Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 21501-32 nr. 847 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 21501-32 nr. 847 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juni 2015
Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die 16 juni jl. plaatsvond in Luxemburg.
Tevens informeer ik u over de tweede aanpassing van de verordening van de vangstmogelijkheden 2015 waarover op het verzoek van het Letse voorzitterschap met spoed een akkoord is bereikt. Vanwege het versnelde proces wordt u langs deze weg, in plaats van door het gebruikelijke BNC-fiche, geïnformeerd.
Daarnaast informeer ik u over:
− De toezegging die ik heb gedaan tijdens het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad op 10 juni jl. inzake de gecombineerde opgave.
− De toezegging die ik tijdens het Algemeen Overleg Visserij op 10 juni jl. heb gedaan over de stand van zaken rond de motie van de leden Smits en Van Gerven (Kamerstuk 26 991, nr. 287) over het verbieden van zoutbaden bij het doden van vis.
− Het antwoord op de vraag van het lid Geurts tijdens het Voortgezet Schriftelijk Overleg (VSO) Muizenschade op 10 juni jl. naar de relatie tussen de ruimte die aan derogatiebedrijven met ernstige veldmuizenschade geboden wordt en de vergroeningseisen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) (Handelingen II 2014/15, nr. 94).
− Het geactualiseerde overzicht van de landbouwsubsidies die de lidstaten in de afgelopen tien jaar hebben ontvangen van de Europese Unie. Dit in vervolg op de beantwoording van de Kamervragen door de Minister van Financiën (Kamerstuk 34 150, nr. 3).
− De mededeling van de Europese Commissie van 3 juni 2015 waarin het antwoord op het Europese burgerinitiatief «Stop Vivisectie» wordt toegelicht en een aantal actiepunten wordt benoemd.
− De voortgang van de kalverregeling.
Agendapunten Landbouw- en Visserijraad
Biologische productie en etikettering van biologische producten
(Algemene oriëntatie)
Het voorzitterschap heeft met een gekwalificeerde meerderheid een algemene oriëntatie bereikt over het voorstel tot herziening van de verordening biologische productie en etikettering van biologische producten (EG nr. 834/2007). Deze algemene oriëntatie vormt de basis voor de onderhandelingen met het Europees parlement (EP). Het EP zal zijn positie in het najaar vastleggen waarna de trilogen kunnen starten.
Het uiteindelijke resultaat is een zwaar bevochten compromis, waarmee ik heb ingestemd omdat daarin voor Nederland cruciale punten zijn opgenomen zoals geen drempelwaarde voor residuen, de handhaving van bestaande derogaties, de mogelijkheid van parallelle productie, een significante vermindering van gedelegeerde handelingen en controles gebaseerd op risicoanalyse.
Met betrekking tot het importstelsel is besloten over te stappen op een compliance-systeem. Het voorzitterschap heeft hieraan al eerder toegevoegd dat de Europese Commissie via uitvoeringshandelingen regels zal stellen over de mogelijkheid om rekening te houden met regionale verschillen in ecologisch evenwicht, klimaat en lokale omstandigheden evenals met specifieke productiepraktijken. Ook is in de considerans bij het voorstel een overweging toegevoegd die benadrukt dat bij de uitvoering van arrangementen voor import van biologische producten in het bijzonder rekening zal worden gehouden met coherentie met het externe beleid van de Europese Unie ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking waarbij aandacht zal worden besteed aan regionale standaarden. Voor Nederland is het van groot belang dat de export van derde landen niet wordt belemmerd. Eurocommissaris Hogan heeft in een mede door mij verzochte verklaring aangegeven dat dit niet zijn intentie is.
In de Raad spitste de discussie zich op het laatst toe op de gevolgen van de aanwezigheid van residuen van niet-toegelaten producten of stoffen in biologische producten en de frequentie van de verplichte fysieke controles.
Met betrekking tot de aanwezigheid van niet-toegelaten stoffen is Nederland voorstander van een procesbenadering en wilde geen drempelwaarde voor de aanwezigheid van residuen. De standpunten van de lidstaten hierover liepen echter zeer uiteen. Sommige lidstaten drongen aan op het opnemen van drempelwaarden voor de aanwezigheid van residuen, omdat deze lidstaten dit in hun nationale regelgeving hebben opgenomen. Een andere groep lidstaten vond dat als er residuen worden aangetroffen, ongeacht de oorzaak van de besmetting, dat het product dan niet als biologisch mag worden verkocht. Uiteindelijk is er een compromis bereikt waarmee ik heb ingestemd waarbij er geen drempelwaarden in de verordening worden opgenomen. Alleen in geval van opzettelijk gebruik van niet-toegelaten stoffen of producten of het nalaten van preventieve maatregelen, zal het product de biologische status verliezen. Lidstaten die op 31 december 2015 een drempelwaarde hebben in hun nationale wetgeving, hebben de mogelijkheid dit tot eind december 2020 te continueren. Deze nationale regels zijn alleen van toepassing op de in de betrokken lidstaat geproduceerde goederen en mogen niet leiden tot verstoring van de interne markt. Lidstaten die van deze mogelijkheid gebruik willen maken, moeten de Europese Commissie hierover direct informeren.
Met betrekking tot controles steunde Nederland het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie om risico-gebaseerde controles in te voeren en de verplichte jaarlijkse fysieke controles te schrappen. Het aantal fysieke controles kan daardoor substantieel worden beperkt. Voor dit standpunt bleek echter onvoldoende steun aanwezig. Veel lidstaten wilden vasthouden aan de verplichte jaarlijkse controles. Uiteindelijk is er een compromis bereikt dat lidstaten de mogelijkheid biedt om in goed onderbouwde gevallen de verplichte fysieke controle niet jaarlijks maar eens per 30 maanden te laten plaatsvinden. De elementen van het risicoprofiel zullen in uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld.
Vangstmogelijkheden 2016
(Presentatie door de Europese Commissie, gedachtewisseling)
De Europese Commissie heeft een presentatie geven over de Mededeling inzake de vangstmogelijkheden voor 2016 (ST 9341/15).
Deze Mededeling schetst de stand van de bestanden in de wateren van de Europese Unie en de generieke spelregels voor de vangstmogelijkheden voor 2016.
Het aantal visbestanden in Europa dat voldoet aan Maximale Duurzame Opbrengst (MSY) en het voorzorgsbeginsel is verder toegenomen en het aantal overbeviste bestanden neemt af. Van de 62 beoordeelde bestanden voldoen 32 aan MSY in 2015. Dat is net iets meer van 50%. In de Middellandse Zee ligt dit anders:
80–90% van de bestanden is hier overbevist. Wel was de Europese Commissie positief over het bestand van de blauwvintonijn in de Middellandse Zee dat dankzij een beheerplan voor deze vissoort herstelt. De Europese Commissie heeft maatregelen aangekondigd om de visbestanden in de Middellandse Zee te verbeteren. Ook de landen rondom de Middellandse Zee gaven aan dat het visbestand in de Middellandse Zee zorgelijk is. Dit is echter niet alleen te wijten aan de vloten van de EU-lidstaten. De Europese Commissie zal de prioriteit leggen bij de bestanden die uitsluitend door de Europese vloot worden bevist.
Eurocommissaris Vella gaf aan dat de generieke spelregels die de Europese Commissie hanteert voor de vangstmogelijkheden voor 2016 in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het hervormde Gemeenschappelijk Visserij Beleid, namelijk het bereiken van MSY in 2015 waar mogelijk en uiterlijk 2020 in overige gevallen.
Waar dit niet mogelijk is, vanwege het ontbreken van kennis om een MSY in te schatten, wordt het voorzorgsprincipe gevolgd. Hiermee wordt ook bijgedragen aan het bereiken van de Goede Milieu Toestand in 2020, zoals overeengekomen in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.
Ik heb aangegeven, net als veel andere lidstaten, blij te zijn dat het met de visbestanden, met name die in de Noordzee, steeds beter gaat. Tegelijkertijd heb ik benadrukt dat de zorgelijke situatie van de kabeljauw- en zeebaarsbestanden onze aandacht blijven vragen. Tevens heb ik benadrukt dat met het oog op de aanlandplicht voor sommige soorten de quota opgehoogd moeten worden. De ophoging van de quota moet voldoende zijn om de verwachte hoeveelheden ondermaatse vis die moet worden aangeland te compenseren. Maar deze ophoging mag het bereiken van de MSY-doelstellingen niet in gevaar te brengen. Ik vind het belangrijk dat de Regionale Advies Raden ook betrokken worden in de discussie over de ophoging van de quota. Ik heb de Europese Commissie, tezamen met andere lidstaten, tevens gevraagd voorrang te geven aan een nieuw beheerplan voor de gemengde visserij in de Noordzee om zo uitvoering te geven aan het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Eurocommissaris Vella gaf aan in het najaar met een meerjarenplan voor de Noordzee te komen.
De Europese Commissie zal op basis van het wetenschappelijk advies van het International Committee of the Exploration of the Sea (ICES), dat naar verwachting 30 juni a.s. zal verschijnen, de komende maanden met voorstellen komen voor de Total Allowable Catch (TAC).
Resultaat bijeenkomst Visegrad Groep
(Diversen, informatie van de Slowaakse delegatie)
Slowakije heeft namens de Ministers van Landbouw van de Visegrad Groep (Tsjechië, Hongarije, Polen en Slowakije), aangevuld met de Ministers uit Bulgarije, Roemenië en Slovenië, de gemeenschappelijke verklaring van de Visegrad Groep van 18 en 19 mei 2015 toegelicht (ST9794/15). In de verklaring uiten de lidstaten hun zorgen over het functioneren van de voedselvoorzieningsketen.
Volgens deze lidstaten is er in de voedselvoorzieningsketen met regelmaat sprake van ongelijke onderhandelingsposities tussen partijen die kunnen leiden tot oneerlijke handelspraktijken. De Visegrad Groep waarschuwt dat vooral boeren en voedselproducenten de dupe zijn van oneerlijke handelspraktijken. De Visegrad Groep is blij met de acties die reeds worden ondernomen door de Europese Commissie, maar vraagt tegelijkertijd om verdere uitwerking van het reeds gedane analytische werk en wettelijke regulering door de Europese Commissie in EU-verband voor het einde van 2015.
Het naast elkaar bestaan van vrijwillige initiatieven en wettelijke regulering is volgens hen de optimale oplossing voor het elimineren van oneerlijke handelspraktijken en het toepassen van een ethische bedrijfscode.
De Europese Commissie verwelkomde de gemeenschappelijke verklaring. De Europese Commissie gaf aan de zorgen te delen over de oneerlijke handelspraktijken en gaf aan hiervoor al maatregelen te hebben genomen. Er is een High Level Group (HLG) voor een beter functioneren van de voedselketen opgericht waarin vertegenwoordigers uit de retail en overheden zitten. De HLG heeft in 2011 een code van goede handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen ontwikkeld en deze code zal in 2016 geëvalueerd worden.
Tevens stond in de verklaring dat over het duurzaam bosbeheer een juridisch bindend akkoord moet komen in het kader van het «Forest Europe» proces. De Europese Commissie gaf aan dat hierover verder gesproken kan worden tijdens de ministeriële Conferentie over Bossen die in oktober in Madrid zal plaatsvinden.
Verlenging subsidiabiliteitsperiode Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013
(Diversen, informatie van de Roemeense delegatie)
Roemenië, gesteund door een grote groep van andere lidstaten, verzocht de Europese Commissie om een verlenging van de declaratieperiode van de tweede pijler van het GLB tot 30 maanden (in plaats van 24 maanden).
Het jaar 2015 is het laatste jaar waarin lidstaten geld kunnen declareren voor hun plattelandsontwikkelingsprogramma’s 2007–2013. Indien de declaratieperiode niet wordt verlengd dreigt er in veel landen een onderbenutting van het EU-budget voor plattelandsontwikkeling. De verlenging zal moeten gelden voor de gehele Europese Unie. Eurocommissaris Hogan gaf aan dat de Europese Commissie enige flexibiliteit getoond heeft door een aangepaste gedelegeerde handeling waarmee 5% in plaats van 3% tussen de verschillende assen van het plattelandsontwikkelingsprogramma kan worden verschoven. Dit is volgens de lidstaten niet voldoende. De Europese Commissie gaf aan verder geen juridische mogelijkheden te hebben daar het programma juridisch geen verlenging toestaat.
Verordening Diergezondheid
(Diversen, informatie van het voorzitterschap)
De afgelopen maanden heeft de triloog plaatsgevonden tussen de Raad, het Europees parlement en de Europese Commissie over de Verordening Diergezondheid. Het voorzitterschap presenteerde tijdens de Raad het voorlopig akkoord met het Europees parlement. Vrijwel alle lidstaten hebben daarmee ingestemd (ST 9750/15). In het voorstel staan voor Nederland een aantal belangrijke punten. De verordening biedt de mogelijkheid om maatregelen te kunnen nemen tegen stammen van micro-organismen met antimicrobiële resistentie. Ook is het belang van dierenwelzijn in een aantal overwegingen en artikelen opgenomen. Het Europees parlement zal binnenkort over het voorliggende akkoord stemmen en naar verwachting zal het definitieve akkoord eind dit jaar geformaliseerd worden.
Tijdens de Raad heb ik, daar de Verordening Diergezondheid deel uitmaakt van het Plant- en Diergezondheidspakket, ook mijn grote zorgen uitgesproken over het verloop van de onderhandelingen over het voorstel voor een Verordening over Plantgezondheid. Ik heb het belang van Nederland voor een open importsysteem aangegeven en benadrukt dat een gesloten importsysteem onaanvaardbaar is, omdat dit een onevenredige belemmering van de handel betekent. Het remt bovendien de innovatie en zal een weerslag hebben op de markttoegang van plantaardige producten uit de EU in derde landen. Daarnaast levert een gesloten importsysteem ook veel uitvoeringslasten voor de overheid op. Ik heb daarom het voorzitterschap opgeroepen het onderhandelingsmandaat voor het voorstel voor de Verordening Plantgezondheid en het importsysteem zo spoedig mogelijk in de Raad te bespreken en vast te stellen.
Internationaal jaar van de Plantgezondheid 2020
(Diversen, informatie van het voorzitterschap)
Het voorzitterschap heeft de Raad geïnformeerd over het initiatief voor het houden van een «International Year of Plant Health» in 2020 (ST 8427/15).
Dit initiatief werd door een aantal landen gesteund. Doel van zo’n Internationaal jaar is om het belang van plantgezondheid breed onder de publieke aandacht te brengen. Met name thema’s als het aantal groeiende plantenziekten door klimaatverandering en meer reisbewegingen van mensen en goederen zouden belicht kunnen worden en ook de plantenziekten in relatie tot voedselvoorziening zouden aan bod kunnen komen. De Europese Commissie gaf aan het plan voor een Internationaal jaar van de Plantgezondheid te kunnen steunen. Het secretariaat van de International Plant Protection Convention gaat verder met de uitwerking van de plannen.
De uiteindelijke besluitvorming tot het houden van een Internationaal jaar vindt plaats door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN).
Het tijdpad voorziet erin dat de FAO Conferentie in 2017 een voorstel voor een Internationaal jaar zou moeten aannemen en voordragen aan de AVVN. De Verenigde Naties zal dan in 2018 moeten besluiten tot het houden van een Internationaal jaar van de Plantgezondheid in 2020.
Herkomstetikettering
(Diversen, presentatie door de Europese Commissie)
De Europese Commissie heeft de resultaten van twee studies naar verplichte herkomstetikettering van vijf productcategorieën gepresenteerd.
Op grond van de nieuwe Verordening voedselinformatie voor consumenten (EU 1169/2011) die 13 december 2014 van kracht is gegaan, is de Europese Commissie verplicht om onderzoek te doen naar herkomstetikettering van deze productcategorieën.
Beide rapporten zijn 20 mei jl. verschenen. Het eerste rapport gaat over de productcategorieën: 1) onverwerkte producten; 2) producten gemaakt van één ingrediënt; 3) ingrediënten die meer dan 50% van een levensmiddel uitmaken (ST 9196/15).
Het tweede rapport gaat over de productcategorieën: 4) melk en melk als ingrediënt in zuivelproducten en 5) ander vlees dan rund, varken, schaap, geit en pluimvee (ST 9197/15).
Een ruime meerderheid van de lidstaten gaf aan waarde te hechten aan het informeren van de consument over de herkomst van voedselproducten. Een aantal wil om die reden verplichte herkomstetikettering, anderen pleiten voor vrijwillige herkomstetikettering. Een klein aantal, met name zuidelijke lidstaten, ziet herkomstetikettering als een kans voor het bedrijfsleven om zich te kunnen onderscheiden op de wereldmarkt. Een groot aantal lidstaten, zowel de voor- als tegenstanders van verplichte herkomstetikettering, maakt zich zorgen om de kosten voor het bedrijfsleven en de uitvoering.
Ik heb aangegeven de rapporten en de conclusies van de Europese Commissie nog nader te willen bestuderen voordat het kabinet een definitief standpunt inneemt over de vijf productcategorieën. Hierbij zal het kabinet in ieder geval een afweging maken tussen de eventuele lastenverzwaringen voor het bedrijfsleven en toezichthouders, en de belangen van de consument. Het kabinetsstandpunt zal uw Kamer worden toegezonden.
Verlenging subsidiabiliteitsperiode Europees Visserijfonds
(Diversen, informatie van de Griekse delegatie)
Griekenland, gesteund door voornamelijk Zuid-Europese lidstaten, heeft de Europese Commissie verzocht de werkingssfeer van het Europees Visserij Fonds (EVF) te verlengen met 6 maanden (ST9415/15). Het EVF heeft een looptijd van 2007 tot en met 2013. Lidstaten mogen evenwel projecten onder het EVF twee jaar langer, tot 31 december 2015, uitvoeren. Griekenland, gesteund door enkele andere lidstaten, wenst nu deze termijn met 6 maanden te verlengen, tot 1 juli 2016, om zo nog langer EVF-projecten te kunnen starten. Door de financiële problemen in het land waren bedrijven de afgelopen jaren immers minder in staat EVF-projecten te starten.
Eurocommissaris Vella stelde dat een verlenging van het fonds juridisch niet mogelijk is. De Europese Commissie riep de lidstaten op om zo spoedig mogelijk te komen tot de goedkeuring van de operationele programma’s voor het nieuwe Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij.
Boycot Rusland vis uit Estland en Letland
(Diversen, informatie van de Estse delegatie)
Estland heeft de Europese Commissie een aantal verzoeken voorgelegd die verband houden met problemen met de export van vis(producten) naar Rusland (ST 9780/15). In de Raad kreeg Estland steun van verschillende lidstaten.
Aanleiding is dat Rusland sinds 4 juni jl. de import van vis(producten) uit Estland en Letland weert vanwege door Rusland vastgestelde onrechtmatigheden in laboratoria en inrichtingen die betrokken zijn bij de export van vis.
Estland vermoedt dat het hier eerder een uitbreiding van de importboycot in het kader van de spanningen tussen EU en Rusland betreft dan dat er werkelijk problemen zijn in de controlemechanismen of laboratoria en productie-inrichtingen.
Estland heeft daarom de Europese Commissie verzocht deze situatie aan de orde te stellen in de komende vergaderingen met de vertegenwoordiging van Rusland. Daarnaast heeft Estland toestemming aan de Europese Commissie gevraagd voor een verhoging van het toegestane overhevelingspercentage van 10% van ongebruikt quotum naar volgend jaar en om gebruik te mogen maken van steunregelingen voor publieke opslag en nieuwe markten direct nadat de Europese Commissie het Operationeel Programma van Estland voor het nieuwe visserijfonds (EFMZV) heeft goedgekeurd.
De Europese Commissie deelt de zorgen van Estland en gaf aan deze kwestie met de Russische vertegenwoordiging verder te bespreken. Tevens is de Europese Commissie bereid om 10% van het ongebruikte quotum van visbestanden die zijn getroffen door de importboycot over te hevelen naar volgend jaar. Dit kan zelfs nog meer worden als wetenschappelijke adviezen dit toestaan. De Europese Commissie gaf aan verdere maatregelen, als ondersteuning bij het vinden van alternatieve afzetmarkten en opslag, te bezien.
Overige
Aanpassing verordening vangstmogelijkheden 2015
De Raad bevestigde het politiek akkoord over de tweede aanpassing van de vangstmogelijkheden voor 2015, dat op verzoek van het Letse voorzitterschap op 10 juni jl. versneld werd bereikt. Haast was geboden vanwege het intreden van het visserijseizoen voor lodde in Groenlandse wateren op 20 juni jl. en vanwege de situatie rondom de zeebaars. Vanwege het versnelde proces wordt u langs deze weg geïnformeerd, in plaats van door het gebruikelijke BNC-fiche.
Aanpassing van de verordening was nodig om een aantal correcties door te voeren en onlangs bereikte akkoorden met derde landen te implementeren. Ten aanzien van zeebaars is er een gesloten gebied geïntroduceerd rondom Ierland. Ook zijn er maandelijkse aanvoerbeperkingen geïntroduceerd. Voor de demersale vissers is er een plafond ingesteld van 1.800 kg per visser per maand. Op basis van de oude vangstgegevens betekent dit een reductie van de aanlandingen met ruim 20% in dit type visserij. Deze is van dezelfde orde als de eerder dit jaar genomen maatregelen, ik doel hiermee op de sluiting van de pelagische visserij om de paaiende vis te beschermen, en de bag limit voor de recreatieve visserij. Het nieuwe wetenschappelijke advies van de International Committee of the Exploration of the Sea (ICES) voor 2016 laat zien dat het nog slechter gaat met zeebaars dan gedacht. Ik steun daarom deze maatregel, maar acht lange termijn- oplossingen nodig. Voor het herstel op langere termijn en duurzaam beheer wil ik met de Europese Commissie en andere lidstaten in 2015 werken aan een beheerplan. Tot slot meld ik u dat dat de Europese Commissie voorgesteld heeft de minimummaat voor zeebaars te verhogen van 36 centimeter naar 42 centimeter. Ik steun dat voorstel.
Gecombineerde Opgave
Hierbij informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van de Gecombineerde Opgave 2015. Uw Kamer heeft hierover vragen gesteld in het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad van 10 juni 2015.
In totaal was de Gecombineerde Opgave 75 dagen geopend (van 1 april tot en met 15 juni) en konden ondernemers 24 uur per dag digitaal de opgave indienen. De laatste dagen van openstelling was een beduidende toename te zien in het aantal opgaven. Tot en met 15 juni heeft 83% van het totaal aantal aangeschreven relaties de Gecombineerde Opgave ingediend, dit zijn 65.071 aanvragen. Dit is conform de verwachtingen. Uit voorgaande jaren blijkt dat niet alle aangeschreven ondernemers de opgave ook daadwerkelijk indienen tijdens de reguliere openstelling. Hieronder vallen bijvoorbeeld hele kleine ondernemers en ondernemers die geen subsidies aanvragen. Daarnaast zijn er ondernemers die tijdens de kortingsperiode hun aanvraag alsnog indienen. De verlengde openstelling van 1 maand heeft hiermee zijn nut gehad.
Storingen
De applicatie voor het indienen van de Gecombineerde Opgave was voor 98% beschikbaar gedurende de gehele openstelling in 2015. In 2% van de opengestelde tijd was er sprake van een storing.
Er zijn vier storingsperiodes geweest van 1 april tot 15 juni, van in totaal 34 uur. De oorzaken waren een te grote druk op de aanvraag-applicatie door gelijktijdig gebruik en enkele technische storingen. Deze storingen hebben zich voor een deel ’s nachts afgespeeld (14 uur). Zij zijn zo spoedig mogelijk verholpen door onder andere inzet van een noodscenario. Tevens zijn er maatregelen getroffen ter voorkoming, door bijvoorbeeld een maximum te stellen aan het aantal gelijktijdige gebruikers. Dit maximum is nauwelijks bereikt. Daarnaast is tijdens de gehele openstelling ingezet op een goede bezetting en bereikbaarheid van het callcenter om de ondernemers van dienst te zijn.
Zoutbaden voor doden vis
Tijdens het Algemeen Overleg Visserij van 10 juni jl. heb ik u toegezegd u te zullen informeren over de stand van zaken met betrekking tot de motie van Van Gerven c.s. (Kamerstuk 26 991, nr. 287) over het verbieden van zoutbaden bij het doden van vis. In aanvulling op deze motie is ook de motie Ouwehand c.s. aangenomen (Kamerstuk 32 658, nr. 14) waarin gevraagd wordt om regelgeving te ontwikkelen voor het bedwelmen van aal voorafgaand aan de slacht.
Ik heb uw Kamer reeds eerder geïnformeerd over de stand van zaken op dit gebied (Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 45 en Kamerstuk 28 286, nr. 799).
Muizenschade in relatie tot vergroeningseis
In het VSO muizenschade van 10 juni jl. heeft het lid Geurts gevraagd naar de relatie tussen de ruimte die aan derogatiebedrijven met ernstige veldmuizenschade geboden wordt en de vergroeningseisen van het GLB.
Bedrijven die gebruik maken van de derogatie van de Nitraatrichtlijn, moeten normaal gesproken minimaal 80% grasland hebben. Voor de bedrijven met ernstige muizenschade geldt dat slechts minimaal 65% van het bouwplan uit grasland moet bestaan, onder enkele aanvullende voorwaarden. Zie hiervoor ook mijn brief van 14 april jl. over de reactie van de Europese Commissie op maatregelen om bedrijven met ernstige muizenschade tegemoet te komen (Kamerstuk 27 858, nr. 305).
Onderdeel van de verplichte vergroening is gewasdiversificatie. Bedrijven met tussen 10 en 30 hectare bouwland moeten daarop tenminste twee verschillende gewassen verbouwen (hoofdgewas maximaal 75%) en bedrijven met meer dan 30 hectare bouwland tenminste drie gewassen (hoofdgewas maximaal 75%, de twee hoofdgewassen maximaal 95%).
Deze verplichte gewasdiversificatie geldt onder andere niet wanneer meer dan 75% van het subsidiabele landbouwareaal van het bedrijf grasland is, mits het overige akkerbouwareaal niet meer dan 30 hectare beslaat. Veel melkveebedrijven hoeven daardoor geen gewasdiversificatie op hun bouwland toe te passen; dit is waar het lid Geurts op doelde.
Wanneer derogatiebedrijven gebruik maken van de extra ruimte die geboden wordt om ruwvoer te telen, kunnen zij echter in een categorie komen te vallen waarvoor gewasdiversificatie wel verplicht is, bijvoorbeeld als minder dan 75% van het bouwplan grasland is en meer dan 10 hectare bouwland. Op dat bouwland mag dan bijvoorbeeld niet alleen maïs geteeld worden. Er moet dan tenminste een tweede gewas geteeld worden. Dit tweede gewas kan ook het op het bedrijf aanwezige tijdelijk grasland zijn.
Er is geen ruimte binnen het GLB om hiervan af te wijken. Nederland heeft in verband met de muizenschade op dit punt bij de Europese Commissie ook geen uitzondering bepleit. De noodzaak voor een dergelijke uitzondering ten opzichte van andere bedrijven zou mijns inziens ook niet te onderbouwen zijn.
Overzicht landbouwsubsidies
Uw Kamer heeft onlangs een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Financiën over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij de Nationale Verklaring 2015 (Kamerstuk 34 150, nr. 3). Een van die vragen luidde: «Kunt u een geactualiseerd overzicht geven van de landbouwsubsidies die de lidstaten in de afgelopen tien jaar hebben ontvangen van de EU (graag per onderdeel uitsplitsen)?» Toegezegd is dat ik uw Kamer deze informatie separaat zou verstrekken via het verslag van de Landbouw- en Visserijraad (Kamerstuk 34 150, nr. 6). De gevraagde informatie moest worden opgevraagd bij de Europese Commissie en is inmiddels ontvangen. Het betreft een overzicht van de subsidies die verstrekt zijn in de periode 2007 t/m 2014. Deze treft u in de bijlage bij deze brief aan1.
Europees burgerinitiatief «Stop Vivisectie»
Hiermee informeer ik u over een mededeling van de Europese Commissie van 3 juni 2015 waarin het antwoord van de Europese Commissie op het Europese burgerinitiatief «Stop Vivisectie»2 wordt toegelicht en een aantal actiepunten wordt benoemd (COM (2015) 3773).
In het burgerinitiatief wordt de Europese Commissie verzocht om de Richtlijn betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (2010/63/EU) in te trekken en met een nieuw voorstel te komen dat gericht is op afschaffing van dierproeven. Het initiatief is door circa 1,17 miljoen burgers getekend; circa 10.000 van deze handtekeningen zijn afkomstig uit Nederland.
De Europese Commissie zet in de Mededeling uiteen dat zij geen gevolg zal geven aan het verzoek van het burgerinitiatief om de Richtlijn in te trekken. Reden daarvoor is dat dierproeven voorlopig nog steeds nodig zijn voor de bescherming van de gezondheid van mens, dier en milieu. Richtlijn 2010/63/EU is daarbij onmisbaar voor de bescherming van proefdieren die nog gebruikt zullen worden totdat de proeven kunnen worden vervangen door alternatieven. Tegelijkertijd stimuleert de Richtlijn de ontwikkeling en het gebruik van alternatieven. In 2017 zal een evaluatie van de Richtlijn plaatsvinden waarbij de nadruk zal worden gelegd op de beschikbaarheid van alternatieven.
In reactie op het burgerinitiatief en voortbouwend op haar bestaande activiteiten zal de Commissie acties nemen om de ontwikkeling en toepassing van diervrije onderzoeksmethoden verder te versnellen:
− Het stimuleren van kennisuitwisseling op het gebied van de 3V’s (vervanging, vermindering en verfijning);
− Het steunen van ontwikkeling, validatie en toepassing van alternatieven;
− Toezicht op de verplichting om gebruik te maken van beschikbare diervrije alternatieven;
− Het bevorderen van een efficiënte dialoog met de wetenschappelijke gemeenschap.
Deze acties sluiten goed aan bij de Nederlandse ambities om voortvarend in te zetten op vervanging, vermindering en verfijning (de 3 V’s) en het aantal dierproeven zoveel mogelijk te minimaliseren. Kortheidshalve verwijs ik u in dit verband naar het Plan van aanpak dierproeven en alternatieven d.d. 28 februari 2014 (Kamerstuk 32 336, nr. 27). De eerstvolgende voortgangsrapportage over de uitvoering van dit plan zal medio september a.s. naar uw Kamer worden gestuurd.
Kalverregeling
In mijn brief van 5 juni 2014 over de uitwerking van de directe betalingen van het GLB (Kamerstuk 28 625, nr. 194), heb ik u gemeld dat ik uit de eerste pijler van het GLB budget heb gereserveerd ter ondersteuning van de verduurzaming van sectoren die de gevolgen gaan ondervinden van de verlaging van de hectarebetalingen die zij ontvangen. Het betreft de kalversector, de zetmeelsector en de vleesveesector. Conform mijn toezegging in mijn brief van 1 mei jl. aan uw Kamer (Kamerstuk 21 501-32, nr. 839), informeer ik u over de voortgang van het overleg met de sector en met de Europese Commissie inzake de kalverregeling. In samenspraak met de Stichting brancheorganisatie Kalversector (SBK) zijn plannen uitgewerkt.
Het gaat om maatregelen ter versterking van het concurrentievermogen met behulp van systeeminnovaties op het terrein van dierenwelzijn en kwaliteitsregelingen. Deze voorstellen worden momenteel informeel besproken met de Europese Commissie zodat zij opgenomen kunnen worden in de eerste aanpassing van het POP3, welke voor deze zomer is voorzien.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
De volledige tekst van het burgerinitiatief is te vinden op:http://ec.europa.eu/citizens-initiative/public/initiatives/finalised/details/2012/000007?lg=nl.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-32-847.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.