Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2016
Tijdens het AO over de EU Defensieraad op 14 april jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 141) heb ik toegezegd het juridische advies ten aanzien van de samenwerking tussen het
EDA en Oekraïne met uw Kamer te delen. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.
Juridisch advies inzake de relatie tussen het EU associatieakkoord met Oekraïne en
de administratieve overeenkomst tussen het EDA en Oekraïne
De Europese Unie en Oekraïne hebben op 21 maart en 27 juni 2014 in twee delen het
associatieakkoord ondertekend inzake politieke en economische samenwerking. Bij het
raadgevend referendum heeft een meerderheid van de kiezers zich uitgesproken tegen
de wet tot goedkeuring van het associatieakkoord (Kamerstuk 34 270, nr. 9). In het associatieakkoord zijn ook afspraken opgenomen die al in andere trajecten
zijn vastgelegd. In artikel 10, derde lid, van het associatieakkoord wordt bijvoorbeeld
gesproken over de samenwerking tussen het Europees Defensieagentschap (EDA) en Oekraïne.
Deze samenwerking is vastgelegd in de op 7 december 2015 gesloten administratieve
overeenkomst tussen het EDA en Oekraïne. De in artikel 10, derde lid, van het associatieakkoord
genoemde samenwerking tussen het EDA en Oekraïne vormt derhalve een aanvulling op
de al bestaande mogelijkheden in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands-
en Veiligheidsbeleid (GBVB).
Het associatieakkoord
In het associatieakkoord zijn bepalingen opgenomen over samenwerking op het gebied
van buitenlands- en veiligheidsbeleid, waaronder het GBVB en het Gemeenschappelijke
Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). In artikel 10 van het verdrag spreken partijen
af om de praktische samenwerking op het vlak van conflictpreventie en crisisbeheersing
te intensiveren, in het bijzonder met het oog op Oekraïense deelneming aan door de
EU geleide crisisbeheersingsoperaties en oefeningen in het kader van het GVDB. Ook
worden mogelijkheden onderzocht voor samenwerking op militair-technologisch vlak.
Tot slot wordt afgesproken dat Oekraïne en het EDA in dit kader nauwe contacten onderhouden
over de verbetering van de militaire capaciteit, ook op technologisch vlak.
De administratieve overeenkomst
Het EDA is opgericht bij Gemeenschappelijk Optreden 2004/551/GBVB van de Raad van
de Europese Unie van 12 juli 2004. Op 12 oktober 2015 zijn in aanvulling daarop, en
ter versterking van het EDA, het statuut, de zetel en de voorschriften voor de werking
van het EDA nader vastgesteld in het Besluit (GBVB) 2015/1835 van de Raad van de Europese
Unie. Op grond van artikel 26, eerste lid, van het Besluit kan het EDA administratieve
regelingen treffen met derde landen, organisaties en entiteiten onder meer op het
gebied van veiligheidsaangelegenheden. Elke regeling in dit verband wordt gesloten
door het bestuur na goedkeuring door de Raad, die met eenparigheid van stemmen besluit.
Op 7 december 2015, is na akkoord van de lidstaten, een administratieve overeenkomst
tussen het EDA en Oekraïne getekend door de Minister van Defensie van Oekraïne en
het hoofd van het EDA. Hierover is de Voorzitter van de Tweede Kamer in de brief van
25 januari 2016 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 135) geïnformeerd. Deze overeenkomst biedt een zelfstandige basis om deelneming van Oekraïne
aan EDA projecten mogelijk te maken. In de overeenkomst zijn de algemene beginselen
voor samenwerking opgenomen, zonder reeds op specifieke vormen van samenwerking in
te gaan.
Deelneming aan specifieke projecten kan alleen nadat de lidstaten daar in de EDA Bestuursraad
mee hebben ingestemd met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Op basis van
artikel 9, derde lid, van Besluit (GBVB) 2015/1835, kent het EDA de mogelijkheid om,
in het geval dat een lidstaat om belangrijke, nader genoemde redenen van nationaal
beleid verklaart voornemens te zijn zich te verzetten tegen de vaststelling van een
besluit dat met gekwalificeerde meerderheid van stemmen moet worden aangenomen, niet
tot stemming over te gaan. Het besluit moet dan aan de Raad worden voorgelegd. De
Raad besluit vervolgens met eenparigheid van stemmen.
Als wel wordt ingestemd met deelneming aan een specifiek project kunnen bijdragende
lidstaten, in overleg met Oekraïne, bepaalde voorwaarden en condities stellen. Er
zijn vooralsnog geen concrete samenwerkingsvoorstellen gepresenteerd.
De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert