22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2503 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 maart 2018

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij twee fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Voorstel voor een herziening van de Drinkwaterrichtlijn (98/83/EG) (herschikking);

Fiche: Verordening Health Technology Assessment samenwerking (HTA samenwerking) (Kamerstuk 22 112, nr. 2504).

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: Voorstel voor een herziening van de Drinkwaterrichtlijn (98/83/EG) (herschikking)

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel:

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de raad betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking)

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    februari 2018

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM (2017) 753

  • d) EUR-Lex

    http://eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1519031710592&uri=CELEX:52017PC0753

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    SWD(2017) 449

  • f) Behandelingstraject Raad

    Milieuraad

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

  • h) Rechtsbasis

    Artikel 192, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU).

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheid

  • j) Rol Europees Parlement

    Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

De Drinkwaterrichtlijn (DWR) legt de minimumkwaliteit van het drinkwater in de EU vast. Ook geeft de richtlijn bepalingen over informatievoorziening naar het publiek, maatregelen, monitoring en analyse, en rapportage. Het Europees Burgerinitiatief Right2Water is één van de argumenten voor de Europese Commissie om de herziening voortvarend op te pakken. Daarnaast is de Drinkwaterrichtlijn opgenomen in het ReFit programma1 van de Europese Commissie, waarbij ook coherentie/samenhang met aanpalende regelgeving een belangrijk punt van evaluatie is.

Met het voorstel beoogt de Europese Commissie het volgende:

  • 1) verbetering van de risico-benadering – mede met het oog op cohesie met de Kaderrichtlijn Water – om communicatie tussen waterautoriteiten te verbeteren en nadruk te leggen op preventief handelen. Hiermee sluit de Commissie ook aan bij het advies van de Wereldgezondheidsorganisatie die de aanpak van risicoanalyse en risicomanagement (het zogenaamde Water Safety Planning) aanbeveelt.

  • 2) update van parameters – met oog op nieuwe inzichten ten aanzien van probleemstoffen en om tegemoet te komen aan de zorgen van de Europese consumenten zoals die zijn geuit in de enquête over de drinkwaterkwaliteit in de Europese Unie. Onder andere Legionella en perfluorverbindingen worden toegevoegd, als ook hormoon-verstorende stoffen en microplastics.

  • 3) aanpassing van voorschriften voor materialen/chemicaliën – ter verduidelijking en het wegnemen van handelsbarrières door eenduidige Europese regelgeving t.a.v. materialen/chemicaliën. Materialen/chemicaliën (zoals kranen, leidingen, desinfectiemiddelen) die gebruikt worden in de drinkwatervoorziening kunnen negatieve effecten hebben op de drinkwaterkwaliteit (uitlogen van chemische stoffen, aangroei van micro-organismen, geur en smaak). In het voorstel wordt het huidige artikel 10 van de Drinkwaterrichtlijn dat van lidstaten vraagt om een systeem te hebben om te voorkomen dat producten (zoals kranen/leidingen) en chemicaliën negatieve effecten kunnen hebben op de drinkwaterkwaliteit geschrapt, en wordt verwezen naar de Bouwproductenverordening.

  • 4) versterking informatievoorziening en rapportage – ter verbetering van de openbaarheid van milieugegevens (INSPIRE) en toegang tot de rechter (het Handvest en Verdrag van Aarhus), verbetering van rapportage aan de Commissie en verbetering informatievoorziening aan de consumenten. De voorschriften ten aanzien van informatievoorziening aan de consumenten zijn in het voorstel gedetailleerd, ook t.o.v. de huidige richtlijn. Gegevens moeten online ter beschikking worden gesteld. Naast voorschriften ten aanzien van de drinkwaterkwaliteit moeten aanvullende gegevens beschikbaar gesteld worden, zoals ten aanzien van tarieven, lekverliezen en waterverbruik. Dit is bedoeld om consument en overheid meer zicht te geven op de onderhoudsstaat van het netwerk, mede naar aanleiding van rapporten van OESO en de European Court of Auditors over tekortkomingen in investeringen. Tevens is beoogd dat de consument door deze informatie bewuster omgaat met drinkwater en wordt gestimuleerd om mee te denken met waterbeheer.

  • 5) toegang tot drinkwater – in lijn met het Europees burgerinitiatief Right2Water, de resolutie van het Europees Parlement2, Sustainable Development Goal 6. Het voorstel bevat een nieuw artikel waarin lidstaten wordt gevraagd de toegang tot drinkwater in kaart te brengen, met name voor minderheden en kwetsbare groepen. De lidstaten wordt ook gevraagd om programma’s te ontwikkelen om drinkwater ter beschikking te stellen in openbare ruimtes en restaurants.

Ook kleine drinkwatervoorzieningen, in Nederland betreft dit bijvoorbeeld campings en recreatieparken, vallen in het voorstel onder de rapportage- en informatievoorschriften. Dit komt omdat, in tegenstelling tot de Nederlandse situatie, het merendeel van de Europese burgers drinkwater krijgt van kleine drinkwatervoorzieningen.

Ten slotte legt de Europese Commissie de relatie met de Circulaire Economie, om met verbeterde drinkwatervoorziening en consumentenvertrouwen de consumptie van flessenwater, en daarmee het plastic afval, ten dele terug te dringen.

b) Impact assessment Commissie

In het Impact Assessment benoemt de Commissie problemen en onvolkomenheden die samenhangen met de huidige richtlijn. Er worden voor de onder 2 benoemde onderwerpen verschillende beleidsalternatieven benoemd en beoordeeld op economische en gezondheidseffecten, variërend van beperkte tot uitgebreide meer verstrekkende invulling. De combinatie van de daaruit voortkomende voorkeursopties vormt volgens de Commissie een evenwichtige aanpak van de beleidsdoelstellingen.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Nederland hecht veel waarde aan toegang tot kwalitatief goed en betaalbaar drinkwater. Het recht op en toegang tot water en sanitaire voorzieningen wordt wereldwijd gezien als een mensenrecht.3.

De Drinkwaterwet en onderliggende regelgeving bouwen mede voort op de minimumvereisten van de Drinkwaterrichtlijn, waarin kwaliteitseisen worden gesteld aan het drinkwater. Bij de borging van de drinkwaterkwaliteit wordt in Nederland het principe van risicoanalyse/risicomanagement (RA/RM) toegepast van bron tot tap. In het Drinkwaterbesluit en de Drinkwaterregeling zijn vereisten ten aanzien van de kwaliteit van drinkwater en in te nemen water vastgelegd. De vereisten ten aanzien van de bescherming van de drinkwaterbronnen conform de Kaderrichtlijn Water zijn vastgelegd in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009. Nederland gebruikt de zogenaamde gebiedsdossiers als instrument om maatregelen te bepalen ter bescherming van de drinkwaterwinningen, waarbij de drinkwaterbedrijven en de bevoegde gezagen samenwerken4. Legionellapreventie in leidingwatersystemen is geregeld in het Drinkwaterbesluit en de bijbehorende «Regeling legionellapreventie in drinkwater en warmtapwater». Vereisten ten aanzien van toe te passen materialen/producten zijn geregeld in de Regeling materialen en chemicaliën in drink- en warmtapwater voorzieningen.

Drinkwaterbedrijven zijn op basis van de Drinkwaterwet verplicht om – binnen hun distributiegebied – degene die daarom verzoekt aan te sluiten op het drinkwaternet. Daarnaast is de verplichting opgenomen om het afsluiten van een kleinverbruiker zoveel mogelijk te voorkomen. Drinkwaterbedrijven hanteren tarieven die kostendekkend, transparant en niet-discriminerend zijn. De drinkwaterkwaliteit in Nederland is goed, het consumentenvertrouwen is hoog en de kostprijs van drinkwater is laag. Er zijn weinig incidenten. De lekverliezen zijn zeer laag. In Nederland worden elke drie jaar benchmarkonderzoeken uitgevoerd. De drinkwaterbenchmark is op basis van de Drinkwaterwet sinds medio 2011 wettelijk verplicht en heeft als doel de doelmatigheid te bevorderen en transparantie van de drinkwatersector te verhogen. Voor het duurzaam realiseren van het recht op water en sanitatie is betaling van waterdiensten van groot belang. Dit omdat het de financiële duurzaamheid van het dienstensysteem waarborgt en een stimulans is voor de betaler om op een duurzame manier gebruik te maken van water. Nederland hanteert hiervoor het cost-recovery van waterdiensten conform de Kaderrichtlijn Water.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Nederland onderschrijft de noodzaak tot modernisering van deze richtlijn. Nederland staat in algemene zin positief tegenover het voorstel. Het voorstel sluit in algemene lijnen aan bij de Nederlandse inzet en bij het vigerend nationaal beleid. Op detailniveau zijn echter wel de nodige kanttekeningen te maken. Ook vragen een aantal begrippen om verduidelijking. In het algemeen is aandachtspunt voor Nederland of de werkbaarheid, uitvoeringslast en administratieve lasten van de bepalingen in verhouding staat tot de beoogde effecten.

Scope

Aandachtspunt is de reikwijdte («scope») van het voorstel en een duidelijke afbakening daarvan. Nederland steunt het uitsluiten van verpakte wateren in het voorstel omdat deze reeds onder de Voedselregulering vallen. Aspecten met betrekking tot toegang tot drinkwater en de bredere informatievoorziening in het voorstel zorgen voor een verbreding van de scope ten opzichte van de huidige Drinkwaterrichtlijn. Nederland zet vraagtekens bij deze verbreding van de scope, zoals ook aangegeven in de Nederlandse reactie op de consultatie inzake drinkwaterkwaliteit in de EU5.

Verbetering van de risicobenadering – betere aansluiting bij de Kaderrichtlijn Water

Nederland onderschrijft de wenselijkheid van het verbeteren van de risicobenadering en betere aansluiting op aanpalende regelgeving, waaronder de Kaderrichtlijn Water, wat ten goede zal komen aan de borging van de drinkwaterkwaliteit. Dit sluit ook aan bij Nederlands beleid ten aanzien van bescherming van drinkwaterbronnen, en de nationale inzet voor de aanpak van opkomende stoffen. Een belangrijk punt voor Nederland is dat de voorschriften consistent zijn met de Kaderrichtlijn Water. Nederland is van mening dat één op één moet worden aangesloten bij de verplichtingen van de Kaderrichtlijn Water. In het voorstel (artikel 8) is opgenomen dat in bepaalde gevallen maatregelen worden genomen ten aanzien van de kwaliteit van water dat gebruikt wordt voor de onttrekking van drinkwater. Hiermee ontstaat een onduidelijke overlap met de maatregelen die op grond van de Kaderrichtlijn Water moeten worden genomen ter bescherming van dergelijke waterlichamen. In het voorstel wordt de maatregelplicht afhankelijk gesteld van andere partijen (stakeholders). Nederland is van mening dat dit er niet voor mag zorgen dat de overheid noodzakelijke maatregelen niet kan doorzetten. De samenhang tussen de richtlijnen moet ervoor zorgen dat de risicoanalyse van bron tot tap op een adequate manier kan worden uitgevoerd en passende maatregelen kunnen worden genomen om de drinkwaterkwaliteit te borgen. Ten aanzien van de voorschriften voor zuivering/distributie is het van belang dat ook hier wordt opgenomen dat maatregelen genomen moeten worden als dit op basis van de risicoanalyse noodzakelijk blijkt. Daarnaast is ook voor dit onderdeel het gebruik van geschikte producten van belang om te voorkomen dat de drinkwaterkwaliteit negatief wordt beïnvloed. Nederland zal zich hiervoor inzetten.

Verder zal Nederland zich ervoor inzetten dat goed wordt weergegeven hoe om te gaan met stoffen, die niet zijn genormeerd in Annex I (opkomende stoffen en nationaal relevante stoffen), goed in het voorstel wordt opgenomen. De risicoanalyse van bron tot tap moet uitwijzen of er aanvullende relevante parameters zijn die in acht genomen moeten worden.

De nieuwe wijzigingen van Annex II (monitoringsvoorstellen) ten aanzien van monitoring steunt Nederland niet. De bestaande monitoringsregels ze zijn recent nog aangepast en geïmplementeerd in nationale regelgeving. Het voorstel in Annex II leidt tot extra monitoringslasten waarvan het nut onduidelijk is. Het past bovendien niet bij het idee van een risico-gebaseerde aanpak.

De consequenties van het voorstel over het schrappen van het artikel over derogaties worden nog bestudeerd. Nederland acht het van belang dat de mogelijkheid tot tijdelijke afwijking van kwaliteitseisen, na vaststelling van afwezigheid van risico’s voor de volksgezondheid, behouden blijft om de continuïteit van de drinkwatervoorziening niet in gevaar te brengen.

Update parameters

Het voorstel bevat een herziening van de gestelde parameters en voor enkele parameters een aanpassing van de hoogte van kwaliteitseisen. Nederland ondersteunt de toevoeging van nieuwe parameters die een betere indicatie geven van de drinkwaterkwaliteit. Nederland ondersteunt in het bijzonder de opname van perfluorverbindingen (waaronder PFOA en GenX). Dit biedt een betere basis om zowel nationaal als Europees emissies van deze stoffen te verminderen. Nederland ondersteunt ook de opname van Legionella als parameter, aangezien op deze wijze ook in andere landen binnen de Europese Unie zowel inwoners als toeristen beter beschermd worden tegen het risico op het oplopen van de Veteranenziekte.

Voorschriften voor materialen en chemicaliën in contact met drinkwater

De opdracht aan lidstaten inzake materialen, die in contact komen met drinkwater (artikel 10) worden met het voorstel geschrapt omdat de op basis hiervan per lidstaat vastgestelde voorschriften zouden leiden tot handelsbarrières. In plaats hiervan wordt verwezen naar nog te realiseren geharmoniseerde normen in de Bouwproductenverordening. Daarbij is onduidelijk op welke wijze en wanneer invulling onder de Bouwproductenverordening kan en zal gaan plaatsvinden. Nederland staat niet positief ten aanzien van het schrappen van artikel 10 zonder voldoende waarborg van een met het huidige Nederlandse niveau vergelijkbaar beschermingsniveau, ook met het oog op consumentenvertrouwen, en ten aanzien van het besluitvormingsproces. Nederland pleit al jaren voor regulering van hygiënische vereisten onder de Drinkwaterrichtlijn conform de Voedselverpakkingenrichtlijn, met oog op volksgezondheid en een gelijk economisch speelveld. Nederland zal nagaan of en op welke wijze de Europese Commissie (DG Growth) dit vraagstuk onder de Bouwproductenverordening beoogt op te pakken en op basis daarvan de verdere inzet bepalen.

Verbeteren informatievoorziening en rapportage

Nederland is voor transparante informatievoorziening en verbetering van rapportage. Het voorstel bevat gedetailleerde voorschriften, en onderwerpen die breder zijn dan drinkwaterkwaliteit. Nederland zet vraagtekens bij het nut van bepaalde voorschriften om online veel informatie beschikbaar te stellen, aangezien het doel van de richtlijn is om primair de kwaliteit van het drinkwater te waarborgen. Ook vraagt NL zich af of de administratieve lasten wel in evenredige verhouding staan tot de beoogde effecten. Tevens zal Nederland voorwaarden op basis van veiligheidsbeleid bij de onderhandelingen in het oog houden. Zo is het openbaar maken van geo-informatie over drinkwaterwinningen onwenselijk.

Toegang tot drinkwater

Nederland onderschrijft Resolutie 64/292 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin het recht op veilig en schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen erkend wordt als een grondrecht van mensen op een behoorlijke levensstandaard en als mensenrecht. Eerder heeft de Nederlandse overheid aangegeven dat het de verantwoordelijkheid is van lidstaten om toegang en financiering van drinkwater te regelen, door de grote economische en institutionele verschillen tussen lidstaten en de administratieve lasten die harmonisering zou betekenen6. Het Nederlandse kabinet zet vraagtekens bij de in het voorstel aangekondigde voorschriften over onderzoek hoe toegang tot drinkwater is geregeld aangezien dit voorbij gaat aan de datgene waar de richtlijn blijkens de doelstelling ervan op zou moeten toezien, namelijk de kwaliteit van het drinkwater. In het verlengde hiervan plaatst het Nederlandse kabinet vraagtekens bij de verdergaande voorschriften ten aanzien van bijvoorbeeld trainingen en voorlichtingscampagnes over toegang tot drinkwater.

Toegang tot de rechter

Het artikel t.a.v. toegang tot de rechter is nieuw en is volgens de Commissie in overeenstemming met artikel 47 Handvest van de Grondrechten van de EU en het Verdrag van Aarhus. Uitgangspunt is dat het Nederlandse stelsel van rechtsbescherming in overeenstemming is met het Handvest en het Verdrag van Aarhus. Het voorstel geeft wel aanleiding om na te gaan wat deze bepaling precies betekent. Toegang tot de rechter wordt reeds voorzien door het Nederlandse stelsel van rechtsbescherming. Ook verdient dit extra aandacht vanwege mogelijke precedent en uitbreidende werking.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

In Europa is in 2015 een eerste succesvol Burgerinitiatief geweest waarin werd gevraagd tot toegang tot drinkwater en sanitatie voor iedereen. Het Right2Water Initiative heeft bij het verschijnen van het voorstel aangegeven dat het voorstel onvoldoende is en dat het recht op drinkwater had moeten worden opgenomen in het voorstel. De Europese Commissie heeft bij de presentatie van het voorstel aangegeven dat dit juridisch gezien niet mogelijk is. Het Europees Parlement zal naar verwachting inzetten op een hoog ambitieniveau.

De meeste lidstaten ondersteunen een risico gebaseerde aanpak (water safety planning benadering), met voldoende flexibiliteit om invulling te geven aan de nationale situatie. De meeste lidstaten ondersteunen versterking van de relatie met de Kaderrichtlijn Water ten behoeve van een versterking van de bescherming van drinkwaterbronnen. Aandachtspunt is wel coherentie tussen de voorschriften. Diverse stakeholders en lidstaten hebben in de voorfase constant de noodzaak tot harmonisatie van materialen en producten in contact met drinkwater aangegeven. Lidstaten zijn voor transparantie en verbeterde informatievoorziening maar kritisch ten aanzien van administratieve lasten. Meningen omtrent opname van voorschriften ten aanzien toegang tot drinkwater in deze Richtlijn verschillen. Alle lidstaten staan achter modernisering van de Drinkwaterrichtlijn, maar op detailniveau heeft ieder zijn eigen wensen en voorbehouden.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

De Commissie baseert de bevoegdheid op artikel 192, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU). Op grond hiervan kunnen het Europees Parlement en de Raad middels de gewone wetgevingsprocedure de activiteiten vaststellen die de Unie moet ondernemen om de doelstellingen van artikel 191 VWEU te verwezenlijken. Richtlijn 98/83 was gebaseerd op artikel 130s van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG). Artikel 130s is eerder, met het Verdrag van Amsterdam, vervangen door artikel 175 VEG. Artikel 175 VEG is met het Verdrag van Lissabon vervangen door het huidige artikel 192 VWEU. De grondslag is daarmee materieel niet gewijzigd. Nederland kan zich vinden in deze grondslag.

b) Subsidiariteit

Nederland beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel als positief. Het voorstel raakt immers aan verschillende beleidsterreinen die grensoverschrijdend zijn, zoals milieuwetgeving en productenbeleid in het kader van de interne markt, waardoor Europees optreden gerechtvaardigd is. Ook draagt het bij aan de waterkwaliteit in heel Europa, waarvan producenten en consumenten kunnen profiteren.

c) Proportionaliteit

Nederland beoordeelt de proportionaliteit van het voorstel als positief met enkele kanttekeningen. Aangezien het voorstel tot doel heeft een bestaande richtlijn te herzien, wordt hetzelfde instrument gebruikt. De voorgestelde wijzigingen zijn behoudens de volgende, reeds onder 3 genoemde kanttekeningen geschikt en gaan niet verder dan nodig is om de doelen van de richtlijn te bereiken.

Wat Nederland betreft is het de verantwoordelijkheid van lidstaten om toegang tot drinkwater te regelen. Het Nederlandse kabinet is van mening dat de verplichting om drinkwater te leveren verder gaat dan wat nodig is voor de verwezenlijking van de eigenlijke doelstelling van de richtlijn, namelijk, het verbeteren en waarborgen van de kwaliteit van drinkwater. In dit kader zet Nederland ook vraagtekens bij het verplicht maken van voorlichtingscampagnes en heeft Nederland vraagtekens bij de gedetailleerdere informatieverplichting in het huidige voorstel gegeven de onduidelijke toegevoegde waarde hiervan.

Nederland zal voorts kritisch beschouwen of de nalevingskosten niet groter zijn dan noodzakelijk om de beoogde doelen van de richtlijn te bereiken.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

De Commissie verwacht dat implementatie kan plaatsvinden binnen de bestaande toewijzingen in de budgetten van de Commissie en het Europese Milieu Agentschap. Nederland is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

De Commissie verwacht slechts beperkte consequenties ten gevolge van de modernisering van de regelgeving. Naast wettelijke implementatie zullen lidstaten risicoplannen en/of richtsnoeren moeten opstellen en trainingen organiseren. Voor een groot deel geeft Nederland al invulling aan benoemde risico aanpak.

Met name voor het onderdeel binnenhuisinstallaties moeten de financiële consequenties inzichtelijk gemaakt worden na verduidelijking van de teksten. Zodra dit inzichtelijk is zal naar verwachting overleg plaatsvinden tussen (decentrale) overheden over de wijze waarop kosten worden opgevangen. Hetzelfde geldt voor de nieuwe voorschriften ten aanzien van toegang tot drinkwater. Het geven van trainingen is in Nederland al afgedekt door de professionele drinkwatersector, en de Uneto-VNI en ISSO. De Commissie verwacht daarnaast een reductie in kosten van 0,35 miljoen Euro voor de EU-lidstaten in totaal door vergemakkelijking van rapportage. Uiteraard moeten lidstaten wel investeren om het nieuwe rapportagesysteem te organiseren en daarvoor een initiële kosteninspanning plegen. Indien gekozen wordt om subsidies te gebruiken ter compensatie van de kosten voor de drinkwatersector, zie hiervoor ook 6c, zal dat tot extra kosten leiden. Budgettaire gevolgen voor de rijksoverheid worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

De Commissie verwacht dat de jaarlijkse kosten voor de drinkwatersector van de gehele EU van 46,3 miljard zullen stijgen naar 47,9 miljard euro maar dat de positieve effecten ten aanzien van gezondheid de kosten zullen afvlakken. Een aanvullende initiële investering EU breed, door de drinkwatersector, wordt geschat op 5,9 miljard euro. De kosten zullen met name doorgerekend worden naar consumenten, maar nationaal beleid kan deze effecten verminderen. Het impact assessment schetst eveneens de optie dat Europese fondsen gebruikt kunnen worden, wat echter niet is overgenomen in het voorstel. De drinkwaterproducenten worden het meest geraakt door de nieuwe voorschriften. De verwachting is dat de kleine voorzieningen zullen profiteren van een vereenvoudigde risico benadering. In het algemeen verwacht de Commissie dat de veranderingen zullen leiden tot meer werkgelegenheid en kansen, door professionalisering van de Europese drinkwatersector. Naast klein negatief effect op de flessenwater industrie worden positieve effecten verwacht bij de sector die werkt aan producten in contact met drinkwater, midden en kleinbedrijf, markttoegang en ICT.

De positieve effecten die de Commissie verwacht met betrekking tot producten in contact met drinkwater (669 miljoen euro) ziet Nederland vooralsnog niet op basis van het voorliggende voorstel omdat de Commissie heeft gekozen voor een status quo. Daarnaast is de verwachting van Nederland dat voor de drinkwatersector in Nederland met name de gedetailleerde voorschriften ten aanzien informatievoorziening zal leiden tot meerwerk en daarmee kosten. Voor eigenaars van kleine collectieve installaties zal het huidige voorstel leiden tot financiële consequenties, met name ten aanzien van monitoring, rapportage en informatievoorziening.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

De Commissie verwacht een reductie in administratieve lasten vanwege een vergemakkelijking van rapportage. Nederland verwacht een lichte toename van administratieve lasten als gevolg van de voorschriften ten aanzien van toegang tot drinkwater en informatievoorziening aan de consument.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Geen. De Commissie kiest voor een status quo omtrent het ontbreken van Europese harmonisatie van hygiënische vereisten voor producten in contact met drinkwater. De Commissie verwijst naar de Bouwproductenverordening. NL ziet positieve gevolgen voor concurrentiekracht indien naast de ontwikkeling van geharmoniseerde productnormen, harmonisatie van de hygiënische vereisten wordt bewerkstelligd.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Implementatie van het voorstel vereist in elk geval wijziging van het Drinkwaterbesluit, Drinkwaterregeling en mogelijk ook van de Drinkwaterwet zelf, de Regeling materialen en chemicaliën drink- en warm tapwatervoorziening en de Regeling legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater.

Of wetswijziging nodig is wordt nader onderzocht. Of wetswijziging nodig is, hangt mede af van de vraag in welke mate feitelijke verplichtingen voor Nederland die uit het voorstel volgen in de wet- en regelgeving moeten worden geïmplementeerd. Ook is omzetting in regelgeving aan de orde indien de medewerking van niet tot de rijksoverheid behorende bestuursorganen wordt vereist. In de planning wordt mede rekening gehouden met wetswijziging, totdat vast zou komen te staan dat deze niet nodig is.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

In artikel 18 wordt de aan de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen I tot en met IV bij deze richtlijn te wijzigen, ten einde de richtlijn aan te passen aan de wetenschappelijke en technische voortuitgang of teneinde controlevoorschriften te specificeren voor de gevarenbeoordeling en de risicobeoordeling van het huishoudelijk leidingnet. De keuze voor gedelegeerde handelingen ligt ten aanzien van deze punten juridisch gezien voor de hand omdat een bevoegdheid voor de Commissie tot aanvulling en wijziging van het basisinstrument (waartoe ook de bijlagen worden gerekend) alleen via delegatie kan worden verleend.

Het kabinet heeft wel vragen bij deze bevoegdheidstoekenning. Bekeken moet worden of aan het voordeel hiervan, namelijk dat sneller op EU-niveau normen kunnen worden vastgesteld (opkomende stoffen), nadelen verbonden zitten die maken dat dit instrument toch niet de voorkeur heeft. Het Nederlandse kabinet zal hier aandacht voor vragen in de onderhandelingen. Het Nederlandse kabinet zal daarbij meer concreet bezien of er draagvlak is dat de bevoegdheidsverlening aan de Commissie mogelijk nader geclausuleerd wordt of voor de conclusie dat niet tot verlening van deze bevoegdheid aan de Commissie moet worden overgegaan en dat de wijzigingen t.a.v. Annex I en Annex II via de gewone wetgevingsprocedure moeten worden vastgesteld.

Voorts wordt voorgesteld om de Commissie de bevoegdheid te verlenen om uitvoeringshandelingen vast te stellen. In artikel 14, lid 2, wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om uitvoeringshandelingen vaststellen waarin het formaat voor, en de modaliteiten voor de presentatie van, de uit hoofde van de eerste alinea van dat artikel te verstrekken informatie wordt gespecificeerd (passende en actuele informatie over de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water).

In artikel 15, lid 3, wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om via uitvoeringshandelingen bepalingen vast te stellen waarin het formaat voor, en de modaliteiten voor de presentatie van, de overeenkomstig de leden 1 en 3 van dit artikel te verstrekken informatie (Informatie over het toezicht op de implementatie) wordt gespecificeerd, met inbegrip van gedetailleerde voorschriften voor de indicatoren, de overzichtskaarten voor de hele Unie en de overzichtsverslagen over de lidstaten, zoals bedoeld in lid 3.

Het kabinet kan instemmen met de keuze voor uitvoeringshandelingen in bovengenoemde gevallen, omdat deze erop gericht zijn om de verordening in de lidstaten volgens eenvormige voorwaarden uit te voeren. Op het vaststellen van de uitvoeringshandelingen is voorts de onderzoeksprocedure van toepassing. De keuze voor de onderzoeksprocedure is volgens het kabinet geschikt, omdat het hier gaat om handelingen van algemene strekking (zie art. 2, lid 2, onder a van Verordening 182/2011 (de Comitologieverordening)).

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De implementatietermijn is gesteld op twee jaar en 20 dagen na de inwerkingtreding van de richtlijn. Dit is krap maar in beginsel haalbaar, ook indien een wetswijziging nodig zou zijn.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Een algemene evaluatie- of horizonbepaling ontbreekt. Een horizonbepaling is wenselijk voor de aan de Commissie gedelegeerde bevoegdheid. Een evaluatiebepaling is eveneens wenselijk.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

a) Implicaties voor uitvoering

Het herzieningsvoorstel sluit op grote lijnen aan bij uitvoering zoals die momenteel in Nederland al plaatsvindt of in ontwikkeling is. De algemene doelstelling van het monitoringsprogramma (Annex II – part A) is uitvoerbaar voor de grote Nederlandse drinkwaterbedrijven, maar de verplichting ten aanzien van enkele parameters is voor de kleine eigen winningen niet uitvoerbaar. Invulling van het supply risk assessment (Annex II – part C) voor de eigen winningen is een aandachtspunt waar momenteel al aan wordt gewerkt. Aandachtspunt is ook verduidelijking ten aanzien monitoring en de normering van Legionella. In Nederland is een dergelijke benadering gangbaar bij prioritaire installaties, maar niet bij particuliere woningen.

De nieuwe Annex IV ten aanzien van informatievoorziening bevat gedetailleerde voorschriften, die meer omvatten dan hetgeen gangbare praktijk is in Nederland. Dit is uitvoerbaar maar hier zijn wat vragen ten aanzien van het beoogde effect. De informatie moet in het herzieningsvoorstel veel sneller gerapporteerd worden.

De implicaties voor de uitvoering van het gehele voorstel worden nader onderzocht waarbij nadere informatie in de loop van het traject wordt meegenomen.

Ten aanzien van rapportage wordt bij het bepalen van de Nederlandse onderhandelingsinzet de Drafting Principles on smarter environmental reporting gebruikt. Deze richtsnoeren zijn, in nauwe samenwerking met de Europese Commissie en het EU Milieuagentschap, tot stand gekomen in het kader van het project «Make it Work». Het richtsnoer heeft als doel een goede verdeling van en slimmer monitoren en rapporteren.

b) Implicaties voor handhaving

De implicaties voor de handhaving zijn nog niet bekend. Deze worden nog nader onderzocht.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Het voorstel heeft geen implicaties voor ontwikkelingslanden.


X Noot
1

ReFit is het programma van de Europese Commissie om regelgeving te vereenvoudigen en lasten te verminderen.

X Noot
2

Resolutie van het Europees Parlement van 8 september 2015 over de follow-up van het Europees burgerinitiatief «Right2Water».

X Noot
3

Fiche Right2Water. Mededeling EU Burgerinitiatief water en sanitaire voorzieningen. Kamerstuk 22 112, nr. 1834

X Noot
4

Beleidsnota Drinkwater Kamerstuk 27 625, nr. 316 en Kamerbrief over structurele aanpak uit puntbronnen Kamerstuk 27 625, nr. 404.

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 1917

X Noot
6

Zie ook de Nederlandse reactie op de consultatie inzake drinkwaterkwaliteit in de EU.

Naar boven