een reactie te willen op de (aangehouden) motie van de leden Van Weyenberg en Pieter Heerma, ingediend tijdens de plenaire behandeling van het Wetsvoorstel modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden op 9 oktober 20141.
In deze brief ga ik op deze drie punten in.
Verlof voor vruchtbaarheidsbehandelingen
Het lid Van Weyenberg heeft gevraagd om informatie over de verlofrechten voor werknemers voor het ondergaan van een vruchtbaarheidsbehandeling. Daarbij werd verwezen naar de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Arib en Timmer uit 20092 over arbeidsverzuim wegens vruchtbaarheidsbehandelingen. In de beantwoording is destijds aangegeven, dat op grond van de Wet arbeid en zorg kort verzuimverlof mogelijk is als een werknemer zijn arbeid niet kan verrichten wegens zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden, maar dat het uiteindelijke oordeel over de vraag of het volgen van een vruchtbaarheidsbehandeling hieronder valt aan de rechter is.
Met de op 1 januari jl. in werking getreden wijziging van de Wet arbeid en zorg (Wazo) is op dit punt helderheid gecreëerd.
Op grond van de Wazo heeft men recht op calamiteiten- en ander kort verzuimverlof als men de arbeid niet kan verrichten wegens (o.a.) zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden. Tot 1 januari 2015 vermeldde de Wazo slechts dat daaronder in ieder geval werden begrepen de bevalling van de echtgenote of partner en het overlijden van naaste familieleden. Per 1 januari 2015 is daaraan toegevoegd dat onder zeer persoonlijke omstandigheden in ieder geval ook dient te worden verstaan «spoedeisend, onvoorzien of redelijkerwijze niet buiten werktijd om te plannen arts- of ziekenhuisbezoek door de werknemer of de noodzakelijke begeleiding daarbij van de personen, bedoeld in artikel 5:1» (d.w.z. eerstegraads familieleden en partner)3. In de memorie van toelichting bij de Wet modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden is aangegeven dat deze verduidelijking van het toepassingsbereik van het kort verzuimverlof mede nodig werd geacht vanwege de vragen die er waren over de toepasbaarheid van het kort verzuimverlof bij vruchtbaarheidsbehandelingen4. Mede vanwege deze passage in de memorie van toelichting is nu duidelijk dat de werknemer recht heeft op kort verzuimverlof in verband met het ondergaan van een vruchtbaarheidsbehandeling. Voor alle situaties waarin recht bestaat op calamiteiten- en kort verzuimverlof geldt dat het verlof wordt verleend voor een korte, naar billijkheid te berekenen tijd. Hiermee wordt bedoeld dat de werknemer voldoende tijd krijgt voor het bezoek aan een arts of ziekenhuis, maar ook niet langer verzuimt dan daarvoor nodig is. Dit doet dus geen afbreuk aan het recht op verlof als zodanig.
Zoals ik u tijdens het algemeen overleg op 28 mei 2015 heb toegezegd is de SER verzocht om in het advies «Werken en leven in de toekomst» aandacht te besteden aan verlof voor een vruchtbaarheidsbehandelingen. In de kabinetsreactie op het SER advies zal dit punt zo nodig verder aan de orde komen.
Vaderschapsverlof
Sinds de wijziging van de Wazo per 1 januari 2015 hebben vaders/partners een onvoorwaardelijk recht op 3 dagen ouderschapsverlof binnen 4 weken na de geboorte. Deze 3 dagen verlof zijn onbetaald behoudens een andere afspraak bij cao. Een aantal cao’s voorziet in (gedeeltelijke) loondoorbetaling. Dit verlof komt bovenop de al langer bestaande 2 dagen betaald kraamverlof. In totaal gaat het om 5 dagen verlof voor de partner van de moeder, doorgaans aangeduid als vaderschapsverlof.
Tijdens de plenaire behandeling van deze wetswijziging in de Tweede Kamer op 9 oktober 2014 is uitgebreid stilgestaan bij het vaderschapsverlof. Ik heb daarbij aangegeven dat de uitbreiding van de 2 dagen betaald kraamverlof voor de partner met een onvoorwaardelijk recht op 3 dagen ouderschapsverlof een belangrijke en principiële stap was. Met dit wettelijk recht wordt tot uitdrukking gebracht dat het opnemen van verlof het uitgangspunt is; het is de normale situatie geworden dat de partner rond de geboorte verlof opneemt. Ik heb tijdens de genoemde plenaire behandeling tevens gesteld dat het mooi zou zijn als het verlofrecht voor de vader in de periode na de geboorte verder zou worden uitgebreid of als het verlof betaald zou zijn. Aangezien Nederland uit een periode van een zware economische crisis kwam, is toen besloten dat het niet opportuun was om extra financiële lasten die het gevolg zouden zijn van (volledige) betaling van het partnerverlof bij werkgevers neer te leggen5.
Bij het in ontvangst nemen van een petitie over uitbreiding van het vaderschapsverlof op 17 juni jl. heb ik opnieuw aangegeven voorstander te zijn van uitbreiding van het verlof voor vaders. Het is goed voor het kind en voor beide ouders als vaders ook betrokken zijn bij die eerste dagen van het kind. Het blijkt dat dan ook in de jaren daarna afspraken over de verdeling van arbeid en zorg in het gezin makkelijker worden en vaders meer zorgen. Een ruimer verlof voor de partner rond de geboorte is wenselijk. Ik wil nu echter niet vooruitlopen op eventuele maatregelen van het kabinet voor volgend jaar.
Motie Van Weyenberg en Pieter Heerma
Het lid Van Weyenberg vraagt om een reactie op de aangehouden motie Van Weyenberg / Pieter Heerma waarin wordt verzocht om een kabinetsbrief over verlof voor ouders met jonge kinderen met daarin een internationale vergelijking en aandacht voor recent wetenschappelijk onderzoek.
Bij de indiening van deze motie tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden heb ik aangegeven dat een tweede arbeid- en zorgbijeenkomst zal worden georganiseerd en dat het kabinet na deze bijeenkomst de Tweede Kamer een brief over dit onderwerp zal doen toekomen. Daarnaast heeft het kabinet aan de SER advies gevraagd over «Werken en leven in de toekomst». Aan de SER wordt gevraagd in dit advies aandacht te schenken aan de vraag hoe we kunnen bereiken dat de huidige mogelijkheden die de combinatie van arbeid en zorg faciliteren, zo optimaal mogelijk worden ingezet, zodat een betere combineerbaarheid van taken ontstaat. Ook is gevraagd of regelingen en praktijken zoals die bestaan in de landen om ons heen (bijvoorbeeld Duitsland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk) aanknopingspunten bieden voor ons land om de combinatie van arbeid en zorg beter te faciliteren. Ik verwacht het advies aan het einde van het jaar te ontvangen.
De arbeid- en zorgbijeenkomst zal in het eerste kwartaal van 2016 plaatsvinden, zodat het SER-advies daarbij benut kan worden. Aansluitend kunt u de toegezegde brief van het kabinet over arbeid en zorg tegemoet zien. Hierover bent u geïnformeerd bij brief van 20 mei 20156.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25883-258.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.