21 501-28 Defensieraad

Nr. 180 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 september 2018

Inleiding

Op 29 en 30 augustus jl. vond de informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met de Ministers van Defensie plaats in Wenen. Deze informele bijeenkomst was bedoeld als vooruitblik naar de formele RBZ in november waar besluitvorming over verschillende defensie-gerelateerde onderwerpen is voorzien. Tijdens een werkdiner werd, in het bijzijn van de plaatsvervangend secretaris-generaal van de NAVO en de ondersecretaris-generaal van de VN voor Peacekeeping, gesproken over de Westelijke Balkan in het licht van het gemeenschappelijk veiligheid- en defensiebeleid (GVDB). De Raad sprak voorts over de Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO), het Europees Defensiefonds (EDF), de Coordinated Annual Review on Defence (CARD), de Europese Vredesfaciliteit (EPF) en de Military Planning and Conduct Capability (MPCC). Ook vond er een informele discussie plaats over de EU-operatie in de Middellandse Zee, EUNAVFOR MED Sophia. Hierbij bied ik u het verslag van de vergadering aan.

Werkdiner Westelijke Balkan

In het bijzijn van de plaatsvervangend secretaris-generaal van de NAVO, mevrouw Gottemoeller, en de ondersecretaris-generaal van de VN voor Peacekeeping, de heer Lacroix, spraken de Ministers van Defensie over de Westelijke Balkan. Het belang van EU, NAVO en VN samenwerking en betrokkenheid bij de Westelijke Balkan, alsmede het hanteren van de geïntegreerde benadering werd door alle Ministers onderstreept. Door de verschillende instrumenten van de EU, NAVO en VN zoveel mogelijk gecoördineerd en geïntegreerd in te zetten kunnen succesvol stappen worden gezet op het gebied van veiligheid en stabiliteit in de Westelijke Balkan.

De activiteiten van de NAVO en VN werden toegelicht door Gottemoeller en Lacroix. Ook zij onderstreepten dat zij veel waarde hechten aan nauwe samenwerking tussen de verschillende organisaties.

De Hoge Vertegenwoordiger (HV) Mogherini sloot af met de opmerking dat de inkomende voorzitters van de Raad van de Europese Unie tot en met 2021 de Westelijke Balkan allemaal als belangrijk aandachtsgebied zien, iets wat kan helpen bij het vormgeven van de verdere inzet op het verbeteren van de veiligheidssituatie in de regio.

Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO)

Op het gebied van PESCO spraken de Ministers over de nadere precisering van de PESCO commitments en wisselden zij van gedachten over derde landen betrokkenheid bij PESCO-projecten. De Raad zal naar verwachting de komende maand en uiterlijk in november van dit jaar een aanbeveling aannemen over de nadere invulling van de PESCO commitments. De voorstellen van de verschillende lidstaten voor afspraken op het gebied van derde landen betrokkenheid variëren van een lichte en flexibele benadering ten aanzien van derde landen tot deelname bij hoge uitzondering en alleen op basis van strikte voorwaarden. Nederland behoort tot de categorie van landen die een lichte en flexibele benadering voorstaat en wordt daarin door ongeveer de helft van de PESCO-landen gesteund. De besprekingen in de Raad hierover gaan rond half september van start. Een Raadsbesluit hierover wordt tijdens de formele RBZ met de Ministers van Defensie op 20 november a.s. verwacht. Dan zal de Raad ook een tweede set van PESCO-projecten goedkeuren. De projectvoorstellen voor deze tweede ronde van PESCO-projecten worden momenteel beoordeeld door de lidstaten. Nederland heeft overigens zelf geen nieuwe projectvoorstellen ingediend.

In navolging van de HV onderstreepte Eurocommissaris Bienkowska het belang van coherentie tussen PESCO, EDF en CARD. Zij benadrukte dat de ontwikkelingen elkaar in hoog tempo opvolgen: na het bereiken van een akkoord over het European Defence Industrial Development Programme (EDIDP) wordt inmiddels het Commissievoorstel voor het EDF onder het nieuwe Meerjarig Financieel Kader door de lidstaten besproken. Ook is het voorstel reeds door het Europees Parlement in behandeling genomen. Het vormgeven van het werkprogramma voor het EDIDP en het aandragen van projecten door de lidstaten voor de periode 2019 en 2020 is een eerste geloofwaardigheidstest, aldus Bienkowska.

Europese Vredesfaciliteit

De HV lichtte nogmaals toe dat het voorstel voor de EPF beoogt bestaande financieringsinstrumenten te vereenvoudigen en de EU in staat te stellen sneller, breder en effectiever te kunnen optreden. Daarbij onderstreepte zij de verwachting dat de rol van de EU als security provider gaat toenemen. Voorts benadrukte zij dat lidstaten bepalend zijn voor de opzet en werking van de EPF. De HV gaf aan op een meer gestructureerde wijze terug te willen komen op dit onderwerp in november.

Vanuit de lidstaten werd gesteld dat wanneer de EPF daadwerkelijk een brede scope krijgt, het wel van belang is dat er voldoende aandacht blijft voor de Afrikaanse regio. Tevens werd door de verschillende lidstaten benadrukt dat er gedegen financiële regels moeten komen en dat de lidstaten het eindoordeel moeten kunnen vellen over hoe de middelen in het kader van de EPF worden besteed. Nederland heeft ingebracht dat het voorstander is van de geïntegreerde benadering en van meer flexibiliteit. Tegelijkertijd onderstreepte Nederland dat het nog verschillende vragen heeft over de inrichting van de Vredesfaciliteit. Daarbij is aangegeven dat Nederland kritisch is over de financiële onderbouwing van het voorstel en op basis van een nadere onderbouwing zijn positie zal bepalen ten aanzien van de financiële haalbaarheid van het voorstel. Nederland ziet de onderhandelingen over de EPF voor wat betreft de financiële aspecten als integraal onderdeel van de onderhandelingen over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK, 2021–2027).

Military Planning and Conduct Capability (MPCC)

De HV heeft aangegeven dat zij in november op basis van een door haar opgesteld evaluatierapport verdere stappen wil zetten en hiervoor graag input van de lidstaten ontvangt. De HV zou graag zien dat alle posities in de MPCC per 2020 volledig zijn gevuld, dat er gefaseerd een versterking gaat plaatsvinden en dat de MPCC op termijn ook executieve missies gaat leiden. Er zou voorts meer aandacht moeten zijn voor de civiel-militaire samenwerking. Met name vanuit de grote landen werd steun uitgesproken voor de lijn van denken van de HV.

Door Nederland is voorafgaand aan en tijdens de vergadering gesteld dat waar het de toekomst van de MPCC betreft het volgens Nederland om de fundamentele vraag gaat op welke wijze de MPCC de meeste toegevoegde waarde kan leveren. De EU beschikt over een breed spectrum van civiele en militaire mogelijkheden, in de gehele conflictcyclus. Volgens Nederland kan de MPCC met name een belangrijke rol spelen, door relevante spelers op het strategische niveau nauwer samen te laten werken aan gezamenlijke analyses die vervolgens als basis voor (snellere) gezamenlijke besluitvorming kunnen dienen. Er is voorts opnieuw benadrukt dat duplicatie van NAVO structuren, in de vorm van een groot militair en operationeel hoofdkwartier, door Nederland onwenselijk wordt geacht. De Nederlandse ideeën ten aanzien van de doorontwikkeling van de MPCC gerelateerd aan de geïntegreerde benadering werden door diverse landen onderschreven. In navolging van Nederland benadrukten verschillende lidstaten voorts de behoefte aan een gedegen analyse.

In aanloop naar de Raad in november zal nader overleg tussen de HV en de verschillende lidstaten over dit onderwerp plaatsvinden.

EUNAVFOR MED Operatie Sophia

In het licht van de actualiteit werd er tevens gesproken over de EU-operatie EUNAVFOR MED Sophia. Alle aanwezige lidstaten onderstreepten het belang van voortzetting van de operatie. De HV concludeerde dat de Europese Raad hierover verder zal spreken in de context van de migratiediscussie.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Naar boven