21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 841 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 mei 2015

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen op de agenda van de informele Landbouwraad die op 31 mei, 1 en 2 juni a.s. in Riga plaatsvindt.

Het Letse voorzitterschap heeft biologische landbouw als thema gekozen voor de informele Landbouwraad.

Biologische landbouw

Het Letse voorzitterschap heeft ter bespreking een werkdocument geagendeerd met als thema «Biologische productie: duurzaamheid, groei en consumentenbehoeften vóór en na 2020».

Het werkdocument beschrijft de uitdagingen waarmee de biologische productie in de Europese Unie op de korte en lange termijn te maken krijgt zoals:

  • de toenemende vraag naar biologische producten in relatie tot het behoud van consumentenvertrouwen en de kwaliteit van de producten,

  • een gelijk speelveld tussen de lidstaten (harmonisatie van regelgeving),

  • het verminderen van fraude,

  • het importsysteem dat moet waarborgen dat geïmporteerde biologische producten uit derde landen zijn vervaardigd op basis van gelijke/gelijkwaardige biologische productienormen,

  • de ontwikkeling van biologische landbouw in derde landen,

  • het tekort aan biologisch uitgangsmateriaal in de Europese Unie, en

  • de relatie tussen gangbare en biologische landbouw met het oog op een gezamenlijk aanpak hoe om te gaan met residuen in biologische producten.

Duurzaamheid, groei van de biologische sector en versterking van het consumentenvertrouwen zijn daarbij belangrijke thema’s. De vragen, die het voorzitterschap voorlegt ter structurering van de discussie, richten zich op de bestaande en toekomstige beleidsinstrumenten die succesvol worden geacht in het licht van deze uitdagingen, zowel op het niveau van de Europese Unie als op internationaal niveau.

Deze informele discussie vindt plaats tegen de achtergrond van de lopende onderhandelingen over de herziening van de verordening biologische productie en etikettering van biologische producten (EG nr. 834/2007). Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei jl. kon geen algemene oriëntatie worden aangenomen, zoals ik uw Kamer heb gemeld in het verslag van deze Raad (Kamerstuk 21 501-32, nr. 840).

Over een groot deel van het voorstel is overeenstemming, maar op enkele belangrijke punten lopen de standpunten van de lidstaten nog ver uiteen. De belangrijkste discussiepunten zijn de aanwezigheid van niet-toegelaten stoffen in biologische producten, de wijze van controle en het importsysteem. De onderhandelingen over dit voorstel zullen tijdens de Raad van 16 juni 2015 worden voortgezet.

In de discussie tijdens de informele Raad over beleidsinstrumenten ten behoeve van de biologische productie zal ik aangeven dat de vraag naar biologische producten wereldwijd al twee decennia groeit en in een stroomversnelling terecht is gekomen. Ook Nederland hoort bij de snelle groeiers: in de periode 2008–2013 is de omzet van de biologische consumptie verdubbeld van 500 miljoen euro naar meer dan 1 miljard euro. De totale omzet van de biologische export bedroeg in Nederland in 2014 ruim 928 miljoen euro; dit is een stijging van ruim 12% ten opzichte van 2013. De overheidsrol was daarbij gericht op ondersteunende regelingen, koepelcampagnes en het faciliteren van export.

Sinds 2012 is het beleid van de biologische landbouw in Nederland geïntegreerd in algemeen landbouwbeleid als één van de vormen van duurzame landbouw. Dit is gebeurd in overleg met het biologische bedrijfsleven. Biologische ondernemers en de sector kunnen gebruik maken van reguliere (landbouw)instrumenten, zoals subsidies, onderzoek, fiscale instrumenten en exportfaciliteiten.

De biologische landbouw is een aansprekend voorbeeld van verduurzaming die ook leidt tot economische groei en sluit daarmee aan bij het concept van Groene Groei van het kabinet. Ook heeft de Nederlandse biologische sector de mogelijkheid om binnen het Nederlandse topsectorenbeleid samen met de overheid en kennisinstellingen verdere kennis te ontwikkelen, ervaringen uit te wisselen met andere (reguliere) producenten, ketens en EU-lidstaten en verder te kijken dan de eigen sector naar innovatieve kracht en verbinding.

Voor wat betreft toekomstige beleidsinstrumenten ben ik van mening dat een Europese toekomst strategie voor de biologische productie zich moet richten op het verder stimuleren van de eigen kracht van de biologische sector. Ik ben van mening dat aanpassingen van EU-regelgeving nodig zijn om belemmeringen weg te nemen en het imago van de biologische landbouw te versterken. Met abrupte aanscherpingen van de regels zullen biologische ondernemers afhaken en potentiële nieuwkomers wegblijven. Revolutie zal de groei van de biologische sector belemmeren, evolutie betekent een verdere ontwikkeling met een evenwichtige en verantwoorde groei. Bovendien biedt een stapsgewijze aanpak ondernemers de noodzakelijke rechtszekerheid.

Verder kan het concurrentievermogen van de Europese biologische sector worden versterkt door meer kennis te ontwikkelen en te delen over technische lacunes en innovaties in biologische productiemethoden. Een aansprekend voorbeeld is het eerder genoemde topsectorenbeleid waarbij overheid, kennisinstellingen en het bedrijfsleven in dit opzicht nauw samenwerken en dwarsverbindingen zoeken, bijvoorbeeld tussen de biologische en conventionele landbouw.

Ik ben van mening dat de groei van de biologische sector ernstig zal worden belemmerd als er een maximum residu-eis wordt geïntroduceerd, waardoor de aanwezigheid van residuen in het biologische product per definitie zou kunnen leiden tot decertificering. De gevolgen van de aanwezigheid van residuen afkomstig van de gangbare landbouw mogen niet worden afgewenteld op de biologische sector, aangezien deze residuen niet door toedoen van de biologische producent op het product komen. Een dergelijke benadering zal ertoe leiden dat biologische producenten zullen afhaken uit vrees voor grote financiële risico’s.

Een verdere groei van de biologische productie in Europa vereist een grotere controlecapaciteit van de lidstaten. Om het controlesysteem beheersbaar te houden is een risicogebaseerde benadering van controles wenselijk. In de besprekingen over de herziening van de Europese regelgeving zet ik daarom in op een op risicogebaseerde controle-aanpak in plaats van de huidige verplichte jaarlijkse controlesystematiek. Hierdoor kan het aantal verplichte fysieke controles substantieel worden teruggebracht; marktdeelnemers die bewezen hebben zich te houden aan de regels voor biologische productie, krijgen te maken met minder en lichtere controles en daarmee met lastenverlichting. Dit geeft deze bedrijven een positieve prikkel om het goed te blijven doen. Risicogevallen zullen nog steeds fysiek gecontroleerd blijven worden. Een dergelijke risicogerichte controleaanpak zal van positieve invloed zijn op de geloofwaardigheid van biologische producten.

Wat betreft de import van biologische producten uit derde landen zet ik mij in voor handhaving van het systeem gebaseerd op gelijkwaardigheid (equivalentie). Ik heb grote zorgen over een eventuele overgang naar een regime van compliance. Voorkomen moet worden dat het voor ontwikkelingslanden lastiger wordt om te voldoen aan de strengere Europese regelgeving. Tegelijkertijd moet worden gewaarborgd dat er sprake is van een gelijk speelveld voor in de Europese Unie geproduceerde biologische producten en de biologische importproducten uit derde landen.

Ook zal ik aangeven dat voor het slagen van de doelstellingen voor de Europese biologische landbouw het essentieel is dat de beleidsinstrumenten kunnen rekenen op voldoende steun bij de biologische sector en de landbouwsector van de Europese Unie.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven