Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 oktober 2015
Begin dit jaar heb ik de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gevraagd nader in kaart
te brengen in hoeverre er problemen zijn in de bekostiging van de gespecialiseerde
ggz voor doven en slechthorenden, en, voor zover er problemen bestaan, te onderzoeken
hoe deze opgelost kunnen worden. Ik heb de NZa daarbij gevraagd te kijken naar zowel
de zorg die aangeboden wordt door gespecialiseerde instellingen als door gespecialiseerde
afdelingen binnen reguliere instellingen. Hierbij stuur ik u een brief van de NZa
waarin de uitkomsten van het onderzoek gepresenteerd worden1, zoals ik u heb toegezegd2.
De NZa heeft geconcludeerd dat de kosten van de onderzochte afdelingen/instellingen
hoger liggen dan de opbrengsten. De NZa ziet hiervoor twee oorzaken:1. het niet kunnen
tijdschrijven door de tolk Gebarentaal en communicatiedeskundige en 2. de lagere productiviteit
van deze beroepen èn het overige tijdschrijvende personeel. De NZa heeft daarbij geconstateerd
dat een aanzienlijk deel van het tekort opgelost kan worden als de tolk Gebarentaal
en de communicatiedeskundige tijd kunnen schrijven in de DBC. Zij heeft hiertoe een
adviesaanvraag ingediend bij het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ, met het oog op
aanpassing van de beroepentabel per 2017.
De lagere productiviteit van de doventolk en communicatiedeskundige, bijvoorbeeld
door de hersteltijd van een tolk Gebarentaal na een behandelsessie en de inzet van
deze beroepen voor het intern opleiden van andere behandelaren, zal deels worden gecompenseerd
doordat met tijdschrijven een vergoeding wordt gegenereerd die hoger ligt dan de werkelijke
kosten die gemaakt worden door deze beroepen. De tijd die niet aan patiëntenzorg besteed
wordt, kan niet worden gedeclareerd, maar het vergoede uurtarief voor de tijd die
wel gedeclareerd wordt, ligt hoger dan de werkelijke kosten per uur. Dit effect treedt
automatisch op als deze beroepen gaan tijdschrijven doordat de vergoeding per uur
gebaseerd is op een gemiddelde van verschillende (ook andere) beroepen. Na implementatie
van het tijdschrijven zal de NZa de productiviteit van deze beroepen blijven monitoren.
De lagere productiviteit van het overige tijdschrijvende personeel is volgens de onderzochte
instellingen vooral te verklaren door dezelfde interne, aan deze specifieke doelgroep
gerelateerde opleidingen, die zouden resulteren in een lagere inzetbaarheid. Echter,
dit kan vooralsnog niet kwantitatief onderbouwd worden. De NZa kondigt in haar brief
aan hierover nader in overleg te gaan met de betrokken zorgaanbieders, binnen de context
van een breder onderzoek naar de productiviteitsnorm binnen de ggz.
Ik wil de NZa danken voor haar inspanningen en kan mij vinden in de voorgestelde oplossingsrichtingen.
Het aanpassen van de beroepentabel kan pas per 2017 gerealiseerd worden. Begin juli
heb ik u al gemeld (Kamerstuk 34 000 XVI, nr. 115) dat een structurele oplossing voor 2016 niet mogelijk was en dat daarmee de tussenoplossing
die in 2015 uitkomst bood, in 2016 voortgezet zou moeten worden. Voor de aanbieder
die in aanmerking kwam voor het transitieregime zeer gespecialiseerde ggz heb ik aangekondigd
het traject in gang te zetten voor verlenging van de uitzondering op de afbouw van
dit regime. Dit heb ik begin september (Kamerstuk 29 248, nr. 286) gedaan. De voorhangprocedure is inmiddels afgerond en ik zal op korte termijn overgaan
tot het geven van de aanwijzing aan de NZa.
Voor de aanbieders met een gespecialiseerde doven-ggz-afdeling geldt dat zij de kosten
van de doven-ggz in 2016 zullen moeten meenemen in het totaalplaatje waarover zij
onderhandelen met de zorgverzekeraar. Specifiek voor deze aanbieders met een breder
aanbod geldt dat de tarieven onderhandelingsruimte bieden en de NZa wijst in haar
brief extra op de mogelijkheid van de max-max-tarieven. Eerder heb ik al gemeld dat
ik erop vertrouw dat zorgverzekeraars ook in 2016 aan hun zorgplicht voldoen en er
samen met de aanbieders voor zullen zorgen dat voldoende passend zorgaanbod voor deze
specifieke doelgroep beschikbaar blijft.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers