Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2021
Hierbij bied ik u het WODC-rapport «Dataveiligheid en privacy bij het gebruik van
fysiologische wearables in de justitiële context» aan1. Dit is een vervolg op het rapport «De zelfmetende justitiabele, Een verkennend onderzoek
naar de technologische zelfmeetmethoden binnen de justitiële context» (2017). Dit
onderzoek liet zien dat technologische zelfmeetmethoden de potentie hebben om behandeling
te personaliseren, veiligheid in detentie te verbeteren, reclasseringstoezicht te
verrijken en de zelfredzaamheid van justitiabelen te vergroten. Een voorbeeld van
zo´n zelfmeetmethode is een polsband die locatie, alcoholgebruik, fysieke activiteit
of stress kan meten. Dit is van belang voor een effectieve, efficiënte en toekomstgerichte
sanctietoepassing voor justitiabelen. De rol van technologische mogelijkheden op dit
terrein zal immers de komende jaren alleen nog maar groter worden.
Het onderzoek uit 2017 liet ook zien dat er serieuze aandachtspunten en risico’s verbonden
zijn aan het gebruik van technologische zelfmeetmethoden. Daarom heeft het WODC als
vervolg hierop een studie naar de dataveiligheid en privacy van fysiologische wearables
uitgevoerd. Het WODC doet in het bijgaande rapport enkele aanbevelingen voor het veilig
gebruik van fysiologische wearables, zoals het hanteren van de principes van Privacy
by Design, het uitvoeren een Data Protection Impact Assessment (DPIA) en het gebruik
van veilige software.
Het onderhavig onderzoek van het WODC maakt duidelijk dat het van groot belang is
om bij de inzet van nieuwe technologische ontwikkelingen aandacht te besteden aan
privacy en en veilige opslag van data. De aanbevelingen van het onderzoek sluiten
aan bij de door JenV gehanteerde stapsgewijze aanpak voor de inzet van nieuwe technologie
(het «technologie-adaptatie proces»).2 Daarbij worden nadrukkelijk de risico´s in kaart gebracht om vast te kunnen stellen
wat er nodig is om de technologie veilig te kunnen inzetten. De noodzakelijkheid en
veiligheid van de inzet van nieuwe technologische mogelijkheden moeten aan de hand
van verschillende richtlijnen worden getoetst. Het gaat dan om de principes van Privacy
by Design, de Baseline Informatie Beveiliging Overheid (BIO) en het Data Protection
Impact Assessment (DPIA) op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG).
Een dergelijke stapsgewijze aanpak bij de introductie van een technologische zelfmeetmethode
is toegepast bij de enkelband met alcoholmeter voor de controle op het alcoholverbod.
Daarbij zijn er eerst pilots uitgevoerd en geëvalueerd, voordat is besloten tot landelijke
invoering. Met betrekking tot de datatransmissie is goed gekeken naar technische,
organisatorische, juridische en privacy aspecten.3 De hiervoor benodigde wetswijziging is op dit moment in consulatie.
De ontwikkelingen staan niet stil. Een polsband biedt steeds meer mogelijkheden voor
inzet in justitieel kader. Op dit moment loopt er een kleinschalige, meerjarige onderzoekspilot
gericht op het geven van feedback over fysiologische informatie (zoals hartslag en
huidgeleiding) gemeten door een polsband in het kader van een agressieregulatietraining
voor jeugdigen.4 In deze pilot worden de gegevens opgeslagen op de polsband zelf en vervolgens door
de onderzoeker op een beveiligde server van de universiteit geplaatst. De pilot voldoet
daarmee aan de aanbevelingen van het WODC-rapport. Verder overweeg ik binnen het project
Veiligheidsbeneming op Maat (VOM-jeugd) en binnen de Tbs de mogelijkheden te verkennen
voor de inzet van een polsband voor een betere monitoring van de justitiabelen buiten
de instelling. Het betreft hier een verkenning op beperkte schaal aan de hand van
een pilot. Daarbij zal de opzet getoetst worden aan de genoemde richtlijnen. Over
de uitkomsten daarvan zal ik u op de hoogte houden.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker