23 432 De situatie in het Midden-Oosten

Nr. 349 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 oktober 2013

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 22 juli inzake de kabinetsreactie op het AIV-advies No. 83 «Tussen woord en daad, perspectieven op duurzame vrede in het Midden-Oosten» (Kamerstuk 23 432, nr.348).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 oktober 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vraag 1

Hoe beoordeelt u de analyse van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) dat het conflict tussen Israël en de Palestijnen een conflict tussen de «slachtoffers» en de «slachtoffers van de slachtoffers» betreft? Deelt u deze typering? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, hoe staat u hier dan wel in?

Vraag 19

Onderschrijft u het oordeel van de AIV dat de Palestijnse Arabieren de prijs betalen voor de Holocaust en dat de Joodse slachtoffers van de Holocaust in dat kader de daders zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 69

Het advies van de AIV begint met: «Het conflict tussen Israël en de Palestijnen, dat zich decennialang voortsleept, is wel treffend omschreven als een conflict tussen «de slachtoffers en de slachtoffers van de slachtoffers». Deelt u deze voorstelling van zaken waarin de periode 1920–1945 buiten beschouwing wordt gelaten? Zo ja, kunt u dat toelichten?

Antwoord vraag 1, 19 en 69

Het betreft een citaat van de Franse politicoloog en commentator Dominique Moïsi. De beschrijving en analyse van het conflict zijn voor rekening van de AIV.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de oproep tot onmiddellijke en onvoorwaardelijke beëindiging van de blokkade van Gaza tegen de achtergrond van een evenwicht tussen mensenrechten en veiligheid? Onderschrijft u de opvatting van de commissie-Palmer dat de Israëlische maritieme blokkade van Gaza rechtmatig is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft u dan geen afstand genomen van het AIV-advies ter zake, een advies wat bovendien verzwijgt dat de blokkade van Gaza ook, zij het «on and off», van de kant van Egypte werd geïmplementeerd?

Antwoord

Het kabinet is voor een onmiddellijke beëindiging van de beperkingen op en voor normalisering van het grensverkeer voor goederen en personen met inachtneming van proportionele Israëlische veiligheidsmaatregelen.

De kabinetsreactie beperkt zich zoals gebruikelijk tot het AIV-advies.

Vraag 3

Hoe verstandig is het om academische samenwerkingsverbanden te ontraden met universiteiten als de Hebrew University, temeer gezien de rol die universiteiten als deze spelen in het functioneren van Israël als democratische rechtsstaat?

Antwoord

Het kabinet is voorstander van academische samenwerkingsverbanden met Israël en de Palestijnse Gebieden.

Vraag 4

In hoeverre is het voor u relevant dat lieden die in het openbaar een (de facto) boycot van Israël hebben bepleit (bijvoorbeeld de heer Van Dam) als commissieleden hebben meegeschreven aan het AIV-rapport? Is u bekend dat meerdere personen die bij de vervaardiging van dit rapport zijn geraadpleegd (onder andere de heren Van den Broek en Dugard), ook actief betrokken zijn bij het tegen Israël agerende Rights Forum? Heeft die personele overlapping niet automatisch tot gevolg dat het voor officiële adviesorganen van de regering en de Staten-Generaal essentiële criterium van onpartijdigheid in het onderhavige geval in het geding is?

Vraag 16

Deelt u de overtuiging dat het van belang is dat schijn van vooringenomenheid van leden van het Adviesorgaan van de regering en de Staten-Generaal t.a.v. de kwestie waaromtrent zij adviseert absoluut vermeden dient te worden? Hoe beziet u in dit verband de deelname van Nikolaos van Dam, die tevens lid is van het Rights Forum, aan het schrijven van dit advies?

Antwoord op vraag 4 en 16

De AIV is een onafhankelijk adviesorgaan dat de regering en de Staten-Generaal adviseert over het buitenlandse beleid. Het staat de AIV vrij om ter voorbereiding van het advies gesprekken te voeren met eenieder die zij relevant acht.

Vraag 5

Is het u ook bekend dat bedrijven in landen waar een handelsverbod met Israëlische bedrijven – al dan niet in de bezette gebieden – geldt, staan te springen om handelsbetrekkingen aan te knopen?

Antwoord

Nee.

Vraag 6

De AIV merkt op dat Israël zal «aandringen op een actieve betrokkenheid van de VS bij de uitvoering van een eventuele vredesregeling, vooral waar het gaat om het waarborgen van zijn veiligheid». Hoe beoordeelt u de constatering dat een vredesregeling kennelijk vergezeld moet gaan van veiligheidsgaranties voor de Joodse staat? Is Israël in dat geval alleen afhankelijk van de welwillendheid van de VS, of zijn Nederland en de EU eveneens bereid om de veiligheid van Israël te garanderen teneinde dat land ertoe te brengen risicovolle territoriale concessies te doen?

Antwoord

Nederland spant zich in voor een twee-statenoplossing waarbij Israël en de toekomstige Palestijnse staat in vrede en veiligheid naast elkaar bestaan. Een twee-statenoplossing is niet mogelijk zonder veiligheidsgaranties. Zowel Nederland als de EU roepen hiertoe op en dragen hieraan bij. Zo steunt Nederland de Palestijnse veiligheidssector en samenwerking tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit (PA) op veiligheidsterrein.

Vraag 7

De AIV is bezorgd over de Israëlische democratische rechtsorde, maar zwijgt over het feit dat verkiezingen in de Palestijnse gebieden al jaren achterstallig zijn. Hoe beoordeelt u het door de AIV verzwijgen van deze belangrijke informatie en hoe beoordeelt u het probleem van de steeds uitgestelde verkiezingen?

Antwoord

Het is aan de AIV te bepalen welke feiten hij in zijn advies vermeldt. Nederland spreekt de PA geregeld aan op het uitblijven van de aangekondigde verkiezingen.

Vraag 8

Het AIV-advies was naar zeggen van de AIV gereed op 21 maart 2013, maar werd pas op 16 april 2013 gepresenteerd. Wat is de reden voor deze aanzienlijke vertraging?

Antwoord

De reden voor dit tijdverloop is het kabinet niet bekend. Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de AIV. De AIV is een onafhankelijk adviesorgaan. Het kabinet heeft geen zeggenschap over de totstandkoming of inhoud van rapporten.

Vraag 9

Op 25 april 2013 zegde u toe dat uw appreciatiebrief over het AIV-advies nog voor de aanvang van het reces naar de Tweede Kamer zou worden gestuurd. Uw brief werd echter pas op 22 juli 2013 verstuurd. Wat is de reden voor deze aanzienlijke vertraging?

Antwoord

Vanwege een samenloop van werkzaamheden op het departement is het niet gelukt de brief vóór het reces aan uw Kamer te sturen.

Vraag 10

In uw brief van 22 juli gaat u niet in op de Israëlische reactie op het AIV-advies. Drie weken eerder, op 2 juli 2013, deed de Israëlische regeringswoordvoerder Yigal Palmor echter diverse zeer inhoudelijke uitspraken in de Times of Israël. Kent u die uitspraken en zo ja, hoe beoordeelt u die? Heeft Jeruzalem zich ook rechtstreeks tegenover u of via de Nederlandse ambassade in Tel Aviv uitgesproken over het AIV-advies?

Vraag 11

Was u voor het door u versturen van de appreciatiebrief bekend met de Israëlische reactie op het AIV-advies, zoals die op 2 juli 2013 in de Israëlische krant The Times of Israël werd verwoord door de heer Yigal Palmor, woordvoerder van het Israëlische Ministerie van Buitenlandse Zaken? Waarom heeft u in uw appreciatiebrief niet naar de Israëlische reactie verwezen?

Vraag 12

Heeft de Israëlische regering zich (ook) rechtstreeks bij u of bij/via de Nederlandse ambassadeur in Israël over het AIV-advies beklaagd? Zo ja, wanneer, bij monde van wie en in welke bewoordingen?

Antwoord op vraag 10, 11, 12

De Israëlische regering heeft haar visie op het AIV-rapport in contacten met de Nederlandse regering naar voren gebracht. De kabinetsreactie op het AIV-advies beperkt zich zoals gebruikelijk tot de mening van het kabinet over het advies.

Vraag 13

Deelt u de opvatting dat van de AIV, een adviesorgaan van de regering en de Staten-Generaal, mag worden verwacht dat het correcte definities hanteert, dat het zich objectief opstelt, dat het geen manipulatie pleegt en geen essentiële informatie achterhoudt en dat het gedane beweringen kan staven?

Antwoord

Ja. Zie ook het antwoord op vraag 4.

Vraag 14

In uw appreciatiebrief van 22 juli 2013 beperkt u zich in feite tot het geven van een reactie op de door de AIV gedane aanbevelingen. Hoe waardeert u de historische en feitelijke onderbouwing van het advies? Onderschrijft u het oordeel van critici van het AIV-advies dat het advies partijdig is, dat de waarheid op meerdere plekken geweld wordt aangedaan en dat de AIV een voor een goed begrip van het onderhavige vraagstuk essentiële informatie heeft achtergehouden? Zo nee, kunt u dat toelichten? Zo ja, wat zegt dat naar uw mening over het nut van het onderhavige advies?

Antwoord

De AIV is een adviesorgaan dat de regering en de Staten-Generaal onafhankelijk adviseert over het buitenlandse beleid.

Vraag 15

Voorafgaand aan de opstelling van het advies heeft de commissie een aantal gesprekken gevoerd. Gesprekspartners waren onder meer drs. R.S. Serry, mr. H. van den Broek, prof.mr. J.G. de Hoop Scheffer en prof. dr. J. Dugard. Van «gesprekspartners» Hans van den Broek en John Dugard is bekend dat zij betrokken zijn bij het «Rights Forum» van oud-premier Dries van Agt. Dat geldt ook voor het lid Nikolaos van Dam van de Midden-Oosten Commissie van de AIV. «Rights Forum» lid Karin Arts wordt in de colofon van het AIV-advies niet genoemd, maar zij is wel betrokken bij de AIV (Commissie Mensenrechten). Kunt u onthullen welke personen/instellingen achter «onder meer» schuilgaan?

Antwoord

Het is het kabinet niet bekend welke personen/instellingen achter «onder meer» schuilgaan. Zie ook het antwoord op vraag 8.

Vraag 17

Deelt u de opvatting van de AIV dat het onderhavige conflict zich beperkt tot Israël en de Palestijnse Arabieren? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 64

Deelt u de visie van de AIV dat inmiddels niet meer gesproken kan worden van een Israëlisch-Arabisch conflict maar slechts van een Israëlisch-Palestijns conflict? Hoe verhoudt dit zich tot de rol van Hamas en Hezbollah die gesteund worden door derde landen?

Antwoord op vraag 17 en 64

Het kabinet is van mening dat het conflict tussen Israël en de Palestijnen niet los kan worden gezien van de bredere regionale context, wat ook naar voren komt in de brief van het kabinet over het Midden-Oosten Vredesproces van 12 december 2012 (Kamerstuk 23 432, nr. 339).

Vraag 18

Deelt u de lezing/opvatting van de AIV dat het onderhavige conflict pas na de Tweede Wereldoorlog begon? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord

Uitgangspunt van het Nederlandse beleid is bijdragen aan een oplossing voor het conflict. Een discussie over het moment waarop het conflict begonnen is, acht het kabinet niet zinvol.

Vraag 20

Het AIV-advies kenmerkt zich door cruciale omissies. Zo wordt de religieuze wortel van het conflict verzwegen, terwijl voortdurend door vooraanstaande moslims en islamitische organisaties wordt benadrukt dat de Joden de vijanden zijn van Allah en Mohammed en dus van alle moslims. Vooraanstaande moslims en islamitische organisaties betogen zelfs dat alle Joden dienen te worden gedood. Deelt u in dat verband de door de AIV gepropageerde opvatting dat sprake is van een in wezen seculier en territoriaal conflict? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 70

Nergens in het AIV-advies wordt ingegaan op de religieuze dimensie van het conflict. Bijgevolg wordt de indruk gewekt dat het conflict louter seculier en territoriaal is en dat het met een onroerendgoedoverdracht door Israël kan worden opgelost. Deelt u deze typering? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord op vraag 20 en 70

Het conflict gaat over een territoriaal conflict. Het religieuze element in dit conflict is in de afgelopen decennia bij beide zijden een steeds grotere rol gaan spelen.

Vraag 21

Hoe beoordeelt u de analyse van de AIV dat «een overweging die de Amerikaanse regering misschien zal aanzetten tot een diplomatiek initiatief, de bezorgdheid over het aanzien van de VS in de islamitische wereld betreft»? Bent u van mening dat deze bezorgdheid in de huidige Amerikaanse bemiddelingspoging o.l.v. de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Kerry meespeelt? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 22

Deelt u de zienswijze van de AIV dat een succesvolle Amerikaanse bemiddelingspoging de geloofwaardigheid van de Amerikaanse intenties t.o.v. moslimlanden aanzienlijk zal versterken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, ziet u dit als een zuivere intentie voor een bemiddelingspoging?

Antwoord op vraag 21 en 22

Het kabinet neemt kennis van de inschatting van de AIV. Nederland kan niet spreken voor de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken.

Vraag 23

Hoe beoordeelt u de argumentatie dat Israël niet openstaat voor een binationale staat? Zijn het aanhalen van enkele uitspraken van Netanyahu uws inziens afdoende?

Antwoord

De onderhandelingen die thans plaatsvinden gaan uit van een twee-statenoplossing. Evenals de EU, de VS, het Kwartet en de Arabische Liga ondersteunt het kabinet een twee-statenoplossing als enig realistisch perspectief voor een vredesovereenkomst.

Vraag 24

Hoe beoordeelt u het feit dat de AIV uitsluitend aandacht besteed aan de Arabische vluchtelingen en niet aan de Joodse vluchtelingen?

Vraag 26

Omvat naar uw opvatting een rechtvaardige oplossing voor het conflict ook aandacht voor compensatie van Joodse vluchtelingen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 24 en 26

In het Palestijns-Israëlisch conflict is grotendeels sprake van Palestijnse vluchtelingen.

Vraag 25

Erkent u dat uit de travaux préparatoires van Veiligheidsraadresolutie 242 blijkt dat men met een rechtvaardige oplossing voor het vluchtelingenprobleem ook de Joodse vluchtelingen voor ogen had? Zo ja, hoe beoordeelt u het feit dat de AIV zich enkel beroept op deze resolutie als het gaat om Arabische vluchtelingen?

Antwoord

Veiligheidsraadresolutie 242 verwijst niet naar een specifieke bevolkingsgroep, maar spreekt in het algemeen over «achieving a just settlement of the refugee problem». Tegen die achtergrond is het dan ook niet relevant de wordingsgeschiedenis van resolutie 242 verder uiteen te zetten.

Vraag 27

Het AIV-advies kenmerkt zich door cruciale omissies. Zo wordt verzwegen dat er vanwege het instituut van de waqf een islamitisch verbod bestaat op het cederen van [delen van] Palestina aan niet-moslims. Erkent u dat het bedoelde verbod bestaat? Zo ja, in hoeverre acht u dat dan een belemmering voor het bereiken van een duurzaam territoriaal compromis tussen de Palestijnse Arabieren/PLO/Palestijnse Autoriteit (PA) en de Joodse staat? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord

Het kabinet is niet op de hoogte van een dergelijk verbod.

Vraag 28

Hoe beoordeelt u de door de AIV gecreëerde beeldvorming, als zou de staat Israël de oorlogen van 1948 en 1967 hebben veroorzaakt?

Antwoord:

In de optiek van het kabinet is er van een dergelijke beeldvorming geen sprake.

Vraag 29

Deelt u de opvatting van critici van het AIV-advies, dat de staat Israël niet werd gesticht «met als voornaamste rechtvaardiging dit volk te vrijwaren van nieuwe vervolgingen», maar dat de legitimatie voor de stichting van Israël die er werkelijk toe doet bestaat uit de al tijdens en meteen na de Eerste Wereldoorlog internationaal erkende historische en emotionele band van het Joodse volk met het gebied tussen de Jordaan en de Middellandse Zee? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Uitgangspunt van het Nederlandse beleid is bijdragen aan een oplossing voor het conflict. Een discussie over de legitimatie voor de stichting van Israël acht het kabinet niet zinvol.

Vraag 30

Kunt u reageren op het volgende citaat uit het AIV-advies (p. 23):

In het verleden werden Arabische anti-Israël standpunten wel toegeschreven aan vormen van Arabische propaganda en misbruik van de Palestijnse kwestie voor eigen Arabische interne politieke doeleinden (...). Deze Arabische standpunten kwamen naar de mening van de AIV echter eerder voort uit gevoelens van rechtvaardigheid en als reactie van grote nationale verontwaardiging (...)» over de verdrijving van Palestijnse bewoners, annexatie van Palestijnse gebieden, nederzettingen, repressief bezettingsbeleid en de bouw van de muur?

Beschouwt u dit als een evenwichtige weergave van de werkelijkheid? Beschouwt u dit als een legitimatie van uitspraken van verschillende Arabische regeringsleiders die met enige regelmaat doorspekt waren met anti-semitisme en Israëlhaat? Beschouwt u dit als een legitimatie van verschillende Arabische landen om Israël niet te erkennen als legitieme staat?

Vraag 31

Deelt u de mening van de AIV dat «in het verleden Arabische anti-Israël standpunten werden toegeschreven aan vormen van Arabische propaganda en misbruik van de Palestijnse kwestie voor eigen Arabische interne politieke doeleinden, maar eerder voortkomen uit gevoelens van rechtvaardigheid en als reactie van grote nationale verontwaardiging» over onder meer «de verdrijving van de Palestijnen»? Zo nee, kunt u dit toelichten? Zo ja, hoe verklaart u dan dat er geen evenredige verontwaardiging bestaat over de verdrijving van 400.000 Palestijnen uit Koeweit in de periode 1990–1991 en hoe verklaart u dat Arabische landen als Jordanië en Libanon de grenzen nagenoeg afsluiten voor Palestijnse vluchtelingen uit Syrië, en er geen vergelijkbare grote Arabische verontwaardiging is over Palestijnse vluchtelingenkampen die door Assad worden gebombardeerd?

Antwoord vraag 30 en 31

Deze weergave is voor rekening van de adviesraad.

Vraag 32

Wat was de status van de in juni 1967 door Israël veroverde landstreken Judea en Samaria? Aan welke politieke entiteit behoorden die gebieden voorafgaand aan de verovering rechtens toe?

Vraag 33

Wat was de status van de in juni 1967 door Israël veroverde delen van Jeruzalem? Aan welke politieke entiteit behoorden die stadsdelen voorafgaand aan de verovering rechtens toe?

Vraag 87

De AIV heeft het geregeld over «de grenzen van 1967», waarbij wordt gedoeld op de wapenstilstandslijnen van 1949 tussen Israël en Jordanië. Voorts creëert de AIV het beeld dat Israël in 1967 Jordanië zou hebben aangevallen, in plaats van andersom. Wat was de status van de in juni 1967 door Israël op Jordanië veroverde landstreken Judea en Samaria en stadsdelen van Jeruzalem? Aan welke politieke entiteit behoorden die gebieden en stadsdelen voorafgaand aan de verovering rechtens toe?

Antwoord op vragen 32, 33 en 87

De Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, werden vanaf 15 mei 1948 bezet door Jordanië, dat deze gebieden in 1950 annexeerde. De internationale gemeenschap heeft de Jordaanse annexatie nooit erkend. Vóór 15 mei 1948 maakten de gebieden deel uit van het voormalig mandaatgebied Palestina.

Vraag 34

Bepalen de Oslo-akkoorden dat Israël niet mag bouwen in de in 1967 door Israël veroverde landstreken Judea en Samaria en stadsdelen van Jeruzalem?

Antwoord

In artikel V van de overeenkomst tussen Israël en de PLO van 13 september 1993 over «Permanent status negotiations» is vastgelegd dat «It is understood that these negotiations shall cover remaining issues, including: Jerusalem, refugees, settlements, security arrangements, border, relations and cooperation with their neighbors, and other issues of common interest.» Artikel XXXI (7) van de overeenkomst tussen Israël en de PLO van 28 september 1995 bepaalt dat «Neither side shall initiate or take any step that will change the status of the West Bank and the Gaza Strip pending the outcome of the permanent status negotiations.»

Vraag 35

Ziet u parallellen tussen de missie van het Rights Forum (namelijk «Israël effectief onder druk zetten» en «het inzetten voor een Midden-Oosten beleid dat op het internationaal recht gebaseerd is, niet alleen in woord, maar ook in daad, d.m.v. publiciteit en contacten met politici die het Nederlandse en Europese Midden-Oosten beleid gestalte geven en uitvoeren») en de inhoud van het gelijknamige AIV-advies «Tussen Woord en Daad»? Zo ja, welke consequentie heeft dit voor uw oordeel over de onafhankelijkheid van het advies? Zo nee, kunt u dit toelichten?

Antwoord

De AIV is een onafhankelijk adviesorgaan dat de regering en de Staten-Generaal adviseert over het buitenlandse beleid. Het staat de AIV vrij om zijn eigen bewoordingen en argumenten te kiezen.

Vraag 36

Hoe beoordeelt u het dat de AIV, met een verwijzing naar een artikel van Ruud Hof (die er niet voor terugdeinst Ahmad Yasin en Abdelaziz Rantisi als «martelaren» te omschrijven) adviseert om contacten met Hamas aan te knopen en daarbij benadrukt dat Hamas democratisch gekozen is, maar nergens opmerkt dat Hamas als terreurorganisatie is bestempeld?

Vraag 37

Hoe beoordeelt u de analyse van de AIV dat «een de-facto-erkenning van Israël door Hamas onder bepaalde voorwaarden bereikbaar is» met een verwijzing naar een artikel van Ruud Hof, waarin hij betoogt dat Hamas de staat Israël niet wil erkennen, maar wel bereid is tot een hudna, een tijdelijke wapenstilstand? Pleit dit islamitische concept «hudna» niet juist voor meer wantrouwen jegens Hamas?

Antwoord op vraag 36 en 37

Het kabinet neemt kennis van de analyse van de AIV. Het is van belang om te eniger tijd contacten aan te gaan met Hamas vanwege hun rol in de regio. Immers, zonder Gaza is er geen alomvattend vredesakkoord mogelijk en zal er een veiligheidsdreiging voor Israël blijven bestaan. De Kwartetbeginselen blijven daarbij leidend.

Vraag 38

Vindt u de opmerking van de AIV dat het onzeker is of Obama bereid zal zijn zo nodig mogelijke obstructie van de kant van Israël het hoofd te bieden, zonder daarbij mogelijke obstructie van Palestijnse kant te benoemen, evenwichtig?

Antwoord

Het staat de AIV vrij om zijn eigen bewoordingen en argumenten te kiezen.

Vraag 39

Kunt u concreet aangeven hoe een twee-statenoplossing met de grenzen van 1967 als uitgangspunt voor Israël territoriaal verdedigbaar is, mede gelet op de gebieden die Israël in het verleden al opgegeven heeft en de daaropvolgende rakettenterreur?

Antwoord

Het veiligheidsaspect is een belangrijk onderwerp van de onderhandelingen die momenteel gaande zijn. Nederland is niet bij deze gesprekken betrokken. Zie ook vraag 6.

Vraag 40

Kunt u aangeven waarom er van Israël verwacht wordt urgent tot een vredesovereenkomst te komen, terwijl zelfs intra-Palestijnse verzoening al jaren onmogelijk blijkt?

Antwoord

Van beide partijen wordt verwacht zich coöperatief op te stellen.

Vraag 41

Hoe is het mogelijk echte vrede te sluiten met een onderhandelingspartner (Abbas) die maar een deel van de bevolking vertegenwoordigt en wiens democratische ambtstermijn bovendien verlopen is?

Antwoord

President Abbas heeft zich gecommitteerd aan het vredesproces en heeft de steun van de internationale gemeenschap.

Vraag 42

Hoe beoordeelt u het feit dat de AIV in het hoofdstuk «Veranderingen in de regionale en mondiale context» geen enkele aandacht besteed aan de nieuwe gevaren die Israël bedreigen indien zij zou besluiten gebied op te geven, terwijl illegale wapensmokkel aan jihadistische groepen in Judea en Samaria door de instabiliteit in de regio nu al aanzienlijk toeneemt?

Vraag 43

Hoe beoordeelt u het feit dat de AIV bijzondere EU aandacht vraagt voor de Israëlische blokkade van Gaza, zonder ook maar enige aandacht te besteden aan de Egyptische blokkade van Gaza?

Antwoord op vraag 42 en 43

Het is aan de AIV te bepalen welke feiten hij opneemt in zijn advies.

Vraag 44

Wat is uw oordeel over de link die de AIV legt tussen het bereiken van de doelstellingen van het Europees nabuurschapsbeleid (zoals stabiliteit, welvaart, democratie en nauwere politieke samenwerking) en de uitvoering van Europese verklaringen t.a.v. het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP)?

Antwoord

Deze vraag is het kabinet niet geheel duidelijk. Verklaringen van de EU ten aanzien van het Midden-Oosten Vredesproces zijn bedoeld ter bevordering van het vredesproces en het uitdragen van het EU-beleid terzake.

Vraag 45

Hoe beoordeelt u het feit dat de AIV viermaal verwijst naar de macht van pro-Israël lobbygroepen, maar geen enkele maal naar de macht en invloed van de militante pro-Palestijnse lobbygroepen, die expliciet normalisering van contacten met Israël tegengaan en op allerlei niveau Israël willen boycotten?

Antwoord

Het staat de AIV vrij om te bepalen welke feiten hij vermeldt in zijn adviezen.

Vraag 46

Het kabinet geeft aan dat «sancties of boycots «niet aan de orde zijn», omdat zij de inspanningen van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Kerry slecht kunnen doorkruisen. Is daarmee de door het kabinet voorgenomen etikettering nu ook van de baan, aangezien Kerry de EU heeft verzocht de richtlijnen betreffende nederzettingen uit te stellen en waarschuwde tegen mogelijke EU-maatregelen t.a.v. etiketteren van nederzettingenproducten?

Antwoord

Nee. Het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL) heeft begin 2013 aan de Minister van Economische Zaken verzocht om duidelijkheid over etiketteringsvereisten ten aanzien van producten uit nederzettingen. Desgevraagd heeft het CBL aangegeven zelfregulering van de markt te bevorderen, maar daarvoor duidelijk advies van de Minister van Economische Zaken nodig te hebben.

De uitvoering van de desbetreffende Europese regelgeving is primair een nationale competentie. Gezien het bestaan van een gemeenschappelijke markt zou EU-regelgeving met betrekking tot etikettering evenwel idealiter door alle lidstaten op dezelfde wijze moeten worden uitgevoerd. Daarom streeft het kabinet naar een EU-brede aanpak waarbij zoveel mogelijk lidstaten op dezelfde manier het EU-beleid uitvoeren. Zo heeft Nederland in april 2013 met 12 lidstaten een brief aan de HV gestuurd met het verzoek dit mogelijk te maken. Mevrouw Ashton heeft vervolgens de betrokken Europese Commissarissen opgeroepen om voor het einde van het jaar het initiatief te nemen tot het formuleren van EU-brede richtsnoeren over etiketteringsvereisten ten aanzien van producten uit nederzettingen. Het kabinet is voornemens deze richtsnoeren af te wachten en heeft het CBL recentelijk aldus geïnformeerd.

Vraag 47

Is de oprichting van het Nederlands-Israëlische Samenwerkingsforum een opwaardering van de relaties van Nederland met Israël? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

Het bilateraal forum is bedoeld om de goede betrekkingen tussen Nederland en Israël te verdiepen. Dit geldt ook voor het bilaterale forum met de PA.

Vraag 48

Wat is de volledige actuele lijst van speerpunten van het bilaterale samenwerkingsprogramma van Nederland met de Palestijnse Autoriteit? Welke (beoogde) activiteiten zullen daaruit voortvloeien?

Antwoord

De speerpunten van het OS-programma in de Palestijnse Gebieden zijn neergelegd in het Meerjaren Strategisch Plan 2012 – 2015 en omvatten: veiligheid en rechtorde, voedselzekerheid en water. De voorgenomen activiteiten in het kader van de drie speerpunten zijn:

V&R (in uitvoering):

  • Vergroten van toegang van Palestijnse burgers tot het Palestijnse rechtssysteem en versterking van dit systeem

  • Vergroten van de transparantie en verantwoording van justitie- en politie-instellingen richting Palestijnse burgers

  • Capaciteitsopbouw van het Openbaar Ministerie, de Rechterlijke Macht en het Ministerie van Justitie

  • Co-voorzitterschap van Nederlandse Vertegenwoordiging van het lokale coordinatie-orgaan van de PA en donoren

  • Nederlandse detacheringen t.b.v. advisering/training van politie- en veiligheidsdiensten via respectievelijk de EU politiemissie (EUPOL COPPS, drie experts), US Security Coordinator (USCC, drie officieren). Daarnaast zijn drie marechaussee op afroep beschikbaar voor de EU grensmissie Rafah (EUBAM-Rafah) en is er een persoon gedetacheerd bij UNDP.

Voedselzekerheid (in uitvoering):

  • Duurzame verhoging voedselproductie door verbeterde toegang tot en gebruik van land en water voor Palestijnse boeren

  • Vergroten van toegang tot (buitenlandse) markten en kwaliteitsverbetering van Palestijnse landbouwproducten

  • Capaciteitopbouw van het Palestijnse Ministerie van Landbouw

  • Financiering van containerscanners bij grensovergang Allenby (Westoever / Jordanië) en Kerem Shalom (Gaza/Israël) ter versoepeling Palestijnse export

Water (in voorbereiding):

  • Verbetering grensoverschrijdende afvalwatersamenwerking op gemeentelijk en nationaal niveau tussen Israël en PA

  • Op vermindering van lekverlies gerichte aanleg van waterleidinginfrastructuur in Bethlehem

  • Samenwerkingsprogramma van vijf Nederlandse en vijf Palestijnse universiteiten gericht op versterking R&D- en onderwijscapaciteit van Palestijnse universiteiten

Vraag 49

Wat is de volledige actuele lijst van speerpunten van het bilaterale samenwerkingsprogramma van Nederland met Israël? Welke (beoogde) activiteiten zullen daaruit voortvloeien?

Antwoord

Het kabinet heeft geen bilateraal samenwerkingsprogramma met Israël; Israël is geen OS-partnerland.

Vraag 50

Hoe is uitgesloten dat Israëlische bedrijven met activiteiten in de nederzettingen profiteren van het Nederlands-Israëlische Samenwerkingsforum?

Antwoord

Het beleid van het kabinet is gericht op ontmoediging van Nederlandse bedrijven om investeringen te doen of andere activiteiten te ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen. In het kader van het Nederlands-Israëlische forum zal dit ook consequent ten uitvoer worden gelegd.

Vraag 51

Is het waar dat het onder artikel 215 van het Verdrag betreffende de Werking van de EU mogelijk is voor de EU om restrictieve maatregelen te nemen om de import van producten uit de nederzettingen aan banden te leggen? Indien neen, waarom niet?

Vraag 67

Kunt u reageren op de oproep van de AIV om een EU-verbod in te stellen op de producten gemaakt in de «bezette gebieden».

Antwoord 51 en 67

Onder artikel 215 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie kan de Raad, wanneer een overeenkomstig hoofdstuk 2 van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgesteld besluit voorziet in verbreking of gehele of gedeeltelijke beperking van de economische en financiële betrekkingen met een derde land, op gezamenlijk voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de nodige maatregelen vaststellen. Toepassing van dit artikel is echter niet aan de orde, aangezien niet in een besluit onder hoofdstuk 2 van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat met eenparigheid van stemmen moet worden genomen, is voorzien. Zoals gesteld in de brief aan uw Kamer van 20 juni jl. (Kamerstuk 23 432, nr. 347) is van voorbereidingen van sancties geen sprake en is Nederland geen voorstander van sancties tegen partijen in het Midden-Oosten vredesproces.

Vraag 52

Is het waar dat ook individuele lidstaten de mogelijkheid hebben om restrictieve maatregelen te nemen om de import van producten uit de nederzettingen aan banden te leggen? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

Onder artikel 24 lid 2 sub a van Verordening 260/2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling (Pb EU L 84 van 31 maart 2006, blz. 1–17) staat het lidstaten vrij, onverminderd andere communautaire bepalingen, om verboden, kwantitatieve beperkingen of toezichtsmaatregelen in te stellen uit hoofde van de bescherming van de openbare zeden, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid of het leven van personen, dieren of planten, het nationale artistieke, historische of archeologische erfgoed of de industriële of commerciële eigendom. Het nemen van restrictieve maatregelen door individuele lidstaten is volgens het kabinet in dit geval niet aan de orde.

Vraag 53

Kunt u uitleggen waarom de EU-subsidie die werd verleend aan het Israëlische bedrijf Better Place achteraf gezien past binnen de richtsnoeren ten aanzien van de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor activiteiten van Israëlische bedrijven zoals deze op 19 juli 2013 werden vastgelegd (zie https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013–3033.html)?

Antwoord

De desbetreffende richtsnoeren (Pb EU C 205 van 19 juli 2013, blz. 9–11) stellen als voorwaarde voor het in aanmerking komen voor EU-subsidies dat de vestigingsplaats van Israëlische entiteiten zich binnen de Israëlische grenzen van voor 1967 bevindt. Daarnaast zijn de activiteiten van Israëlische entiteiten alleen subsidiabel indien zij noch volledig noch gedeeltelijk plaatsvinden in de bezette gebieden. Better Place voldeed aan beide voorwaarden.

Vraag 54

Is het waar dat de richtsnoeren ten aanzien van de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor activiteiten van Israëlische bedrijven zoals deze op 19 juli 2013 werden vastgelegd niet alle Israëlische bedrijven die in bezet gebied werken uitsluiten van mogelijke toekenning van EU-subsidies? Indien ja, kunt u de voorwaarden verduidelijken waaronder Israëlische bedrijven die in de nederzettingen actief zijn toch in aanmerking kunnen komen voor EU-subsidies?

Antwoord

De subsidiabiliteitsvoorwaarden voor activiteiten van Israëlische bedrijven zoals deze op 19 juli 2013 werden vastgelegd sluiten EU-subsidies uit voor Israëlische bedrijven die zijn gevestigd in de bezette gebieden. Bedrijven die gevestigd zijn binnen de internationaal erkende grenzen van Israël, maar activiteiten in de bezette gebieden ontplooien, komen niet voor subsidiëring van deze activiteiten in aanmerking.

Vraag 55

Hoe ziet het kabinet erop toe dat de EU haar reputatie als «normatieve macht» recht doet en niet werkeloos blijft toezien op maatregelen en stappen die de verwerkelijking van een onafhankelijke staat Palestina zouden blokkeren, of zelfs onmogelijk maken?

Antwoord

In de discussies over het Midden-Oosten vredesproces in EU-verband neemt Nederland een actieve rol in. De EU neemt een helder standpunt in over Israëlische nederzettingen en spreekt hier Israël consequent op aan. Daarnaast steunt de EU de PA bij het opbouwen van een levensvatbare staatsstructuur op het gebied van rechtsstaatontwikkeling en veiligheid.

Vraag 56

Welke concrete maatregelen heeft het kabinet in het afgelopen jaar genomen en is het voornemens te nemen, in Europees en bilateraal verband, om eenzijdige maatregelen tegen te gaan die het centrale belang, benadrukt door de AIV, bedreigen dat Oost-Jeruzalem de hoofdstad en het politiek en economisch centrum van een toekomstige Palestijnse staat wordt.

Antwoord

Nederland heeft bilateraal en in EU-verband de afgelopen jaren consequent bezwaar aangetekend tegen de bouw en uitbreiding van nederzettingen in bezet gebied. Dit gold met name bouwbesluiten die leid(d)en tot verdere isolering van Oost-Jeruzalem van de rest van de Westelijke Jordaanoever. Nederland steunt daarnaast verschillende NGO’s die nederzettingenactiviteiten in kaart brengen, zodat de discussie met Israël over zijn nederzettingenbeleid op basis van goed onderbouwde feiten kan plaatsvinden.

Ook de EU volgt de ontwikkelingen in Oost-Jeruzalem nauwlettend. De EU spreekt de Israëlische autoriteiten aan op en geeft tevens lokale verklaringen uit over, de illegaliteit van nederzettingenbouw in Oost-Jeruzalem.

Vraag 57

Deelt u het uitgangspunt van het adviesorgaan dat de stichting van de staat Israël en de Zesdaagse oorlog tot groot onrecht jegens de Palestijnen hebben geleid? Kunt u aangeven in hoeverre dit relaas verschilt van de betekenis die de Arabische bevolking hecht aan Al-Nakba?

Vraag 58

Kunt u aangeven of de regering de visie van het AIV deelt dat Israël niet de bereidheid deelde om in te gaan op de vredesinitiatieven en daarmee een historische kans op vrede heeft gemist zoals gesuggereerd in het overzicht onder het kopje «1.1. vredesproces»?

Antwoord op vraag 57 en 58

Er zijn velerlei opinies over wie aan wie onrecht heeft gedaan of kansen onbenut heeft gelaten. Het kabinet is van mening dat partijen er samen uit moeten komen en ondersteunt daarom de onderhandelingen die momenteel gaande zijn.

Vraag 59

Onderschrijft u het onderliggend juridisch kader van het AIV-advies wat geënt is op de Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof inzake «de Israëlische muur» uit 2004? Zo ja, onderschrijft U dan ook de wijze waarop het Gerechtshof omgaat met het inherente recht op zelfverdediging wat in de adviesuitspraak niet wordt toegekend aan Israël? Deelt U in het bijzonder het uitgangspunt dat Israël geen recht heeft zich te verdedigen tegen terroristische aanslagen vanuit de Palestijnse gebieden omdat de Palestijnse gebieden niet voldoen aan de criteria van een staat? Zo nee, wat is hierin dan wel de visie van de regering?

Antwoord

Het kabinet deelt de hoofdconclusie van het advies van het Internationaal Gerechtshof uit 2004 dat de bouw van de muur op Palestijns grondgebied in strijd is met het internationaal recht. Het advies van het Hof is een gezaghebbende weergave van het internationaal recht. Het kabinet acht het niet opportuun om op elk onderdeel van het advies te reageren, maar benadrukt dat Israël maatregelen mag nemen tegen aanslagen vanuit Palestijnse gebieden.

Vraag 60

Onderschrijft u de oproep van het AIV dat het recht van terugkeer niet alleen geldt voor de Palestijnen die destijds zijn gevlucht (naar schatting 750.000) maar ook voor de nakomelingen van deze vluchtelingen, nu circa 5 miljoen mensen? Kan het uitgangspunt van de Palestijnse vluchtelingenproblematiek, namelijk dat deze status erfbaar is, op de steun rekenen van de Nederlandse regering? Kunt u uiteenzetten hoe deze status verschilt van andere vluchtelingen? Kunt u aangeven hoe er is omgegaan met Joodse vluchtelingen die destijds Arabische landen gedwongen hebben moeten verlaten? Is er bijvoorbeeld ooit sprake geweest van compensatie?

Antwoord

Het vluchtelingenvraagstuk is een van de finale statusonderwerpen. Het kabinet wil niet vooruitlopen op de onderhandelingen hierover. Het kabinet is van mening dat een oplossing voor het vluchtelingenvraagstuk alleen kan worden bereikt via directe onderhandelingen tussen partijen.

Vraag 61

Deelt u de analyse van de AIV dat de verslechtering tussen de twee voormalige bondgenoten, Turkije en Israël, te herleiden valt tot de gebeurtenissen rondom de Gaza-flotilla? Kunt u in uw beantwoording ook de uitspraken van de Turkse premier Erdogan meenemen?

Antwoord

Zonder in te gaan op specifieke uitspraken van wie dan ook deelt het kabinet de analyse dat de relatie tussen Turkije en Israël is verslechterd ten gevolge van de gebeurtenissen rondom de Gaza-flotilla. Nederland verwelkomt de recente voorzichtige toenadering tussen beide landen.

Vraag 62

Deelt u de analyse van de AIV dat dit conflict in wezen een asymmetrisch conflict is waar Israël als bezetter met een militaire overmacht «vrijwel alle kaarten in handen heeft»? Onderschrijft u dan ook de consequentie die de AIV hieraan koppelt, namelijk dat meer diplomatieke druk op Israël gezet moet worden?

Antwoord

Vrede is slechts mogelijk als beide partijen zich hiertoe committeren. Nederland zal zowel Israël als de Palestijnen blijven aansporen om datgene te doen wat in hun macht ligt om vrede te sluiten.

Vraag 63

Deelt u de inschatting van de AIV dat de sterke pro-Israëllobby een bijdrage levert aan de impasse in het vredesproces en het gedogen van schendingen van het internationaal recht? Zo nee, wat is dan wel uw visie?

Antwoord

In een democratische samenleving staat het eenieder vrij zijn standpunt uit te dragen en anderen te trachten ervan te overtuigen. Dit is niet anders voor personen die een bepaalde visie op het Midden-Oosten Vredesproces uitdragen. Het kabinet acht het niet zinvol te speculeren over hun specifieke invloed op het vredesproces.

Vraag 65

Ziet u, net als de AIV, een direct causaal verband tussen de Israëlische bezettingspolitiek enerzijds en Palestijns extremisme en gewelddadige acties? Hoe verhoudt zich dit met de visie van bijvoorbeeld Hamas dat Israël überhaupt geen bestaansrecht heeft?

Antwoord

Het is duidelijk dat het conflict diepe wonden heeft geslagen bij zowel de Israelische als de Palestijnse bevolking, hetgeen de kans op gewelddadige acties heeft vergroot.

Vraag 66

Deelt u de visie van de AIV dat Nederland de betrekkingen met Israël, vooral op economisch en militair niveau, dient te bevriezen of zelfs te beperken?

Antwoord

Nee.

Vraag 68

Kunt u reageren op de oproep van de AIV om betrekkingen aan te gaan met Hamas zonder voorwaarden vooraf?

Antwoord

Ten aanzien van contacten met Hamas houdt de regering vast aan de Kwartetbeginselen.

Vraag 71

Het kabinet streeft naar een evenwichtig optreden van zowel Nederland als de EU. In hoeverre beoordeelt u de lijst van aanbevelingen van de AIV als evenwichtig?

Antwoord

Het kabinet waardeert de rol van de AIV als onafhankelijk adviesorgaan en neem kennis van zijn aanbevelingen. In de reactie van het kabinet op het advies is de beoordeling van het kabinet weergegeven.

Vraag 72

U stelt dat de EU zo nodig haar eigen verantwoordelijkheid moet nemen door zelfstandig te proberen partijen bij elkaar te brengen. Denkt u dat beide partijen hiervoor open staan? Welke invloed zal implementatie van de aanbevelingen van de AIV hebben op de bereidwilligheid van Israël om de EU als bemiddelaar te omarmen?

Antwoord

Het kabinet meent dat de EU een belangrijke ondersteunende rol te spelen heeft in het Midden-Oosten vredesproces. Dit wordt ook door partijen onderkend.

Vraag 73

Bent u van mening dat het mogelijk is om het Oslo-proces na te spelen door dit hardop na te streven?

Antwoord

Nee.

Vraag 74

De AIV stelt dat Palestijnen medewerking kunnen verlenen aan de bestrijding van gewelddadige groepen. Klopt het dat de Oslo-akkoorden van 1993/1995 en de Road Map uit 2002–2003 de Palestijnen hiertoe verplichten?

Antwoord

In de Routekaart voor de Vrede is vastgelegd dat «Palestinian leadership issues unequivocal statement reiterating Israël’s right to exist in peace and security and calling for an immediate and unconditional ceasefire to end armed activity and all acts of violence against Israëlis anywhere. All official Palestinian institutions end incitement against Israël.»

Vraag 75

Aan de ene kant roept de AIV op tot optreden tegen gewelddadige groepen die Israël niet accepteren, aan de andere kant – sterker nog: in dezelfde alinea – roept de AIV op tot praten met en het betrekken van Hamas. In hoeverre zijn beide aanbevelingen in uw ogen verenigbaar?

Antwoord

Het kabinet spreekt zich niet uit over de consistentie van de aanbevelingen van de AIV.

Vraag 76

Op welke wijze bevordert u het Arabische Vredesinitiatief?

Antwoord

In de contacten met alle betrokkenen in het vredesproces onderstreept Nederland het belang van het Arabische Vredesinitiatief als kans om te komen tot een vredesakkoord met de Arabische wereld als geheel.

Vraag 77

Zijn Israël en de Palestijnse Autoriteit voorstander van het Arabische Vredesinitiatief? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

De PA heeft het Arabisch Vredesinitiatief omarmd. Israël heeft hierover formeel geen standpunt ingenomen.

Vraag 78

Hoe bereidt het kabinet zich concreet voor op het scenario dat het vredesinitiatief van de Verenigde Staten onder leiding van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Kerry mislukt?

Antwoord

Het ontvouwen van eventuele terugvalscenario’s draagt niet bij aan de kans van slagen van het Amerikaanse vredesinitiatief.

Vraag 79

Op welke feiten en omstandigheden baseert u de stelling dat het Kerry initiatief «het enige realistische perspectief» op het bereiken van een Israëlisch-Palestijnse vredesakkoord biedt?

Vraag 80

Hoe verhoudt zich de zienswijze dat het Kerry-initiatief «het enige realistische perspectief» op het bereiken van een Israëlisch-Palestijnse vredesakkoord biedt zich tot de observatie van de AIV dat een «te afhankelijke opstelling» van de EU ten opzichte van de VS «geen recht doet aan de belangen die er voor de EU op het spel staan en aan de eigen mogelijkheden die de EU in potentie heeft om een oplossing voor het conflict te bevorderen» (AIV-rapport, pag. 38)?

Antwoord op vraag 79 en 80

De omstandigheid dat dankzij de inspanningen van Secretary of State Kerry beide partijen na jaren nu weer serieus met elkaar in gesprek zijn is reden te spreken van «het enige realistische perspectief». De EU heeft een eigen inbreng, die zij in overleg met de VS kan inzetten om dit initiatief te helpen slagen.

Vraag 81

Hoe apprecieert u het risico, geschetst door de AIV, dat een «relatief volgzame opstelling» van de EU en haar lidstaten ten opzichte van de VS de stagnatie van het Midden-Oosten Vredesproces mogelijk eerder in de hand werkt dan voorkomt (AIV-rapport, pag. 38)?

Antwoord

Het kabinet is van mening dat de EU niet een volgzame, maar een constructieve rol te spelen heeft in het conflict, zoals ook wordt uitgelegd in zijn reactie op het AIV-advies.

Vraag 82

Welke rol ziet u weggelegd voor het Midden-Oosten Kwartet, mede in het licht van de constatering van de AIV dat het Kwartet «ten aanzien van het vredesproces tot nu toe geen tastbare vooruitgang heeft kunnen boeken» en het vinden van een oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict mogelijk zelfs verder heeft bemoeilijkt (AIV-rapport, pag. 34)?

Antwoord

Ook voor het Kwartet ziet Nederland een belangrijke ondersteunende rol in het aansporen van partijen om tot een oplossing te komen en in het verzekeren van de brede steun van de internationale gemeenschap.

Vraag 83

Welke vormen van druk kunnen volgens u wel worden uitgeoefend op de partijen om via onderhandelingen tot een twee-statenoplossing te komen?

Antwoord

Aan beide partijen moet duidelijk worden gemaakt dat een vredesovereenkomst urgent is en dat het falen van de besprekingen een hoge prijs kent. Nederland zal, voornamelijk in EU-verband, de komende tijd nauw contact houden met de VS over manieren waarop dit het beste kan gebeuren.

Vraag 84

Welke stappen zet u richting partijen die verder gaan dan het (vrijblijvend) aanspreken van Israëlische en Palestijnse gesprekspartners «op hun verantwoordelijkheden en verplichting op grond van het internationaal recht»? Kunt u een aantal concrete voorbeelden geven?

Antwoord

Het is niet helder op welk type stappen de vraag doelt.

Vraag 85

Hoe houdt u bij de beïnvloeding en ondersteuning van het Midden-Oosten Vredesproces rekening met de asymmetrische aard van het Israëlisch-Palestijnse conflict, zoals de AIV bepleit (AIV-rapport, pag. 32)?

Antwoord

Van beide partijen verwacht het kabinet dat zij alles doen wat in hun macht ligt om tot een vredesovereenkomst te komen.

Vraag 86

De AIV typeert de in juni 1967 door Israël op Jordanië veroverde landstreken als «Palestijns gebied», spreekt in dat verband over «illegale [Joodse] nederzettingen» en concludeert dat Israël geen rechtmatige aanspraken kan maken op die gebieden. Hoe beoordeelt u die typering in het licht van het feit dat de Europese Unie partij is bij de Oslo II overeenkomst van 1995 (en bijgevolg Oslo I), op basis waarvan de locatie van grenzen en de toekomstige status van Joodse dorpen en stadjes («nederzettingen») in die gebieden in onderhandelingen tussen Israël en de PLO moeten worden vastgesteld? Ligt in dat door alle partijen bij de overeenkomst erkende beginsel niet de rechtmatigheid van Israëlische aanspraken op die gebieden besloten? En kan naar uw mening uit de Oslo-akkoorden worden afgeleid dat Israël niet mag bouwen in de in juni 1967 op Jordanië veroverde gebieden?

Antwoord

Het kabinet is van mening dat de gebieden buiten de grenzen van 1967 niet tot Israël moeten worden gerekend en dat nederzettingen in strijd zijn met het internationale recht. Dit is wat het kabinet betreft niet in strijd met de Oslo-akkoorden.

Vraag 88

De AIV heeft het over «de sterk groeiende kolonisering van Oost-Jeruzalem». De vraag is hoe Joden Jeruzalem kunnen «koloniseren», een stad die al ruim 3.000 jaar de kern van de Joodse identiteit belichaamt en waar, enkele korte periodes van totale verdrijving/ballingschap daargelaten, altijd Joden hebben gewoond. Dit geldt natuurlijk al helemaal voor «Oost»-Jeruzalem en de Oude Stad in het bijzonder, van waaruit de Joden in 1948 met geweld werden verdreven. Onderschrijft u de typering «kolonisering»?

Antwoord

Het kabinet is van mening dat de nederzettingen in Oost-Jeruzalem in strijd zijn met het internationale recht.

Vraag 89

In zijn omvangrijke commentaar op het AIV-advies noemt Midden-Oosten deskundige W. Kortenoeven op pagina’s 60–63 dertien belangrijke feiten die de AIV zou hebben veronachtzaamd, als gevolg waarvan de indruk gewekt wordt dat Israël een vreedzame oplossing van het conflict steeds uit de weg is gegaan. Hoe beoordeelt u deze wijze van opereren van een adviesorgaan van de regering en de Staten-Generaal?

Antwoord

Het staat de AIV vrij om te bepalen welke feiten hij vermeldt in zijn adviezen.

Vraag 90

Vanwege het meeondertekenen van de Oslo-II akkoorden van september 1995 is de EU feitelijk partij bij de in die akkoorden door Israël en de PLO aangegane verplichtingen. Welke verantwoordelijkheden vloeien daaruit voort met betrekking tot de voortdurende en systematische anti-Israëlische ophitsing en het verheerlijken van terroristen en anti-Israëlisch geweld door functionarissen en instellingen van de PLO/PA?

Antwoord

De Oslo-II akkoorden van september 1995 zijn gesloten tussen Israël en de PLO. Deze partijen zijn ook verantwoordelijk voor de implementatie van de gemaakte afspraken. De EU heeft, net als de Verenigde Staten, de Russische Federatie, Egypte, Jordanië en Noorwegen, het akkoord slechts als «getuige» getekend.

Vraag 91

De AIV beschrijft op pagina 15 van het advies de Israëlische militaire interventies in Libanon in 2006 en in de Gazastrook in 2008–2009, waarbij de oorzaken voor die interventies onvoldoende worden belicht en Israël impliciet als agressor wordt getypeerd. Daarnaast wordt door de AIV beweerd dat het merendeel van de Arabische doden in beide interventies onschuldige burgers betreft, terwijl er ruimschoots materiaal voorhanden is waaruit blijkt dat het merendeel van de doden combattanten betreft en dat veel burgerdoden slachtoffers waren van de menselijk-schild-taktiek van Hamas en Hezbollah. Hoe beoordeelt u de weergave van de AIV in het licht van het commentaar daarop van Midden-Oostendeskundige Wim Kortenoeven (pagina’s 88–91 van zijn commentaar van 2 september 2013)?

Antwoord

Het kabinet heeft kennis genomen van de passage waarnaar verwezen wordt, evenals van het commentaar van de heer Kortenoeven. De analyse van beiden is voor eigen rekening.

Vraag 92

Meerdere vooraanstaande volkenrechtspecialisten, waaronder Julius Stone, Stephan Schwebel (voormalig voorzitter van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag) en Eugene Rostow hebben op grond van het internationaal recht geconcludeerd dat Israël rechtmatig aanspraak kan doen gelden op de landstreken Judea en Samaria en op (Oost-) Jeruzalem. U treft verhandelingen van deze specialisten aan in het commentaar op het AIV-advies van Midden-Oostendeskundige Wim Kortenoeven. De AIV verzwijgt deze informatie, terwijl het voor een goed begrip van de Israëlische positie denkelijk relevant is er kennis van te nemen. Hoe beoordeelt u de argumentatie van Stone, Schwebel en Rostow?

Antwoord

Het kabinet neemt deze meningen voor kennisgeving aan. Het standpunt van het kabinet over de internationaalrechtelijke status van de gebieden buiten de grenzen van 1967 is genoegzaam bekend.

Vraag 93

Denkt u dat een rol voor Nederland als bemiddelaar realistisch is bij een minder evenwichtige aanpak, zoals voorgesteld door de AIV? Brengt een minder evenwichtige aanpak de potentie van Nederland als «honest broker» in uw ogen geen schade toe?

Antwoord

Het kabinet staat onverminderd een evenwichtige aanpak voor, waarbij de goede relaties met Israël en de PA worden ingezet ter bevordering van een vredesovereenkomst.

Vraag 94

U stelt dat de Nederlandse ambassade in Tel Aviv Nederlandse bedrijven informeert over de internationaalrechtelijke aspecten van ondernemen in bezet gebied. Informeert de ambassade Nederlandse bedrijven uit zichzelf (actief) of op verzoek (passief)? Welke (Europese) landen hanteren dit beleid ook? Hoe geven deze landen hier invulling aan?

Antwoord

Als de Nederlandse ambassade ter kennis komt dat een bedrijf activiteiten ontplooit of wil ontplooien in nederzettingen, informeert zij deze bedrijven over het geldende Nederlandse beleid. Dit is geheel in lijn met het bekende EU standpunt dat nederzettingen in strijd zijn met het internationale recht. Nederland gaat ervan uit dat andere EU-lidstaten ook in lijn met dit standpunt handelen.

Vraag 95

Begunstigen beslissingen van de EU aangaande richtlijnen voor maatschappelijk ondernemen, maatregelen over etikettering van producten uit de Israëlische nederzettingen en clausulering van het EU-programma Horizon 2020 het internationale momentum van het Kerry-initiatief? Indien neen, waarom niet?

Vraag 96

Zijn de beslissingen van de EU aangaande richtlijnen voor maatschappelijk ondernemen, maatregelen over etikettering van producten uit de Israëlische nederzettingen en clausulering van het EU-programma Horizon 2020 een onderdeel van de begunstiging van een goed onderhandelingsresultaat van de huidige Amerikaanse vredesinspanningen? Indien neen, waarom niet?

Vraag 97

Kunt u bevestigen dat etikettering van producten uit illegale nederzettingen niet meer is dan het uitvoeren van consumentenwetgeving en dat het daarom los staat van de onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit? Indien neen, waarom niet?

Antwoord op vraag 95, 96 en 97

De richtsnoeren van de Europese Commissie inzake subsidiabiliteit van Israëlische bedrijven en het voornemen van de HV om EU-brede richtsnoeren uit te werken aangaande de correcte etikettering van producten uit nederzettingen zijn ingegeven door het feit dat nederzettingen illegaal zijn volgens het internationale recht en een obstakel vormen voor het vredesproces. De richtsnoeren inzake subsidiabiliteit en de correcte etikettering van producten uit nederzettingen zijn twee afzonderlijke onderwerpen die in de discussie soms door elkaar worden gehaald. Ten aanzien van de uitvoering van deze voornemens geldt dat de EU dit zal doen op een manier die niet schade doet aan de huidige onderhandelingen, in nauw overleg met de VS.

Vraag 98

Wat zijn de criteria die u gebruikt bij de actieve ontmoediging van economische relaties van Nederlandse bedrijven met bedrijven in de nederzettingen in de bezette gebieden? Kunt u dat toelichten?

Vraag 110

«De Nederlandse overheid ontmoedigt economische relaties van Nederlandse bedrijven in de nederzettingen in de bezette gebieden». Geldt dit ontmoedigingsbeleid ook voor economische relaties die zowel Palestijnse als joodse burgers bedienen? Zo ja, kan de regering aangeven in hoeverre dit beleid een bijdrage levert aan het (draagvlak voor) vredesproces?

Vraag 124

Wanneer acht u het nodig Nederlandse bedrijven die ondernemen in bezet gebied aan te spreken? Worden niet alle Nederlandse bedrijven die in de bezette gebieden actief zijn (standaard) aangesproken?

Antwoord op vragen 98, 110 en 124

Het ontmoedigingsbeleid van het Nederlandse kabinet is gebaseerd op het onrechtmatige karakter van de Israëlische nederzettingen die naar de mening van het kabinet een obstakel voor vrede vormen. Het kabinet ontmoedigt activiteiten die bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of die de aanleg of instandhouding ervan faciliteren. Indien het kabinet kennis heeft dat een dergelijke situatie zich voordoet, worden betrokken bedrijven daarop aangesproken.

Vraag 99

Hoeveel en welke bedrijven zijn er in de afgelopen tien jaar aangesproken op hun economische relaties met bedrijven in de nederzettingen?

Vraag 111

Kunt u een overzicht verschaffen van projecten die de Nederlandse overheid heeft ontmoedigd? Kunt u hierbij per project specificeren of ook Palestijnse burgers van deze projecten kunnen profiteren?

Antwoord op vragen 99 en 111

Het kabinet houdt dergelijke gegevens niet bij.

Vraag 100

Hoe worden Nederlandse bedrijven aangesproken in geval van economische relaties met nederzettingen in bezette gebieden? Is er een meldplicht voor Nederlandse bedrijven?

Antwoord

De manier waarop bedrijven worden aangesproken hangt af van de omstandigheden van het concrete geval. De Nederlandse ambassade in Tel Aviv informeert Nederlandse bedrijven daarnaast preventief over de internationaalrechtelijke aspecten van ondernemen in bezet gebied. Er is geen meldplicht voor bedrijven.

Vraag 101

Is het besluit van Royal Haskoning DHV maatgevend en normstellend voor alle Nederlandse bedrijven die economische relaties onderhouden met nederzettingen in de bezette gebieden? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

Het is aan bedrijven zelf te bepalen in hoeverre zij economische relaties onderhouden met nederzettingen in de bezette gebieden.

Vraag 102

Zijn er, naar aanleiding van de beslissing van Royal Haskoning DHV, plannen de Palestijnse Autoriteit verdergaand te ondersteunen bij haar positie in het gezamenlijke watercomité met Israël? Indien neen, waarom niet? Indien ja, hoe?

Antwoord

Nee. Nederland ondersteunt al langere tijd diverse waterprogramma’s in de Palestijnse Gebieden en onderhoudt daarover nauw contact met de PA. Bovendien is Nederland lid van diverse internationale waterfora waarbij Israël en de PA gezamenlijk aan tafel zitten.

Vraag 103

Worden Royal Haskoning DHV en andere bedrijven die afzien van het doen van zaken met Israëlische nederzettingen aanbevolen bij de PA om zaken te doen met Palestijnen zonder Israëlische controle of bemoeienis? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

Nee. Het Ministerie, de Nederlandse ambassade in Tel Aviv en de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah beperken zich tot het ontraden van economische relaties met (bedrijven in) nederzettingen.

Vraag 104

Kunt u een overzicht geven van het aantal Israëlische bedrijven dat in Nederland investeert sinds het Nederlandse samenwerkingsbeleid met Israël van kracht is geworden (zie http://www.bom.nl/over-bom/actueel/150/veelbelovende-start-van-het-bezoek-aan-Israël )?

Antwoord

De economische contacten en wederzijdse investeringen tussen Nederland en Israël zijn omvangrijk. Het kabinet beschikt niet over een overzicht van de toename van deze investeringen in de afgelopen periode.

Vraag 105

Is het juist dat de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) bereid is Israëlische bedrijven van geld te voorzien als zij in Brabant willen investeren? Indien ja, welke fondsen heeft zij daartoe tot haar beschikking? Draagt de Nederlandse rijksoverheid hier aan bij (zie http://www.timesofIsraël.com/?p=522758 )?

Vraag 106

Is u bekend of nog andere Nederlandse organisaties (zoals de BOM) actief Israëlische ondernemingen werven? Indien ja, welke zijn dat en welke resultaten zijn hierbij bereikt?

Antwoord op vragen 105 en 106

De Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) stelt provinciale fondsen open voor bedrijven met innovatieve ideeën die zich in Brabant willen vestigen, ongeacht waar zij vandaan komen. De aandeelhouders van de BOM (Provincie Noord-Brabant en het Ministerie van Economische Zaken) hebben afgerond € 38 miljoen kapitaal aan de BOM beschikbaar gesteld om te participeren in innovatieve bedrijven die in Brabant zijn gevestigd. Het aandeel van het Ministerie van Economische Zaken daarin is circa 57%, afgerond € 22 miljoen. Naast bovengenoemd kapitaal heeft de Provincie Noord-Brabant ook het beheer van een aantal geoormerkte fondsen bij de BOM ondergebracht.

Ook AgentschapNL houdt zich bezig met de werving van Israëlische investeringsprojecten. Vanaf 2010 zijn acht projecten gerealiseerd met een totaal investeringsbedrag van € 46,5 miljoen en 277 banen.

Vraag 107

Mogen Israëlische investeerders alleen worden toegelaten voor werk in Nederland als zij afstand doen van alle banden met de illegale nederzettingen in bezet gebied dan wel met de bouw en het onderhoud van de muur? Indien ja, controleert u deze Israëlische bedrijven op direct en indirect profijt dat zij eventueel genieten van de bezetting? Indien neen, hoe rijmt u dat met de toepassing van internationaal recht met name de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof inzake de muur in juli 2004?

Antwoord

Nee, er geldt geen verbod voor Israëlische investeerders die banden hebben met nederzettingen activiteiten te ontplooien in Nederland. In het advies over de muur oordeelt het Internationaal Gerechtshof dat staten verplicht zijn af te zien van erkenning van, dan wel bij te dragen aan de onrechtmatige situatie die het gevolg is van de muur. In het advies wordt echter geen oordeel geveld over de verantwoordelijkheid van staten voor de naleving van het internationaal recht door private partijen, zoals bedrijven.

Vraag 108

Neemt u er genoegen mee dat Israël «eraan meewerkt dat producten uit nederzettingen als zodanig door de douanes van EU-lidstaten kunnen worden herkend», een werkwijze die de controlelasten onevenredig bij de lidstaten legt, of bent u van mening dat de verantwoordelijkheid voor het onderscheiden van producten uit nederzettingen veeleer (en volledig) bij Israël als exporterend land zou moeten worden gelegd (AIV-rapport, pag. 45)?

Antwoord

Er is naar de mening van het kabinet geen sprake van onevenredige controlelasten voor de douanes van EU-lidstaten.

Vraag 109

Kunt u, gezien het advies van de AIV ter zake, een overzicht geven van concrete, significante en positieve wijzigingen in het optreden van Israël in de bezette gebieden gedurende het afgelopen jaar, die een opwaardering van de bilaterale relaties met Israël zouden billijken (AIV-rapport, pag. 42)?

Antwoord

Het kabinet houdt een dergelijk overzicht niet bij.

Vraag 112

Waarom ontmoedigt de Nederlandse overheid actief economische activiteiten in de Israëlische nederzettingen terwijl zij economische activiteiten stimuleert in landen waarvan bekend is dat zij notoire mensenrechtenschenders zijn? Kunt aangeven of hierbij sprake is van een dubbele standaard?

Antwoord

Het ontmoedigingsbeleid geldt voor Israëlische nederzettingen, niet voor Israël zelf. Het kabinet stimuleert economische activiteiten met Israël, bijvoorbeeld in het kader van het bilaterale forum dat later dit jaar zal plaatsvinden. Los hiervan geldt dat het kabinet Israël aanspreekt op eventuele mensenrechtenschendingen, net zoals bij andere landen. Van een dubbele standaard is geen sprake.

Vraag 113

De AIV verzwijgt het feit dat de Joodse staat op ideologische gronden systematisch en serieus met politicide en genocide bedreigd wordt. Neemt u die dreigementen wél serieus? Zo ja, wat zegt de omissie van de AIV dan over de kwaliteit van het AIV-advies? Kunt u dat toelichten?

Antwoord

Het is aan de AIV om te bepalen welke feiten hij in zijn advies vermeldt. Het kabinet neemt de veiligheidszorgen van Israël uitermate serieus.

Vraag 114

De AIV verzwijgt het voortdurend door de PLO/PA bevorderen van haat en geweld tegen Israël. Deelt u de opvatting dat het fenomeen van de anti-Israëlische ophitsing door de onderhandelingspartner van Israël het uitzicht op een duurzame vrede in gevaar brengt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het kabinet is van mening dat iedere vorm van ophitsing en aansporing tot geweld in dit conflict het uitzicht op duurzame vrede in gevaar brengt.

Vraag 115

De AIV verwijst meerdere malen naar VN-Veiligheidsraadresolutie 242 van 22 november 1967, maar verzuimt de cruciale kenmerken van die resolutie te belichten, als gevolg waarvan de onjuiste indruk wordt gewekt dat Israël zich uit alle in 1967 veroverde gebieden zou moeten terugtrekken. Erkent u dat die resolutie nooit kan betekenen dat Israël zich tot achter de onverdedigbare wapenstilstandslijnen van 1949 zou moeten terugtrekken?

Antwoord

In overeenstemming met onder meer VN-Veiligheidsresolutie 242, is het kabinet van mening dat de grenzen van 1967 het uitgangspunt vormen voor een vredesovereenkomst en dat deze grenzen alleen met onderlinge overeenstemming tussen partijen kunnen worden gewijzigd.

Vraag 116

In het AIV-advies worden de oorspronkelijke PLO-doelstelling (de totale vernietiging van Israël) en de gewelddadige en terroristische geschiedenis van de PLO gladgestreken met de typering «overkoepelende organisatie ter behartiging van de belangen van het Palestijnse volk». Hoe beoordeelt u die handelwijze van de AIV op basis van de criteria objectiviteit en professionaliteit?

Antwoorden

Het staat de AIV vrij om zijn eigen bewoordingen en argumenten te kiezen.

Vraag 117

De AIV adviseert dat het «double standards» moeten worden voorkomen en dat ten aanzien van de conflictpartijen een evenwichtige benadering moet worden gevolgd. Deelt u de opvatting dat de AIV zich zelf in het onderhavige advies niet aan die uitgangspunten heeft gehouden?

Antwoord

De visie van het kabinet over de wijze waarop evenwichtig beleid vorm dient te worden gegeven, komt duidelijk naar voren in de kabinetsreactie op het AIV-advies en in de brief die op 12 december 2012 aan uw Kamer is gestuurd over het Midden-Oosten Vredesproces (Kamerstuk 23 432, nr. 339).

Vraag 118

U bespreekt de mogelijkheid van het beleggen van een nieuwe Midden-Oostenconferentie. Regelmatig organiseren Israëlische en Palestijnse politici «Midden-Oostenconferenties», zowel op officieel als onofficieel niveau. Verwacht u dat een door Europese landen georganiseerde conferentie parameters kan opleveren die tot nu toe niet zijn vastgelegd? Zo ja, hoe verklaart u deze veronderstelde bekwaamheid van Europese landen, die beide partijen tot het vastleggen van nieuwe parameters (die bij andere Midden-Oostenconferenties uitblijven) zou kunnen bewegen?

Antwoord

Een door Europese landen georganiseerde Midden-Oostenconferentie zoals door de AIV gesuggereerd is op dit moment niet aan de orde.

Vraag 119

Volgens de AIV bemoeilijkt de Israëlische premier Netanyahu de totstandkoming van een vredesakkoord door een, in de ogen van de AIV, onredelijk verzoek tot erkenning van Israël als joodse staat? Beoordeelt u deze voorwaarde ook als onredelijk? Klopt het dat VN-resolutie 181 ook spreekt van een «joodse staat»? In hoeverre is het verwerpen van naleving van deze omschrijving in strijd met het VN-Handvest en het Volkenrecht? Hoe verhoudt dit bezwaar van de Palestijnse president Abbas zich tot uw streven naar het aanspreken van de Palestijnse gesprekspartners op hun verantwoordelijkheden en verplichtingen op grond van het internationaal recht?

Antwoord

Resolutie 181 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties roept geen internationaalrechtelijke verplichtingen in het leven voor staten. Los daarvan is het kabinet van mening dat het aan partijen is om in het kader van directe onderhandelingen overeenstemming te bereiken over de eventuele erkenning van Israël als een joodse staat.

Vraag 120

Hoe beoordeelt u de mening van de AIV dat de EU er strikter op kan toezien dat Israël geen voordeel behaalt van producten gemaakt in de nederzettingen op basis van het Associatieverdrag tussen de EU en Israël? Is het toezicht hierop volgens u optimaal?

Antwoord

Sinds 2000 gelden onder het EU-Israël Associatie-akkoord gunstige invoertarieven voor producten uit Israël. Met Israël is overeengekomen dat producten uit nederzettingen niet voor deze preferentiële tarieven in aanmerking komen. Israël werkt eraan mee dat producten uit nederzettingen als zodanig door de douanes van EU-lidstaten kunnen worden herkend. Het kabinet stelt vast dat controles door de douane laten zien dat de regeling goed functioneert. Een systeem van postcodes dat voor uitvoering van de regeling is ontworpen is recent geactualiseerd.

Vraag 121

Welke mogelijkheden ziet u om gehoor te geven aan de aanbeveling van de AIV om ook in Europees verband bedrijven actief te ontmoedigen om zaken te doen met Israëlische bedrijven die zijn gevestigd in de nederzettingen?

Antwoord

Het ontmoedigen van nationale bedrijven om zaken te doen met nederzettingen is in eerste instantie aan de lidstaten.

Vraag 122

Wat is de betekenis van de slotzin in uw brief waar u meldt dat «ook in EU-verband de verantwoordelijkheden en verplichtingen van beide partijen aan bod komen in de bilaterale dialoog»? Is het waar dat u in het kader van deze dialoog internationaal rechtelijke bepalingen oplegt? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

Ook in de dialoog die de EU met zowel Israël als de PA voert, wordt gesproken over hun verantwoordelijkheden en verplichtingen, waaronder die onder het internationale recht. Het kabinet noch de EU heeft de bevoegdheid enige bepalingen van internationaal recht aan een andere regering op te leggen.

Vraag 123

Op welke wijze werkt Israël «er aan mee» producten uit de nederzettingen als zodanig voor douanes van EU-lidstaten herkenbaar te maken? Heeft deze medewerking het resultaat gehad dat voor alle producten afkomstig uit de regio kan worden vastgesteld welke wel/niet uit de bezette gebieden afkomstig zijn?

Antwoord

Sinds 2005 is een Technisch Arrangement van kracht, dat erin voorziet dat op alle door Israël uitgegeven bewijzen van preferentiële oorsprong de postcode en de naam van stad/dorp/industriële zone aangegeven is waar de productie plaatsgevonden heeft die «oorsprong» aan het product verleent. Producten uit Israëlische nederzettingen komen niet in aanmerking voor de preferentiële tariefbehandeling, waarin het Associatie-akkoord tussen de EU en Israël voorziet. De Europese Commissie heeft een lijst opgesteld van locaties die niet voor preferenties in aanmerking komen. De douane-autoriteiten van de EU-lidstaten controleren of de postcode op het bewijs voorkomt op genoemde lijst. Sinds augustus 2012 is die lijst voor eenieder openbaar beschikbaar. Per februari 2013 is de lijst nog verder verfijnd.

Vraag 125

Waarom wilt u de Nederlandse bijdrage aan de ontwikkeling van de rechtsorde in de Palestijnse Gebieden niet op dit moment intensiveren maar wachten op een vredesakkoord? Zou een versterkte rechtsorde in de Palestijnse Gebieden een vredesakkoord niet juist dichterbij brengen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Nederland is reeds jarenlang actief in de sector Veiligheid en Rechtsorde (V&R), onder meer op het terrein van opleiding van politiepersoneel, rechters en ambtenaren en als co-voorzitter van het lokale coordinatie-orgaan van de PA en donoren. In deze sector zijn veel donoren actief. V&R is een van de best ontwikkelde Palestijnse sectoren en een additionele Nederlandse bijdrage ligt op dit moment dan ook niet voor de hand. Mocht er een specifiek verzoek tot intensivering komen dan zal dit in overweging worden genomen.

Naar boven