25 232 Voetbalvandalisme

Nr. 68 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 mei 2021

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de tweede evaluatie van de Wet Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Wet MBVEO). Bij de parlementaire behandeling van de aanscherping van de Wet MBVEO op 21 januari 2015 is toegezegd de wet na vijf jaar opnieuw te evalueren1. In maart 2021 is deze tweede evaluatie van de Wet MBVEO afgerond. Het onderzoek vindt u in de bijlage bij deze brief2.

De Wet MBVEO geeft gemeenten en het OM instrumenten om verschillende soorten ernstige overlast aan te pakken en te voorkomen. De bekendste instrumenten zijn het gebiedsverbod, het groepsverbod en de meldplicht. In 2010 is de Wet MBVEO in werking getreden. In 2012 is de Wet MBVEO een eerste maal geëvalueerd. Uit deze evaluatie bleek dat met name burgemeesters juridische en praktische knelpunten ervoeren. Bij brief van 2 september 2012 is uw Kamer hierover geïnformeerd3. Naar aanleiding daarvan is in 2015 de wet op een aantal punten gewijzigd.

Resultaten van het onderzoek

De onderzoekers concluderen dat het niet goed mogelijk is de om de effectiviteit van de Wet MBVEO te meten omdat de beoogde doelstellingen niet zijn geconcretiseerd en meetbaar gemaakt. Gemeenten geven zelf aan dat het belangrijkste doel bij toepassing van de wet het wegnemen of verminderen van de overlast in een bepaalde buurt, wijk of gebied is.

Uit de evaluatie blijkt dat gemeenten die de Wet MBVEO toepassen overwegend positief zijn. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat dit overwegend gebaseerd is op eigen ervaringen en indrukken. Gemeenten die de wet toepassen, maken met name gebruik van het gebiedsverbod, bijvoorbeeld als sprake is van voetbalvandalisme, jeugdoverlast, overlast bij evenementen zoals jaarwisselingen en wijkoverlast door bijvoorbeeld dak- en thuislozen. Het opleggen van een gebiedsverbod helpt (meestal in combinatie met andere interventies) om de overlast in elk geval tijdelijk aan te pakken.

De evaluatie laat zien dat wel sprake is van een implementatievraagstuk. De onderzoekers constateren dat grote gemeenten de wet vaker toepassen dan kleine gemeenten, terwijl ook een aanzienlijk deel van de kleine gemeenten te maken heeft met ernstige of structurele overlast. Ongeveer driekwart van de onderzochte gemeenten past de wet niet toe, hiervoor zijn verschillende verklaringen. Onbekendheid, «koudwatervrees» of geen meerwaarde zien in de Wet MBVEO lijken de voornaamste redenen voor gemeenten om de wet niet toe te passen.

Het OM houdt geen registraties bij van het aantal opgelegde gedragsaanwijzingen. Officieren van justitie leggen gedragsaanwijzingen, met name contact- en gebiedsverboden, het vaakst op in huiselijk geweldzaken. De toepassing in die gevallen is erop gericht om slachtoffers te beschermen. Ook worden gedragsaanwijzingen af en toe ingezet bij de aanpak van voetbalvandalisme en andere misdrijven.

De onderzoekers concluderen dat de evaluatie in beginsel geen aanleiding geeft tot een wetswijziging. Alleen de zogenaamde tevens-namensregeling4 die burgemeesters kunnen inzetten in het kader van voetbalhooligans die uitwedstrijden bezoeken is zowel praktisch als juridisch te gecompliceerd.

Beleidsreactie

De resultaten van de evaluatie worden in- en extern besproken met onder andere de VNG, gemeenten met een betaald voetbalorganisatie, het OM en de politie. Intussen is met het Centrum voor Criminaliteitspreventie (CCV) gewerkt aan ondersteuning voor gemeenten voor betere bekendheid met – en toepassing van – de instrumenten van de wet.

Ik zal uw Kamer voor de zomer mijn beleidsreactie op de evaluatie doen toekomen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Handelingen II 2014/15, nr. 44, item 4

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 25 232, nr. 61.

X Noot
4

Artikel 172a, lid 3, Gemeentewet: De burgemeester van een andere gemeente kan een burgemeester verzoeken om een persoon tevens namens hem een overeenkomstig bevel te geven, indien de burgemeester die het bevel geeft, de ernstige vrees heeft dat die persoon ook in de andere gemeente de openbare orde zal verstoren. Het verzoek bevat een aanduiding van de objecten of gebieden waar de aanwezigheid van die persoon niet gewenst is en van de tijdstippen of perioden waarvoor het bevel geldt. De burgemeester zendt een afschrift van het bevel dat hij namens een andere burgemeester heeft gegeven, aan die burgemeester.

Naar boven