De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ingeval er gespecialiseerde ggz nodig is, er blijvend sprake is
van wachttijden, langer dan de treeknormen recentelijk nog zeer zichtbaar gemaakt
door het rapport van de Algemene Rekenkamer;
constaterende dat er Kamermoties zijn ingediend en aangenomen om regionale doorzettingsmacht
te organiseren, zoals de motie-Van den Berg uit april 2018 (25 424, nr. 448), de motie-Van den Berg c.s. uit december 2018 (25 424, nr. 448) en de motie-Diertens/Van den Berg uit januari 2020 (25 424, nr. 509), maar dat dit nog niet is gerealiseerd;
overwegende dat de staatsecretaris naar aanleiding van de teleurstellende tussenevaluatie
opnieuw met het veld overleg voert;
verzoekt de regering, bij de vervolgstappen aangaande:
-
– een sluitende keten van verwijzing/zorgbemiddeling;
-
– transparantie over aantallen (unieke) wachtenden;
-
– extra inzet op de acht regio's met de meest forse wachttijdproblematiek;
-
– focus op specifieke doelgroepen;
-
– vormgeving van regionale doorzettingsmacht,
concrete meetbare doelen te stellen wat er tot maart 2021 bereikt moet worden, en
tevens te verkennen, als deze concreet meetbare doelstellingen niet gehaald worden,
wat binnen de Wet marktordening gezondheidszorg mogelijk is om de zorgverzekeraars
en/of ggz-zorgaanbieders een aanwijzing te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van den Berg
Kuiken
Agema
Regterschot
Diertens
Sazias
Dik-Faber