Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 2015
Op 9 maart 2015 heb ik van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) het rapport «Impact-analyse alternatief voor DSM-IV in de basis GGZ, gespecialiseerde GGZ en FZ» ontvangen. Ik stuur u dat bij deze ter kennisneming toe1.
In Nederland speelt de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) een rol bij het duiden van de verzekerde aanspraken en in de bekostiging van
de GGZ. In verband met het verschijnen van een nieuwe editie van de DSM heb ik de
NZa gevraagd om een impactanalyse uit te voeren om inzichtelijk te maken wat de nieuwe
DSM betekent voor de bekostiging en de productstructuur, zowel in de generalistische
basis GGZ, de gespecialiseerde GGZ en de Forensische Zorg. Hierbij heb ik verzocht
niet alleen een eventuele invoering van DSM-5, maar ook een mogelijke overstap naar
de International Classification of Diseases (ICD-10) van de Wereld Gezondheidsraad
in beschouwing te nemen.
Eerder heb ik het Zorginstituut Nederland gevraagd mij te adviseren over de eventuele
invloed van de nieuwe DSM op de verzekerde aanspraken GGZ. Ik heb u dat rapport op
9 januari jongstleden toegestuurd (Kamerstuk 25 424/29 689, nr. 260). Mijn reactie op dat rapport heb ik u separaat toegestuurd (Kamerstuk 24 077/25 424, nr. 344). Hierin heb ik u laten weten dat ik op dit moment nog niet het advies van het Zorginstituut
overneem om de DSM-5 te gebruiken voor de afbakening van de verzekerde aanspraken
GGZ. De DSM-IV blijft daarmee leidend voor het verzekerd pakket. Ik heb met het oog
daarop besloten dat ook in de bekostigingsstructuur GGZ voor 2016 geen wijzigingen
worden doorgevoerd als gevolg van de komst van de DSM-5. De licentie voor het gebruik
van de DSM-IV in de declaratie-, registratie- en informatiesystemen voor de GGZ is
daartoe inmiddels met een jaar verlengd.
Later dit jaar zal ik mij opnieuw beraden over dit vraagstuk en de bevindingen van
de NZa daarbij meenemen. Ik wil het gebruik van DSM-5 voor de afbakening van het verzekerde
pakket en de rol van DSM-5 in de bekostigingsstructuur mede bezien in het licht van
de nieuwe agenda voor de GGZ waar ik mij op dit moment op beraad. In mijn reactie
op het rapport van het Zorginstituut heb ik u reeds aangegeven aanvullende informatie
aan het Zorginstituut te hebben gevraagd naar aanleiding van hun eerdere advies inzake
DSM-5. Ik verwacht deze informatie later dit jaar. Ik verwacht dan ook meer te weten
over de ontwikkelingen op het gebied van de productstructuur, in het bijzonder de
zorgvraagzwaarte-indicator.
Ik streef er naar u uiterlijk eind 2015 nader te informeren over het gebruik van DSM-5
voor de afbakening van de verzekerde aanspraken GGZ en in de bekostiging van de GGZ.
Ik vertrouw er op u hiermee afdoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers