nr. 60
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 april 2008
Tijdens het AO moties op 19 maart jl. is op verzoek van het lid Roemer
toegezegd om de Tweede Kamer per brief nader te informeren over het aandeel
toegankelijke bussen in 2010. De vraag is gesteld naar aanleiding van een
brief over de stand van zaken toegankelijkheid stads- en streekvervoer d.d.
4 maart 2008 (Kamerstuk 25 847/31 200 XII, nr. 54).
Wat betreft de introductie van toegankelijk busmaterieel is het beleidsmatig
streven helder: in 2010 is het busmaterieel 100% toegankelijk. In de
eindsituatie voldoen in beginsel alle bussen in het stads- en streekvervoer
aan eisen van toegankelijkheid en bruikbaarheid, zoals opgenomen in het Voertuigreglement.
Dit streven wordt onderschreven door de 19 verantwoordelijke OV-autoriteiten.
Op basis van een inventarisatie eind 2007-begin 2008 onder de OV-autoriteiten
is ook te verwachten dat in 2010 het busmaterieel in het stads- en streekvervoer
nagenoeg volledig toegankelijk is.
In de praktijk moet evenwel ermee rekening gehouden worden dat een beperkte
fractie van het busmaterieel, geschat op 2%, in 2010 niet aan deze
eisen voldoet. Redenen hiervoor zijn:
– busvoertuigen die dienen als reservematerieel;
– ingehuurd busmaterieel voor inzet bij incidenten of evenementen;
– resterend nog niet afgeschreven busmaterieel ingezet op streeklijnen.
Omdat toegankelijk busmaterieel in het openbaar vervoer ook internationaal
feitelijk de norm geworden is, kan verwacht worden dat de fractie niet-toegankelijk
materieel na 2010 verder zal afnemen.
De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J. C. Huizinga-Heringa