Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juli 2014
Het Nederlandse wapenexportbeleid in 2013.
Naar aanleiding van de u eerder aangeboden «notitie over meer openbaarheid met betrekking
tot de rapportage over de uitvoer van militaire goederen» van 27 februari 1998 (Kamerstuk
22 054, nr. 30), doet het kabinet u hierbij een rapport met een aantal bijlagen toekomen over het
Nederlandse wapenexportbeleid in 20131.
In dit rapport, dat tevens als Engelstalige publicatie van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken zal verschijnen, wordt onder meer ingegaan op de instrumenten, procedures en
uitgangspunten van het Nederlandse wapenexportbeleid. Tevens wordt aandacht besteed
aan het karakter van de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie
en is een aantal internationale ontwikkelingen op het terrein van de wapenexportcontrole
beschreven. Tenslotte wordt ingegaan op de aard en omvang van de in 2013 afgegeven
uitvoervergunningen. Zoals met uw Kamer is afgesproken, omvat het rapport ook een
paragraaf over ontwikkelingen op het terrein van de exportcontrole op dual-use goederen.
Het Nederlandse wapenexportbeleid is gestoeld op de erkenning dat in het belang van
de internationale rechtsorde en de bevordering van vrede en veiligheid grenzen moeten
worden gesteld aan de exportactiviteiten van de defensie- en veiligheid gerelateerde
industrie. Binnen die grenzen mag de Nederlandse industrie, naar het oordeel van het
kabinet, voorzien in de legitieme behoefte van andere landen aan defensiematerieel.
Om te kunnen beoordelen of een exporttransactie toelaatbaar is of juist tegen de grenzen
van het wapenexportbeleid aan loopt, is de uitvoer van militaire goederen verboden
tenzij daarvoor een vergunning is verkregen. Aanvragen voor vergunningen worden vervolgens
per geval getoetst aan de acht criteria van het wapenexportbeleid met inachtneming
van de aard van het goed, de eindbestemming en de eindgebruiker.
Deze acht criteria zijn oorspronkelijk vastgesteld door de Europese Raden van Luxemburg
(1991) en Lissabon (1992) en inmiddels ook integraal opgenomen in het Gemeenschappelijk
Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor
de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie.
Vergunningaanvragen op Egypte.
In lijn met de toezegging die werd gedaan tijdens het Algemeen Overleg Raad Buitenlandse
Zaken van 16 januari 2014 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1341), informeert het kabinet uw Kamer over de gedeeltelijke hervatting van de toetsing
van exportvergunningsaanvragen voor militaire goederen naar Egypte, namelijk voor
die gevallen waarin de Egyptische marine eindgebruiker is.
Zoals bekend, houden alle EU-lidstaten sinds de Raadsconclusies van 21 augustus 2013
de export aan van goederen die gebruikt kunnen worden voor interne repressie. Nederland
heeft destijds besloten de toetsing van alle aanvragen voor wapenexportvergunningen
voor Egypte aan te houden. Europese bondgenoten als Duitsland, Frankrijk en het Verenigd
Koninkrijk maken voor de beoordeling van de uitvoer van militaire goederen naar Egypte
een onderscheid tussen verschillende eindgebruikers binnen de krijgsmacht van Egypte.
Zo verlenen deze landen momenteel wel vergunningen voor leveringen aan de marine van
Egypte, aangezien deze niet ingezet wordt voor interne repressie. Hierdoor is er geen
sprake van een level playing field voor bedrijven binnen de Europese Unie.
Het kabinet acht gedeeltelijke hervatting van de toetsing van aanvragen voor leveranties
van militaire goederen aan Egypte dan ook wenselijk ter voorkoming van een concurrentie-achterstand
voor het Nederlandse bedrijfsleven. Ook kan de levering van militaire goederen aan
de Egyptische marine bijdragen aan de maritieme veiligheid rond Egypte, hetgeen ook
in het Europese belang is. Nederland hervat daarom de toetsing van exportvergunningsaanvragen
voor militaire goederen voor gevallen waarin de Egyptische marine eindgebruiker is.
Nederland blijft vanzelfsprekend de Raadsconclusies van 21 augustus 2013 implementeren
en levert geen goederen die ingezet kunnen worden voor interne repressie. Verder zullen
eventuele vergunningaanvragen voor andere eindgebruikers dan de marine, zoals de Egyptische
landmacht of politie, nog steeds worden aangehouden.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen
De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans