nr. 38
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den haag, 28 maart 2006
Tijdens het AO met de Commissie voor de Rijksuitgaven van 23 november
jl. (25 268, nr. 33) over de antwoorden op de Kamervragen over stichtingen,
is gevraagd of alle 209 stichtingen opgericht in de periode 1991–2003
conform artikel 34 van de Comptabiliteitswet1
zijn voorgehangen. In deze brief treft u het antwoord op deze brief aan.
Van de 209 in de periode 1991–2003 opgerichte stichtingen zijn er
uiteindelijk 18 niet en 15 te laat bij de Tweede Kamer aangemeld. Een volledig
overzicht van deze stichtingen is opgenomen in bijlage 1.
Navraag bij de ministeries heeft geleerd dat mogelijke verklaringen kunnen
zijn voor het niet doorlopen van de voorhangprocedure:
– onduidelijkheid omtrent de vraag wanneer er sprake is van «doen
oprichten». Zo kan bijvoorbeeld een bestaande, generieke subsidieregeling
private partijen ertoe bewegen een stichting op te richten, om zo aanspraak
te maken op dit subsidiegeld;
– er is geen of nauwelijks sprake van programmageld.
Ik ben desalniettemin van oordeel dat deze stichtingen bij de oprichting
natuurlijk gewoon de CW-procedure hadden moeten doorlopen.
Bij de overige 176 stichtingen hebben zich geen problemen voorgedaan met
de voorhangprocedure. Zo bleken er 30 stichtingen te zijn opgericht voor 1996
toen de voorhangprocedure nog niet gold voor stichtingen opgericht krachtens
het «doen oprichten» motief. Verder zijn er 94 stichtingen conform
artikel 34 CW voorgehangen2 en werd de oprichting
van 40 stichtingen via wetsvoorstellen of andere parlementaire stukken voorgehangen.
Tot slot merk ik op dat de ministeries bij het nagaan van de vraag welke
stichtingen al dan niet zijn voorgehangen bij 12 stichtingen hebben opgemerkt
dat deze ten onrechte waren meegenomen in het overzicht van stichtingen
opgericht tussen 1991–2003. Het betreffende ministerie had met de oprichting
van deze stichtingen geen bemoeienis.
Zoals ik ook al in het AO van 23 november jl. heb aangegeven zal
ik voor de zomer met een nieuw stichtingenkader komen waarmee, zo is mijn
stellige bedoeling, de bestaande onduidelijkheden omtrent het oprichten van
stichtingen wordt voorkomen.
De Minister van Financiën,
G. Zalm
BIJLAGE 1: Overzicht niet en te laat bij de Tweede
Kamer aangemelde stichtingen1
Bijlage 2: overzicht stichtingen opgericht in de periode
1991–20031
XNoot
1Artikel 34 lid 1, CW 2001 luidt: «Het oprichten of mede-oprichten,
dan wel het doen oprichten van een privaatrechtelijke rechtspersoon door de
Staat zal niet eerder plaatsvinden dan 30 dagen, nadat van het voornemen daartoe
door Onze betrokken Minister, in overeenstemming met het oordeel van de ministerraad,
schriftelijk mededeling is gedaan aan de Staten-Generaal».
XNoot
2De griffie van de Tweede Kamer heeft hiervan 76 stichtingen weten te traceren.
Volgens de administratie van de ministeries zijn er daarnaast nog 18 voorgehangen.
XNoot
1Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.