Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2016
Op grond van artikel 39 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen ontvangen de
beide Kamers der Staten-Generaal elke vijf jaar een verslag ten behoeve van de beoordeling
van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het functioneren van een zelfstandig
bestuursorgaan. De basis voor dit verslag wordt gevormd door een evaluatieonderzoek.
Hierbij bied ik u het rapport aan inzake de vierde wettelijke evaluatie van de Dienst
Wegverkeer (hierna: RDW). De evaluatie is uitgevoerd door het onafhankelijke adviesbureau
Andersson Elffers Felix (hierna: AEF). Het rapport treft u als bijlage bij deze brief
aan1.
De evaluatie laat een zeer positief beeld zien over het functioneren van de RDW. AEF
constateert dat «de RDW een doelmatig en doeltreffend opererende organisatie is waarvan ook de governance
op orde is. De organisatie wordt professioneel aangestuurd, heeft de reguliere werkprocessen
op orde en is tegelijk ook innovatief. De RDW werkt voortdurend aan het verder verbeteren
en vernieuwen van de organisatie. Ook internationaal staat de RDW goed aangeschreven
en speelt de organisatie een invloedrijke rol.»
De aandachtspunten die AEF ziet voor het functioneren van de RDW zijn dan ook beperkt.
AEF geeft aan dat de aanbevelingen die zij doet vooral zijn gericht op verdere optimalisatie
en geen omvangrijke verbeteringslagen impliceren. Tevens constateert AEF dat de aanbevelingen
uit de vorige evaluatie, voor zover destijds door mij zijn overgenomen, zijn opgevolgd.
Met betrekking tot de aanbeveling over de doelmatigheid van de dienstverlening constateert
AEF dat met de aanvullende afspraken tussen het ministerie en de RDW de gewenste transparantie
is bereikt.2
Op grond van artikel 18 van de Beleidsregels sturing van en toezicht op de Dienst Wegverkeer is de RDW verzocht om een reactie op het rapport. Naar aanleiding daarvan heeft de
directie van de RDW aangegeven dat zij de aanbevelingen uit het rapport ter harte
neemt en zal betrekken bij haar activiteiten gericht op de implementatie van de in
2016 herijkte strategie van de organisatie en de verdere verbetering van haar publieke
taakuitvoering. De aanbevelingen gericht op het meer centraal stellen van de wensen
van (keten) partners en klanten, het behoud van kennis en vaardigheden, het vergroten
van de bijdrage van de RDW aan duurzaamheid en de horizontale samenwerking om gesteld te staan voor komende ontwikkelingen,
kunnen hier een plek in vinden. Voorts zal ik in samenspraak met de RDW bezien hoe
de door AEF aanbevolen actieve monitoring van de strategische doelen en het continue
aandacht blijven houden voor de rolverdeling tussen IenM en de RDW in internationaal
verband gezamenlijk verder vorm kan worden gegeven.
Ik ben verheugd over de conclusie van AEF dat de RDW een doelmatig en doeltreffend
opererende organisatie is, waarvan ook de governance op orde is. De aanbevelingen
die AEF doet, zijn herkenbaar en zullen voortvarend worden opgepakt.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus