21 501-28 Defensieraad

Nr. 123 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 maart 2015

Tijdens het algemeen overleg van donderdag 12 februari jl. heb ik uw Kamer toegezegd het verslag van de informele bijeenkomst van ministers van Defensie op 18 en 19 februari in Riga zo snel mogelijk aan te bieden. Hierbij bied ik u het verslag aan.

De onderwerpen die tijdens de vergadering aan bod zijn gekomen zijn de voorbereidingen op de Europese Raad in juni, hybride oorlogsvoering en strategische communicatie, de GVDB-operaties en de inzetmogelijkheden van de EU Battlegroup. De besprekingen werden bijgewoond door de Secretaris-generaal van de Navo, Jens Stoltenberg, en de ondersecretaris-generaal voor vredesmissies van de Verenigde Naties, Hervé Ladsous.

Voorbereidingen Europese Raad juni 2015

In haar introductie ging EU Hoge Vertegenwoordiger (HV) Mogherini in op de veiligheidssituatie ten oosten en ten zuiden van Europa. Zij veroordeelde de ontwikkelingen in Debaltseve (Oekraïne) en riep de separatisten en Rusland op om het Minsk-akkoord te implementeren en de wapens terug te trekken. HV Mogherini noemde ook de situatie in Libië zeer zorgelijk.

Europese Raad juni 2015

Mogherini gaf een uiteenzetting van de voorbereidingen op de Europese Raad van 25 en 26 juni a.s. Allereerst bevestigde zij, na gesprekken met de voorzitter van de Europese Raad, dat veiligheid en Defensie op de agenda zullen staan. De Europese Raad zal terugkijken op de afspraken die zijn gemaakt in december 2013, op basis van een voortgangsrapportage van de HV en de Europese Commissie. De HV kondigde aan dat zij deze rapportage waarschijnlijk in mei aan de lidstaten zal aanbieden. Zoals reeds eerder toegezegd, zal ik u deze rapportage te zijner tijd doen toekomen.

Eurocommissaris Bienkowska en het nieuwe uitvoerend hoofd van het EDA, Jorge Domecq, informeerden de ministers over de geboekte vooruitgang op clusters 2 en 3. Domecq meldde dat de vier grote capaciteitsprogramma’s (Air-to-Air refuelling, Remotely Piloted Aircraft Systems, Governmental Satellite Communication, Cyber Defence) op koers liggen en dankte Nederland voor de leidende rol in het multi-role tanker transport (MRTT) project. Eurocommissaris Bienkowska zei dat de Commissie zich vooral concentreert op het versterken van de Europese industriële en technologische basis. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de positie van het midden- en kleinbedrijf (MKB) op de defensiemarkt. Bienkowska kondigde aan dat de samenstelling van de Group of Personalities, die zich gaat buigen over de Preparatory Action over defensieonderzoek, nagenoeg rond is. Ik kan u met genoegen melden dat de Nederlandse kandidaat, de heer P. de Krom, deel zal uitmaken van deze Group of Personalities.

Tijdens de discussie heb ik gezegd tevreden te zijn met de geboekte vooruitgang op clusters 1 en 2, maar dat onvoldoende vooruitgang is geboekt ten aanzien van cluster 3. Ik heb opnieuw de Commissie gevraagd actie te nemen ten aanzien van de positie van het MKB, zodat in juni concrete resultaten aan de ER kunnen worden gepresenteerd. Bienkowska heeft mij verzekerd dat de adviesgroep die zich gaat buigen over dit onderwerp op korte termijn bij elkaar zal komen.

Veiligheidsstrategie

De meeste aandacht tijdens de Europese Raad in juni moeten uitgaan naar de gevolgen van de sterk veranderde veiligheidscontext voor de EU. HV Mogherini bevestigde dat zij werkt aan een appreciatie (assessment) die zij in juni aan de Europese Raad zal aanbieden. Deze appreciatie zal voorafgaand aan de Europese Raadsvergadering met lidstaten worden besproken onder andere tijdens het Gymnich-overleg op 6 maart a.s. en tijdens de RBZ op 18 mei. De HV beoogt vervolgens een herziening van de Veiligheidsstrategie, die wat haar betreft een breed karakter zal krijgen.

Zoals met uw Kamer besproken op 12 februari jl. heb ik het gekozen tijdsschema voor een nieuwe strategie ter discussie gesteld. Ik heb ervoor gepleit de strategie eerder gereed te hebben omdat de EU het zich in de huidige geopolitieke en veiligheidscontext niet kan permitteren om een of twee jaar uit te trekken voor een nieuwe strategie. HV Mogherini deelde mijn roep om urgentie, maar was van mening dat een inclusief proces ook van groot belang is. Zij vond dat een gezamenlijk besef van de noodzaak voor Europese veiligheid en defensie nog te veel ontbrak en was van mening dat een grondige herziening van de Veiligheidsstrategie uit 2003 dit besef kon vergroten.

Wat de inhoud van de nieuwe strategie betreft deelden de lidstaten de mening van de HV dat er geen onderscheid moet worden gemaakt tussen veiligheidsprioriteiten ten oosten of ten zuiden van Europa. De lidstaten waren het er ook over eens dat interne en externe veiligheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat dit tot uitdrukking moet worden gebracht in een nieuwe strategie. Actuele dreigingen, zoals hybride oorlogsvoering, moeten eveneens hun weg vinden in de nieuwe strategie.

Defensiebestedingen

HV Mogherini vond dat regeringsleiders zich in juni moeten verbinden aan de benodigde defensiebestedingen. Gezien het belang van veiligheid en de toenemende dreigingen zal ook op het hoogste politieke niveau in EU-verband moeten worden geconcludeerd dat de tijd van bezuinigen op Defensie voorbij is. Ik heb haar op dit punt gesteund, zoals vele van mijn collega’s. Een groot aantal lidstaten verwees in dit verband ook naar de afspraken tijdens de Navo-top in Wales in 2014.

Hybride oorlogsvoering en strategische communicatie

Secretaris-generaal Stoltenberg van de Navo verzorgde een inleiding over hybride oorlogsvoering en strategische communicatie. Hij constateerde, evenals vele collega’s, dat hybride oorlogsvoering niet nieuw is. Stoltenberg wees op de afspraken die waren gemaakt tijdens de Top in Wales, in het bijzonder in het kader van het Readiness Action Plan (RAP). Om hybride oorlogsvoering tegen te gaan, moeten samenlevingen worden voorbereid op mogelijke hybride aanvallen, bijvoorbeeld door het versterken van overheidsstructuren. Het vergaren van inlichtingen en het vroegtijdig tegenspreken van onjuiste informatie zijn in deze fase van groot belang, aldus de Stoltenberg. Ook is het belangrijk om «afschrikking» met zowel politieke als militaire middelen ter hand te nemen. Het RAP is hiervan een voorbeeld, maar ook reguliere trainingen en oefeningen kunnen hieronder worden geschaard. In deze fase is strategische communicatie tevens van groot belang. Stoltenberg onderstreepte dat contrapropaganda niet het juiste middel is om hybride oorlogsvoering tegen te gaan. In dit kader onderstreepte hij het belang van een eensluidende boodschap vanuit Europa en de Verenigde Staten. Samenwerking tussen de EU en de Navo was dan ook noodzakelijk.

In mijn interventie heb ik opgemerkt dat Nederland belang hecht aan strategische communicatie, gebaseerd op een gemeenschappelijke boodschap (narrative). Tegelijkertijd heb ik de SG Navo gesteund in zijn constatering dat contrapropaganda niet het juiste antwoord is en dat persvrijheid en vrijheid van meningsuiting belangrijke waarden zijn die steeds weer voor het voetlicht moeten worden gebracht. Evenals een groot aantal van mijn collega’s heb ik het belang van goede samenwerking tussen de EU en de Navo op dit terrein beklemtoond. Ik heb een gezamenlijke sessie van beide organisaties voorgesteld over hoe om te gaan met hybride oorlogsvoering en strategische communicatie.

GVDB-operaties en EU Battlegroups

GVDB-operaties

De voorzitter van het EU Militaire Comité, generaal De Rousiers, informeerde de ministers over de militaire GVDB-operaties. De meeste aandacht ging uit naar de nieuwe GVDB-missie in de Centraal Afrikaanse Republiek, EUMAM CAR. Deze operatie zal bestaan uit 60 militairen die de Centraal Afrikaanse strijdkrachten (FACA) op stafniveau zullen adviseren om zo een veerkrachtigere structuur te creëren. Frankrijk zal ongeveer een derde van de gevraagde militairen leveren, maar deed een dringend beroep op andere lidstaten om ook een bijdrage te leveren. Deze oproep werd door de HV gesteund. In overleg met mijn collega van Buitenlandse Zaken heb ik besloten twee Nederlandse militairen beschikbaar te stellen. De financiële dekking hiervan wordt voorzien binnen het Budget voor Internationale Veiligheid (BIV).

Ondersecretaris-generaal van de VN Ladsous prees de goede samenwerking tussen de EU en de VN in Mali en constateerde dat nu tien procent van de troepen door Europese landen worden geleverd. Hij noemde in het bijzonder Nederland en Zweden en prees de inlichtingencapaciteit van beide landen, een nieuwe dimensie voor VN-operaties. Ladsous riep andere EU-lidstaten op deel te nemen aan VN-operaties. Ik heb deze oproep gesteund.

EU Battlegroups

Zweden verzorgde als lead nation een presentatie over de gereedstaande Nordic EU Battlegroup (EUBG) waar ook Estland, Finland, Ierland, Litouwen, Letland en Noorwegen aan deelnemen. Deze EUBG heeft vorig jaar in de voorbereiding zowel een live oefening (LIVEX) als een politieke oefening (POLEX) uitgevoerd. Zweden presenteerde een fictief scenario van een land dat van buitenaf werd aangevallen door terroristen en presenteerde in dat scenario de mogelijkheden voor de inzet van een EUBG, vooral in de initiële fase van de operatie. Momenteel zijn vijf scenario’s opgenomen in het Battlegroup-concept: 1) separation of parties by forces; 2) stabilisatie, wederopbouw en militair adviesverlening aan derde landen; 3) conflictpreventieoperaties; 4) evacuatie-operaties; en 5) assistentie aan humanitaire operaties.

Deze scenario-oefening werd door de lidstaten als zeer nuttig ervaren. Een aantal van mijn collega’s was van mening dat verbeteringen in de samenstelling van de EUBG kunnen worden aangebracht, bijvoorbeeld door meer standaardisatie of door het gebruik van (Navo)-certificering. Andere collega’s vonden dat ook het ontbreken van politieke wil de reden is waarom de EUBG tot op heden nog niet is ingezet. Deze scenario-oefening vergrootte de kennis over en het inzicht in de mogelijkheden voor de inzet van een EUBG. Ik heb opnieuw gepleit voor regelmatige oefeningen op ministerieel niveau. Daarnaast heb ik mijn tevredenheid geuit over het opnemen van de POLEX in het aangepaste rapid response concept. Mijn Ierse collega pleitte ervoor om ook naar de nationale besluitvormingsprocedures en de betrokkenheid van de nationale parlementen te kijken. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is dit een van mijn prioriteiten tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven