Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 21501-20 nr. 1418 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 21501-20 nr. 1418 |
Vastgesteld 21 maart 2019
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 15 maart 2019 over de geannoteerde agenda Europese Raad van 21 en 22 maart 2019 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1417) en het verslag van de Europese Raad op 13 en 14 december 2018 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1412).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 maart 2019 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 20 maart 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Veldman
De adjunct-griffier van de commissie, Buisman
Algemeen
De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda en danken het kabinet voor de toezending. De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 21 en 22 maart. Zij hebben enkele vragen over de Brexit, Europees klimaatbeleid en de relatie met China.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 21 en 22 maart. Er staan veel belangrijke onderwerpen op de agenda. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 21 en 22 maart. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 21 en 22 maart. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de 50PLUS-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Europese Raad van 21 en 22 maart 2019 en het verslag van de Europese Raad van 13 en 14 december 2018. Over beide documenten hebben de leden enkele vragen en opmerkingen.
Brexit
Het gaat erom de veiligheid en welvaart die we samen in Nederland en in de EU hebben opgebouwd, te behouden en te versterken, zo stellen de leden van de VVD-fractie. Het is daarom te betreuren dat het Verenigd Koninkrijk de EU gaat verlaten. Extra problematisch is dat het Britse parlement nog steeds niet precies weet wat het in meerderheid wil. Verschillende politieke groepen willen allemaal hun eigen Brexit. Chaos alom. Men is in het Britse parlement bezig de welvaart op het spel aan het zetten.
Brexit is het belangrijkste onderwerp op de agenda, zo menen de leden van de VVD-fractie. Over tien dagen is het zover. De chaos duurt onverminderd voort. De vraag op de top zal zijn: wat gaat er in het Britse parlement gebeuren en gaan de Britten uitstel vragen? En, zo ja: hoe lang en onder welke voorwaarden wordt er dan eventueel uitstel verleend? De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een reactie van het kabinet op deze vragen.
De leden van de fractie van de VVD zijn benieuwd wat een eventuele verlenging betekent voor de EP-verkiezingen. Moet het Verenigd Koninkrijk deelnemen bij uitstel? Beschikt het kabinet over een juridische analyse daarvan? Kan de Tweede Kamer deze analyse ontvangen?
Daarnaast is het de vraag of een eventuele tweede verlenging mogelijk is. Kan het kabinet daar uitsluitsel over geven? Kan het kabinet het krachtenveld schetsen in de EU over eventuele verlenging? Hoe ziet het kabinet het voorstel van Europese Raadsvoorzitter Tusk voor een lange verlenging? Als de Britse premier en de EU27 een verlenging overeenkomen, is deze dan juridisch bindend?
1.
Antwoord van het kabinet
Op 12 maart 2019 stemde het Britse Lagerhuis tegen goedkeuring van het terugtrekkingsakkoord en de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen. Het kabinet betreurt deze uitkomst, in het bijzonder gezien de aanvullende betekenisvolle en juridische toezeggingen van de EU27. Een kabinetsappreciatie van deze stemming is uw Kamer toegegaan op 13 maart 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 327).
Op 13 maart 2019 stemde het Britse Lagerhuis tegen een vertrek van het VK uit de EU op 30 maart 2019 zonder terugtrekkingsakkoord.
Op 14 maart 2019 stemde het Britse Lagerhuis voor een motie van de regering van premier May over verlenging van de artikel 50 VEU termijn. De regering van premier May zal, om uitvoering aan deze motie te geven, met de EU een verlenging van de artikel 50 VEU termijn proberen overeen te komen. De motie onderscheidt twee mogelijke scenario’s voor verlenging: indien het Britse Lagerhuis uiterlijk 20 maart 2019 alsnog instemt met het terugtrekkingsakkoord zal de regering van premier May vragen om een korte, technische verlenging tot uiterlijk 30 juni 2019. Indien het Britse Lagerhuis uiterlijk 20 maart 2019 nog niet heeft ingestemd met het terugtrekkingsakkoord, houdt de motie rekening met een langere verlenging en constateert de motie dat de Europese Raad hoogstwaarschijnlijk een helder doel voor verlenging van de artikel 50 VEU termijn zal eisen. Tevens stelt de motie dat een verlenging tot na 30 juni 2019 betekent dat het VK in mei 2019 verkiezingen voor het Europees Parlement zal moeten organiseren.
Uit artikel 50 VEU volgt dat de termijn van twee jaar om tot een terugtrekkingsakkoord te komen – en die afloopt op 29 maart 2019 om 24:00u Nederlandse tijd – kan worden verlengd. Artikel 50 VEU spreekt zich niet uit over de (maximaal mogelijke) duur van verlenging van de termijn en sluit een tweede of meerdere opeenvolgende besluiten tot verlenging niet uit.
De analyse van het kabinet is de volgende. Als gevolg van een verlenging van de artikel 50 VEU termijn blijft het VK voor de duur van de verlenging een lidstaat van de EU. Als EU-lidstaat blijft het VK gebonden aan het EU-acquis en moet het VK voldoen aan alle rechten en plichten van het lidmaatschap van de EU. Dit betekent onder meer dat, tot het moment dat het VK zich daadwerkelijk terugtrekt uit de EU, VK-burgers op grond van het Unierecht nog Unieburgers zijn en dat het VK zijn huidige 73 zetels in het Europees Parlement behoudt om te verzekeren dat zijn Unieburgers rechtstreeks worden vertegenwoordigd in het EP. Het betekent ook dat het VK, bij een verlenging tot na de start van de EP-verkiezingen op 23 mei 2019, op grond van het primaire Unierecht EP-verkiezingen zal moeten organiseren en dat VK-burgers die in Nederland wonen alsnog zullen mogen stemmen voor de EP-verkiezingen. Het betekent verder dat de door de Europese Raad op 28 juni 2018 besloten gedeeltelijke herverdeling van de EP-zetels van het VK over een aantal andere lidstaten voor het Europees Parlement 2019–2024 in dit geval wordt uitgesteld tot het moment dat het VK zich daadwerkelijk terugtrekt uit de EU. De eventuele tussentijdse toewijzing van de drie extra Nederlandse EP-zetels vindt in dat geval plaats op grond van de wet van 12 december 2018, houdende regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees Parlement (Stb. 2019, nr. 7).
Het betekent ook dat het VK verplicht is en blijft om bij te dragen aan de EU-begroting op basis van de afspraken in het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK).
Op het moment van schrijven heeft het Britse Lagerhuis nog niet ingestemd met het terugtrekkingsakkoord. Wel heeft de regering van premier May op 20 maart 2019 een verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn bij de EU27 ingediend. Dit verzoek is als bijlage bij dit verslag opgenomen1. De Europese Raad in Artikel 50 samenstelling (ER Artikel 50) zal dit met aandacht bestuderen en er met eenparigheid van stemmen over moeten besluiten, met instemming van het VK. Dit volgt uit artikel 50, derde lid, VEU. Een besluit van de ER Artikel 50 met instemming van het VK tot verlenging van de artikel 50 VEU termijn is een juridisch bindend besluit in de zin van artikel 288 VWEU.
Met de voorzitter van de Europese Raad, de heer Tusk, staat het kabinet welwillend tegenover een verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn. Daarbij verwacht het kabinet vanuit het VK, onafhankelijk van de nu voorgestelde duur van verlenging, een overtuigende onderbouwing met uitzicht op een oplossing. Het kabinet hecht daarbij aan het behoud van de eenheid van de EU27. Daarnaast is van belang dat de duur van de verlenging evenredig is aan het doel van de verlenging en moet het normale functioneren van EU-instellingen gewaarborgd zijn. Daarbij is van belang dat het VK bij een verlenging tot na de start van de EP-verkiezingen op 23 mei 2019, op grond van het primaire Unierecht EP-verkiezingen zal moeten organiseren. Deze positie wordt gedeeld door de overige EU-lidstaten. Tijdens de Raad Algemene Zaken in artikel 50 samenstelling (RAZ Artikel 50) van 19 maart 2019 is door alle EU-lidstaten het belang van eenheid van de EU27 herbevestigd, ook in deze fase van het proces betreffende de terugtrekking van het VK uit de EU.
Zolang er geen overeenstemming is over de verlenging van de artikel 50 VEU termijn zal het VK de EU op 30 maart 2019 verlaten, met of zonder terugtrekkingsakkoord. Het kabinet blijft zich daarom voorbereiden op alle scenario’s, inclusief het no deal scenario. Ook verlenging van de artikel 50 VEU termijn geeft geen zekerheid dat een no deal scenario kan worden voorkomen. Een no deal scenario kan immers alleen voorkomen worden door ratificatie van het terugtrekkingsakkoord of door intrekking van de artikel 50 VEU kennisgeving. In het laatste geval blijft het VK lid van de EU.
De leden van de PVV-fractie hebben enkele vragen inzake de Brexit: Wat is de laatste stand van zaken ten aanzien van de Brexit en met welke scenario’s wordt nu exact rekening gehouden? Met welke uitsteltermijnen wordt rekening gehouden en wat hebben die voor consequenties gelet op de EP-verkiezingen, zo vragen de leden van de PVV-fractie? Welk standpunt neemt het Nederlandse kabinet in ten aanzien van elk van die termijnen?
2.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 1.
Welke gevolgen zijn er voor de reeds aangenomen wetgeving betreffende de zetelverdeling van het Europees Parlement? Is het kabinet bereid om vast te houden aan de inkrimping van het Europees Parlement, ook als de Britten niet direct zouden vertrekken?
3.
Antwoord van het kabinet
Zie het antwoord onder 1.
Kloppen de berichten dat Italië mogelijk een uitstelverzoek zal blokkeren, zo vragen de leden van de PVV-fractie?
4.
Antwoord van het kabinet
Tijdens de RAZ Artikel 50 van 19 maart 2019, is door alle EU-lidstaten het belang van eenheid van de EU27 herbevestigd, ook in deze fase van het proces betreffende de terugtrekking van het VK uit de EU. Op het moment van schrijven heeft het Britse Lagerhuis nog niet ingestemd met het terugtrekkingsakkoord. Wel heeft de regering van premier May een verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn bij de EU27 ingediend. De ER Artikel 50 zal dit voorstel met aandacht bestuderen en hierover met eenparigheid van stemmen moeten besluiten, met instemming van het VK. De EU27 is eensgezind dat een overtuigende onderbouwing met uitzicht op een oplossing noodzakelijk is om in te kunnen stemmen met een verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn. Daarnaast is voor de EU27 van belang dat de duur van de verlenging evenredig is aan het doel van de verlenging en dat het normale functioneren van de EU-instellingen gewaarborgd moet zijn.
Wat beoogt Nederland met uitstel van Brexit: afstel of een vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie? Kan iedere lidstaat voorwaarden stellen aan uitstel en zo ja, welke en wat is de wettelijke basis daarvoor?
5.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet en de EU27 beogen met een eventuele verlenging van de artikel 50 VEU termijn ratificatie van het terugtrekkingsakkoord om een ordelijk vertrek van het VK uit de EU te kunnen realiseren en een no deal scenario te voorkomen. Het kabinet staat om die reden welwillend tegenover het verzoek om verlenging, maar verwacht om diezelfde reden van het VK, onafhankelijk van de voorgestelde duur van een dergelijke verlenging, een overtuigende onderbouwing met uitzicht op een oplossing.
Zoals hierboven aangegeven, zal de ER Artikel 50 met eenparigheid moeten beslissen over een verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn, met instemming van het VK. Dit volgt uit artikel 50, derde lid, VEU. Artikel 50 VEU voorziet niet in het stellen van speciale voorwaarden aan een verlenging. Wel zal de ER Artikel 50 bij een besluit over een verlenging zeker willen stellen dat de EU-instellingen ook bij een verlenging van het VK-lidmaatschap normaal kunnen blijven functioneren.
De leden van de PVV-fractie vragen voorts of het klopt dat de Europese Raad op de Top mogelijk aan premier May het voorstel zal doen Raadsconclusies aan te nemen waarin de uittredingsdatum wordt aangepast, zodat er dus een wijziging van het akkoord is en er mogelijk opnieuw over gestemd kan worden in het Verenigd Koninkrijk? Wat is het standpunt van het Nederlandse kabinet hierover?
6.
Antwoord van het kabinet
Op het moment van schrijven heeft het Britse Lagerhuis nog niet ingestemd met het terugtrekkingsakkoord. Wel heeft de regering van premier May op 20 maart 2019 een verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn bij de EU27 ingediend. De ER Artikel 50 zal dit voorstel met aandacht bestuderen en hierover met eenparigheid van stemmen moeten beslissen, met instemming van het VK. Het kabinet speculeert niet over hoe een eventueel besluit over een eventuele verlenging van de artikel 50 VEU termijn eventueel kan doorwerken in de Britse binnenlandse context. Het kabinet blijft zich, in EU-verband, volop inzetten voor de ratificatie van het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het VK om daarmee een no deal scenario te voorkomen.
Verder vragen de leden van de PVV-fractie hoe het kabinet ervoor gaat zorgen dat Artikel 50 uit het Verdrag geen dode letter wordt maar daadwerkelijk uittreding uit de EU mogelijk maakt? Klopt het dat er geen sprake is van een extra Europese Top volgende week?
7.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet en de EU27 blijven zich volop inzetten voor de ratificatie van het terugtrekkingsakkoord om een ordelijk vertrek van het VK uit de EU te kunnen realiseren. Op grond van de termijn genoemd in Artikel 50 VEU verlaat het VK op 29 maart 2019 de EU met of zonder terugtrekkingsakkoord, tenzij deze termijn zou worden verlengd. Op het moment van schrijven is er geen extra ER Artikel 50 voorzien in de week van 25 maart 2019.
De leden van de CDA-fractie zien een tamelijk chaotische situatie in het Verenigd Koninkrijk ontstaan, waarbij op 28 maart 2019 de Britse regering feitelijk de keuze heeft tussen een chaotische Brexit en het intrekken van de Artikel 50-notificatie. Beide opties zullen tot zeer veel beroering leiden, zo merken deze leden op.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om een algemene schets te geven van de huidige Brexit-situatie.
8.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 1.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of er lidstaten zijn die dreigen met een veto tegen uitstel van de Brexit, tevens willen deze leden weten welke van EU27-regeringen benaderd zijn door Britse parlementariërs met het verzoek tegen de verlening te stemmen?
9.
Antwoord van het kabinet
Zie het antwoord onder 4. Het kabinet heeft geen informatie ontvangen vanuit de EU27 lidstaten over een dergelijke lobby door Britse nationale parlementsleden. Het kabinet heeft kennisgenomen van onbevestigde berichten hierover in de media, maar gaat niet in op dergelijke onbevestigde berichtgeving.
Tevens vragen deze leden het kabinet om aan te geven in hoeverre de uitspraak van Europese Raadsvoorzitter Tusk om één jaar uitstel te bieden aan de Britten standpunt van de Europese Raad is.
10.
Antwoord van het kabinet
Zie het antwoord onder 1. Op 20 maart 2019 heeft de regering van premier May een verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn bij de EU27 ingediend. De ER Artikel 50 heeft zich hierover nog niet uitgesproken. De ER Artikel 50 zal dit verzoek met aandacht bestuderen en hierover met eenparigheid van stemmen moeten beslissen, met instemming van het VK.
De leden van de CDA-fractie willen precies weten hoe het staat met de voorbereidingen van Nederland voor de Brexit en vragen het kabinet daarbij specifiek in te gaan op: als eerste de voortgang van werving van personeel door douane, Marechaussee en NVWA, en tot wanneer de Brexit uitgesteld zou moeten worden zodat deze organisaties hun personeel volledig op orde hebben?
11.
Antwoord van het kabinet
Verlenging van de artikel 50 VEU termijn is niet nodig om vanaf 30 maart 2019 de benodigde controles te kunnen uitvoeren. De Douane, Koninklijke Marechaussee en NVWA zijn voldoende voorbereid om de gevolgen van een no deal scenario vanaf die datum zo goed mogelijk op te vangen, al zullen er wel verstoringen zijn.
De Douane werft in totaal meer dan 900 nieuwe douaniers. Op 29 maart 2019 zullen er ruim 500 douaniers ingestroomd zijn, waarvan ruim 300 daadwerkelijk inzetbaar zullen zijn. De douane zal voor het opvangen van de directe gevolgen van de Brexit strak prioriteren, omdat op 29 maart 2019 nog niet alle benodigde douaniers inzetbaar zijn.
Bij de NVWA is een uitbreiding van 143 fte voorzien, waarvan 100 fte toezichthoudende dierenartsen en 43 fte overig (niet-dierenartsen). Zoals eerder gemeld aan uw Kamer (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1320) worden er van de 100 nieuwe dierenartsen 20 voor de import en 80 voor de export ingezet. Alle 20 nieuwe dierenartsen voor importcontroles zullen vanaf 29 maart inzetbaar zijn. Van de 80 benodigde dierenartsen voor exportcertificering zijn de eerste 22 momenteel in opleiding. Een tweede tranche van 33 (nog niet-Nederlandstalige) dierenartsen start in april 2019 met hun opleiding. Zij zijn vanaf april 2020 volledig inzetbaar, na afronding van hun taaltraining en opleiding. De overige 22 fte aan toezichthoudende dierenartsen moet nog worden geworven en start daarna ook hun opleiding. Ook de werving en opleiding van de overige 43 fte (niet-dierenartsen) is gaande.
Zoals eerder gemeld aan uw Kamer (Kamerstuk 23 987, nr. 302) wordt de capaciteit van de Koninklijke Marechaussee reeds uitgebreid als gevolg van eerder door het kabinet toegekende middelen voor additionele capaciteit. De in verband met Brexit benodigde extra capaciteit wordt na 2019 gefaseerd ingevuld en betreft 22 fte, waarvan 14 fte grenswachters en 8 fte voor de verwerking van passagiersgegevens (Advance Passenger Information – API) van vluchten afkomstig uit het VK. Ter voorbereiding op de Brexit neemt de Koninklijke Marechaussee in samenwerking met de luchtvaart- en maritieme sector tevens operationele en infrastructurele maatregelen met het doel om negatieve effecten voor grenspassanten zoveel mogelijk te beperken. Daarbij gaat het onder andere om flexibele inzet van het personeel, het verbeteren van de doorstroom van passagiers door ze te verdelen over de verschillende grensfilters op de luchthaven, en blijvend gebruik van de automatische grenscontrole poortjes voor Britse burgers op uitreis.
Ten tweede vragen de leden van de CDA-fractie of het keurpunt levende dieren voor 29 maart operationeel is en wanneer dat niet het geval is wat het kabinet gaat doen om daar wel voor te zorgen.
12.
Antwoord van het kabinet
Zoals mijn collega van LNV u mede namens mij meldde in antwoord op de Kamervragen van de leden Geurts, Omtzigt, Lodders, Bisschop en Van Rooijen op 25 februari 2019 (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1690), heeft Nederland op 15 februari 2019 aanvragen ingediend voor nieuwe inspectieposten voor de import van levende dieren en uitbreidingen van erkenningen van bestaande inspectieposten. De aanvragen zijn daarmee tijdig naar de Europese Commissie gestuurd. Wel moeten de aanvragen door de aanvragende bedrijven nog worden voorzien van aanvullende documentatie om deze compleet te maken. Aanvragen die de Europese Commissie op juistheid en volledigheid heeft gecontroleerd worden ter stemming gebracht in een Standing Committee op 26 maart 2019. Het bedrijfsleven verwacht enkele weken nodig te hebben om een inspectiepost voor de import van levende dieren te realiseren. Medewerkers van LNV zijn in gesprek met de aanvragers om te bekijken welke extra ondersteuning LNV bij de oplossing kan bieden. Uw Kamer wordt hierover op de hoogte gehouden.
Ten derde vragen deze leden of er nu een alternatief is voor de 50 medicijnen en medische hulpmiddelen en deze medicijnen en hulpmiddelen voldoen aan de door de EU gestelde voorwaarden voor de ingestelde overgangsperiode?
13.
Antwoord van het kabinet
De Minister voor Medische Zorg en Sport (MZS) heeft uw Kamer op 20 december 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 297) en 6 februari 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 311) geïnformeerd over de in gang gezette maatregelen op het terrein van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica, om de gevolgen van een no deal scenario voor de gezondheidszorg zoveel mogelijk te voorkomen of te verzachten. Laatstelijk ontving uw Kamer op 19 maart 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 331), mede naar aanleiding van de gewijzigde motie van de leden Omtzigt en Van den Berg (Kamerstuk 35 078, nr. 24) over de aanpak van mogelijke gevolgen van een no deal scenario, de meest actuele stand van zaken. In deze brief gaat de Minister nader in op de stand van zaken rondom en maatregelen op het vlak van geneesmiddelen, medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica. Deze brief beschrijft de beschikbare oplossingen wanneer er zich (tijdelijke) tekorten of leveringsproblemen zouden voordoen rondom producten uit het overzicht met kritieke geneesmiddelen in geval van een no deal scenario waar de leden van de CDA-fractie naar verwijzen. Ook wordt in de brief beschreven welke acties er zijn ondernomen op het vlak van medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica en wordt toegelicht welke mogelijkheden tot ontheffing de Minister heeft voor deze producten. Daarnaast wordt stilgestaan bij de goede samenwerking met diverse veldpartijen ter voorbereiding op een no deal scenario. Al deze maatregelen zijn erop gericht om het belang van de patiënt en de continuïteit van zorg zoveel mogelijk te borgen.
Ten slotte aangaande de voorbereidingen Brexit willen deze leden weten of er voldoende veilige parkeergelegenheid voor vrachtauto’s is in de Rotterdamse havens en op de ferrylocaties.
14.
Antwoord van het kabinet
Het beschikbaar maken van tijdelijke opstelplaatsen voor vrachtwagenchauffeurs die niet over de vereiste documenten beschikken, is onderdeel van de maatregelen die in gezamenlijkheid worden afgestemd om eventuele congestie in het no deal scenario tot een minimum te beperken. Momenteel worden deze beveiligde parkeerlocaties gereedgemaakt, zodat er tijdig voldoende veilige parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Specifiek bij de ferrylocaties zal na de terugtrekking van het VK uit de EU mogelijk congestie optreden door langer durende grenscontroles voor vrachtwagens die de oversteek vanuit en naar het VK willen maken en vrachtwagens waarvan de documenten niet op orde zijn. Verschillende partijen (NVWA, Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond, Provincies Noord- en Zuid-Holland, diverse gemeenten zoals Rotterdam, Velsen, Schiedam, Vlaardingen, Havenbedrijf Rotterdam, politie, douane, Koninklijke Marechaussee en Rijkswaterstaat) hebben op dit terrein een verantwoordelijkheid. De maatregelen zijn opgenomen in uitgebreide verkeerscirculatieplannen voor de vijf ferryhavens waar deze problematiek kan spelen: Hoek van Holland, Europoort (2X), Rozenburg, Vlaardingen en IJmuiden.
De leden van de CDA-fractie constateren dat op de bestaande keurpunten geen keuringen in het weekend worden uitgevoerd door de NVWA op veterinaire goederen. Dat betekent dat in het weekend geen import en export kan plaatsvinden van levende dieren (zoals paarden, eendagskuikens en siervissen), van producten van dierlijke oorsprong (zoals vlees, vis, wild, en diervoeder) en van levensmiddelen (zoals groenten, gedroogde vruchten, specerijen, noten en zaden). Uit onderzoek is nu juist gebleken dat in het ferryproces de meeste keuringplichtige goederen in het weekend aankomen. In tegenstelling tot het containervervoer is het niet mogelijk om te wachten met de keuring van deze goederen tot maandagochtend, zo constateren de leden van de CDA-fractie. Vanuit de bedrijfsleven is gevraagd om keuring in de weekenden. Wanneer keuring in het weekend niet plaatsvindt zal dit betekenen dat op maandag schappen in de supermarkt leeg zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen de premier daarom of keuring in het weekend geregeld is en indien dat niet het geval is of het kabinet dit in overleg met de NVWA gaat regelen?
15.
Antwoord van het kabinet
Op alle inspectieposten is de NVWA momenteel structureel op afspraak beschikbaar. Voor goederen die per ferry aankomen, worden op dit moment geen keuringen uitgevoerd, omdat de goederenstroom vervoer binnen de Europese Unie betreft. Na een no deal Brexit wordt dit anders.
De NVWA heeft weekenddiensten ingeregeld voor de noodzakelijke inspecties van goederen die per ferry vanuit het VK aankomen op de inspectieposten die te kennen hebben gegeven in het weekend geopend te zijn en die dan ook een zeker minimum aan partijen verwerken. De NVWA verkent de komende periode in goed overleg met de keurpunthouders hoe de dienstverlening in de weekenden het beste kan worden ingericht. Het is van belang te benadrukken dat de inspectieposten enkel een rol spelen bij het keuren van import. Voor export zullen geen keuringen plaatsvinden bij inspectieposten. Fytosanitaire keuringen en veterinaire keuringen voor export vinden op de bedrijven zelf plaats.
De leden van de D66-fractie hebben er kennis van genomen dat het Britse parlement vorige week tegen de deal van premier May, tegen het no dealscenario en voor uitstel stemde. Vorige week debatteerde de Tweede Kamer met Minister van Buitenlandse Zaken Blok over de Raad Algemene Zaken op 19 maart. De woordvoerder van de D66-fractie pleitte daar voor een open houding van Nederland indien de Britten om uitstel van de Brexit-datum zouden verzoeken. De Minister zei tijdens dit debat: «de Britten vragen niet om uitstel». Inmiddels is het aannemelijk dat premier May tijdens de Europese Top 21 maart de regeringsleiders om uitstel verzoekt. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat dit uitstel gegeven moet worden. Na bijna drie jaar geruzie en debat weten de Britten nog steeds niet wat ze willen. Er is nergens een meerderheid voor. Ondertussen zitten mensen en bedrijven in grote onzekerheid. Daarom is het tijd voor bezinning en uitstel, zodat de Britten een definitieve keuze kunnen maken. De leden van de D66-fractie hopen nog steeds op afstel. Is het kabinet het met deze leden eens dat de Britten nu uitstel gegund moet worden?
16.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 1.
Hoe was het gesprek met de heer Tusk hierover, afgelopen vrijdag in het Torentje?
17.
Antwoord van het kabinet
Op vrijdag 15 maart 2019 heeft de Minister-President de voorzitter van de Europese Raad, de heer Tusk, ontvangen op het Catshuis. De gesprekken gingen onder meer over de aanstaande ER Artikel 50 van donderdag 21 maart 2019. Er is besproken dat de EU27 een verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn van de regering van premier May afwacht. Tevens is besproken dat een eventueel verzoek om verlenging welwillend zal worden bezien, maar dat de EU27 een overtuigende onderbouwing verwacht met uitzicht op een oplossing. Ook is van belang dat de duur van de verlenging evenredig is aan het doel van de verlenging en zal rekening moeten worden gehouden met de implicaties van een verlenging voor de Europese verkiezingen: het normale functioneren van EU-instellingen moet gewaarborgd zijn. Daarbij is van belang dat het VK bij een verlenging tot na de start van de EP-verkiezingen op 23 mei 2019, op grond van het primaire Unierecht EP-verkiezingen zal moeten organiseren. Ook werd in het gesprek benadrukt dat het behoud van de eenheid van de EU27 van cruciaal belang is ook in deze fase van het proces van terugtrekking van het VK uit de EU.
En wat is de positie van andere lidstaten?
18.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoorden op vragen 1 en 4.
Is het kabinet bereid de optie van uitstel zonder al te dwingende voorwaarden nadrukkelijk open te houden? Zo nee waarom niet? Kan hij de voorwaarden waaronder uitstel dan wel mogelijk is uiteenzetten?
19.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 1.
Kan het kabinet reageren op het feit dat voorzitter van het Britse Lagerhuis Bercow een nieuwe «meaningful vote» geweigerd heeft? Wat voor consequenties heeft dit voor de Brexit-datum, volgens het kabinet?
20.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet kan niet speculeren over de eventuele effecten van de stellingname van de Speaker van het Britse Lagerhuis over het wel of niet opnieuw ter stemming brengen van het terugtrekkingsakkoord en het effect daarvan op het indienen van een verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn door de regering van premier May. Op 20 maart 2019 heeft de regering van Premier May een verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn bij de EU27 ingediend. De ER Artikel 50 zal dit voorstel met aandacht bestuderen en hierover met eenparigheid van stemmen moeten beslissen, met instemming van het VK. Zolang er geen overeenstemming is over de verlenging van de artikel 50 VEU termijn, zal het VK de EU op 30 maart 2019 verlaten, met of zonder terugtrekkingsakkoord.
Op welke wijze zet het kabinet zich in voor de rechten van Nederlanders en andere EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk?
21.
Antwoord van het kabinet
De rechten van burgers zijn voor het Nederlands kabinet en de rest van de EU altijd topprioriteit in de Brexit onderhandelingen geweest. Ook in de toekomst zal dat zo blijven. Het kabinet betreurt het dan ook dat de EU-burgers, waaronder Nederlanders, door de politieke meningsverschillen binnen het VK nog geen volstrekte zekerheid hebben over hun verblijfsstatus na Brexit-datum. De beste manier om de rechten van de ongeveer 4,5 miljoen betroffen EU-burgers in het VK en VK-burgers in de EU te beschermen is door ratificatie van het terugtrekkingsakkoord en daar zet het kabinet zich dan ook vol voor in. Hierin zijn namelijk wederkerige, juridisch bindende afspraken met het VK opgenomen met passende waarborgen voor naleving inclusief een rol voor het EU Hof van Justitie.
Is het kabinet bereid zich in te zetten voor het loskoppelen van het burgerrechtengedeelte van het Brexit-uittredingsverdrag wanneer no deal onvermijdelijk blijft? Zo nee, waarom niet?
22.
Antwoord van het kabinet
Het terugtrekkingsakkoord is één alomvattend pakket met als doel een ordelijke terugtrekking van het VK uit de EU. Alle inspanningen van het kabinet zijn erop gericht om een tijdige inwerkingtreding van het gehele terugtrekkingsakkoord te realiseren, omdat dit akkoord de beste garanties biedt voor het behoud van de rechten van burgers in zowel de EU als het VK. Het sluiten van een «mini-deal», wat het loskoppelen van het burgerrechten-gedeelte uit het terugtrekkingsakkoord in feite is, kan de goedkeuringsprocedure van het terugtrekkingsakkoord ondermijnen en is daarom op dit moment niet wenselijk. Ook zou het impliceren dat de onderhandelingen over het alomvattende terugtrekkingsakkoord mislukt zijn. Het terugtrekkingsakkoord is niet zomaar tot stand gekomen: het is de uitkomst van lange en moeizame onderhandelingen om een balans te vinden tussen enerzijds de EU-uitgangspunten en anderzijds de rode lijnen van het VK. Het kabinet wil zich volop blijven concentreren op de ratificatie van het terugtrekkingsakkoord en op die manier een einde maken aan de onzekerheid voor burgers.
Het Verenigd Koninkrijk zal de Europese Unie om uitstel van de Brexit vragen, zo menen de leden van de GroenLinks-fractie. Nu de Voorzitter van het Lagerhuis heeft aangegeven de overeenkomst van Theresa May niet nog een keer in stemming te zullen brengen, zal het Verenigd Koninkrijk hoogstwaarschijnlijk om een langer uitstel vragen. De beoordeling van die aanvraag vereist een unaniem besluit van de lidstaten. De leden van de GroenLinks-fractie vernemen graag hoe het kabinet het krachtenveld inschat?
23.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoorden op vragen 1 en 4.
Het kabinet heeft laten weten alleen te kunnen instemmen met uitstel als er uitzicht is op een oplossing. Wat verstaat het kabinet daaronder? Aan welke voorwaarde moet het voldoen? Welke termijn acht het kabinet wenselijk voor uitstel? Gaat dat over maanden of jaren? De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat een no deal moet worden vermeden en vragen het kabinet zich in te zetten voor een doorbreking van de impasse. Er staat veel op het spel. Ook voor Nederland.
24.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 1.
De SP-leden vragen het kabinet wat er precies voorligt op het gebied van de Brexit? Steunen de EU27 het pleidooi tot uitstel van de Europese Raadsvoorzitter? Kan het kabinet voorts toelichten wat er besproken is tussen de Minister-President en de voorzitter van de Europese Raad op vrijdag 15 maart tijdens de ontmoeting op het Catshuis?
25.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoorden op vragen 1 en 17.
De leden van de PvdA-fractie wijzen op de onzekerheid die nu al ruim twee jaar duurt, welke niet alleen de politici in het Verenigd Koninkrijk en Europa raakt maar vooral de vele burgers, studenten, scholieren en iedereen die nu gebruik maakt van de voordelen van het EU lidmaatschap, het recht van mensen om binnen de Europese Unie te wonen, te studeren en te werken. De leden van de PvdA-fractie menen dat Nederland zich achter de mensen kan scharen die te lijden hebben onder de gevolgen van de Brexit.
Welke inzet is het kabinet bereid te leveren om te voorkomen dat in een geval van een «no deal» het gedeelte van de burgerrechten in het uittredingsverdrag in de prullenbak belandt? Is het kabinet bereid het voortouw te nemen?
26.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 22.
Het respect dat de Minister-President geniet in de Europese Raad en bij de Europese Commissie maakt hem de meest uitgelezen persoon om het initiatief te nemen, en zich in te zetten voor niet alleen alle Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk maar ook voor alle andere Europese burgers die daar leven, werken, wonen en studeren.
De leden van de PvdA-fractie willen dan ook vragen om tijdens de Europese Raad het garanderen van de burgerrechten ter sprake te brengen, hiervoor steun te vragen bij zijn collega’s en vervolgens de Europese Commissie te vragen dit te regelen.
27.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 22.
Nu het Britse Lagerhuis niet heeft ingestemd met de Brexit-deal, het Lagerhuis de Europese Unie niet wil verlaten zonder deal en voornemens is uitstel te vragen van de Brexit, leidt dit tot een nieuwe situatie waarop de overige EU-lidstaten zich moeten beraden, zo constateren de leden van de ChristenUnie-fractie. Nederland zal daarbij in het oog moeten blijven houden wat in deze situatie het meest in het belang van Nederland is en in het belang van de Europese Unie als geheel. Dat leidt bij de leden van de ChristenUnie tot de volgende vragen: Klopt het dat het Verenigd Koninkrijk nog geen formeel een verzoek tot uitstel van de Brexit heeft ingediend?
28.
Antwoord van het kabinet
Op 20 maart 2019 heeft de regering van premier May een verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn bij de EU27 ingediend.
Kan het kabinet de verschillende scenario’s schetsen die nu denkbaar zijn? Wat is er nodig voor het Nederlandse kabinet om een besluit te kunnen steunen over een verzoek van het Verenigd Koninkrijk tot het verlenen van uitstel, zo vragen deze leden? Welke duidelijkheid verwacht het kabinet van het Verenigd Koninkrijk en is het realistisch op dit moment duidelijkheid te verwachten alvorens al dan niet uitstel te verlenen?
29.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 1.
Acht het kabinet het mogelijk dat het niet verlenen van uitstel zal leiden tot het alsnog aannemen van de Brexit-deal door het Lagerhuis?
30.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet kan niet speculeren over interne Britse politieke beraadslagingen.
Steunt het kabinet de suggestie van de Voorzitter van de Europese Raad Donald Tusk om de Britten ruimhartig uitstel te verlenen, tot wel anderhalf jaar?
31.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 1.
Verwacht het kabinet dat er een unaniem besluit genomen zal kunnen worden over het Britse verzoek tot uitstel? Welke landen zullen mogelijk bezwaar maken? Is de inschatting van het kabinet dat de EU-27 op één lijn kunnen blijven?
32.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoorden op vragen 1 en 4.
Zolang de klok nog tikt, tikt de klok nog, zei de Minister-President op 17 oktober 2018 (Handelingen II 2018/19, nr. 14, item 3) tijdens een plenair debat over de Europese top van die week, zo herinneren de leden van de 50PLUS-fractie zich. Hij deed de uitspraak naar aanleiding van de vraag wat nu precies het moment zou zijn waarop duidelijk is dat aan een harde Brexit niet valt te ontkomen. De algemene conclusie was dat dit wenselijk zou zijn voor eind 2018. Nu, tien dagen voor de afgesproken vertrekdatum van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie, klikt de klok nog steeds, zo constateren de leden van de fractie van 50PLUS. En, maar dan figuurlijk gesproken, we weten nog steeds niet hoe laat het is.
De leden van de fractie van 50PLUS vragen het kabinet met klem welke uitgewerkte voorstellen er bij de Europese Raad voorliggen hoe te handelen bij de verschillende situaties die na het debat op 19 maart in het Britse Lagerhuis weer op tafel kunnen liggen? Deze leden zijn van oordeel dat hierover duidelijkheid moet komen.
33.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord onder 30. Er heeft geen algemeen Brexit debat in het Britse Lagerhuis plaatsgevonden op 19 maart. Zie ook de officiële agenda van het Britse Lagerhuis.2
Volgens de leden van de fractie van 50PLUS is Europese Raadsvoorzitter Tusk de afgelopen dagen niet op rondreis geweest om te controleren of het overal even hard waaide. Dus vernemen de leden van de fractie van 50PLUS graag wat er in het overleg met de heer Tusk wel is besproken.
34.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 17.
Zoals het er nu naar uitziet zal premier May in de Europese Raad door de interventie van de speaker van het Lagerhuis in elk geval uitstel moeten vragen van de ingangsdatum voor de Brexit, zo constateren de leden van de fractie van 50PLUS. Is het kabinet van mening dat dit uitstel moet worden verleend en zo ja, is het kabinet dan van mening dat het acceptabel is als dat uitstel ertoe leidt dat in het Verenigd Koninkrijk alsnog verkiezingen worden gehouden voor het Europees Parlement? Welke situatie ontstaat dan als het Verenigd Koninkrijk gedurende de nieuwe zittingsperiode van het Europees Parlement alsnog uittreedt, zo vragen deze leden.
35.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoorden op vragen 1 en 3.
Het meest bedreigende scenario leggen de leden van de fractie van 50PLUS nog een keer nadrukkelijk aan het kabinet voor: Hoe groot acht het kabinet de kans dat er binnen de Europese Raad geen overeenstemming is over het verlenen van enige vorm van uitstel aan de Britten? En wat gebeurt er dan? Neemt dan de EU van de 27 lidstaten de verantwoordelijkheid voor een «no deal»? De leden van de fractie van 50PLUS vinden het belangrijk duidelijkheid te hebben. Niet voor de leden van de 50PLUS-fractie zelf, maar voor de Nederlandse burgers in het Verenigd Koninkrijk en voor alle Nederlandse bedrijven en organisaties die de gevolgen van een onverhoopte harde Brexit gaan ondervinden.
36.
Antwoord van het kabinet
Zoals in het antwoord onder 1 aangegeven, zal de ER Artikel 50 met eenparigheid moeten beslissen over een verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn, met instemming van het VK. Dit volgt uit artikel 50, derde lid, VEU. Zolang er geen overeenstemming is over een dergelijk verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn, zal het VK de EU op 30 maart 2019 verlaten, met of zonder terugtrekkingsakkoord.
Banen, groei en concurrentievermogen
Het lijkt erop dat men zich vanuit de lidstaten wil gaan bemoeien met de mededingingscommissaris, zo menen de leden van de VVD-fractie. De handhavende taak van de Eurocommissaris die gaat over de interne markt vermengen met politieke bemoeienis is wat de VVD-fractie betreft uit den boze. Voor het goed functioneren van de interne markt is het belangrijk dat de Europese Commissie de gemaakte afspraken onpartijdig en onafhankelijk handhaaft. De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een reactie van het kabinet hierop.
37.
Antwoord van het kabinet
Goede Europese mededingingsregels en een onafhankelijke handhaving van deze regels zorgen voor een economie met voldoende concurrentie. Dit resulteert in concurrerende interne markt, met sterke bedrijven en gunstige prijzen voor consumenten. Mededingingsrecht draagt daardoor bij aan de welvaart in de EU. De handhaving van mededingingsregels op EU-niveau dient, zo vindt het kabinet, onafhankelijk van de politiek plaats te vinden om consistent en effectief te zijn. Waar nodig zal het kabinet zijn standpunt herhalen, ook in de Europese Raad als de situatie daar om vraagt.
De leden van de PVV-fractie vragen het kabinet of het voorstander is van het beschikbaar maken van nog eens twee miljard euro voor de Europese Innovatie-Raad zoals de Europese Commissie voorstelde in een gisteren verschenen persbericht vooruitlopend op de Top.
38.
Antwoord van het kabinet
Nederland is voorstander van het bevorderen van disruptieve innovatie, complementair aan het stimuleren van incrementele innovatie3. Europa weet nog onvoldoende excellente kennis in baanbrekende innovaties om te zetten en veelbelovende startups op te schalen, om daarmee nieuwe markten en banen te creëren. In de volgende programmaperiode (2021–2027) zal binnen het Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie voor het stimuleren van deze vorm van innovatie de European Innovation Council (EIC) worden opgezet. Vooruitlopend hierop, is de Europese Commissie in 2017 een pilot gestart om binnen het lopende kaderprogramma (Horizon 2020) ervaring op te doen met het stimuleren van disruptieve innovatie. Het gaat om de EIC-pilot waarin Nederlandse partijen goed meedraaien. In de Europese Raad van juni 2018 is besloten de Commissie uit te nodigen om aan deze pilot een vervolg te geven in de nog resterende programmaperiode (2019–2020). De door de Commissie genoemde middelen zijn bestemd voor de vervolgfase van de pilot en passen binnen het bestaande budget voor Horizon2020. Het kabinet kan een intensiveringsteunen, mits deze past binnen de kaders van het huidige MFK en een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Europese Raad ernaar zal streven om conclusies aan te nemen over het industriebeleid en het Europese concurrentievermogen. Deze leden zijn bezorgd over de bevindingen van een recente publicatie van de Europese Commissie waaruit blijkt dat Europese bedrijven achterlopen op hun Amerikaanse en Chinese concurrenten in innovatieve en high-tech sectoren (bron: https://ec.europa.eu/epsc/sites/epsc/files/epsc_industrial-policy.pdf). Hoe duidt het kabinet deze constatering?
39.
Antwoord van het kabinet
De publicatie van het European Political Strategy Centre bevat een aantal interessante constateringen. Het geeft aan dat Europa veel innovatieve bedrijven heeft, maar ook dat deze vaak in niche sectoren zitten. Dit zijn vaak kleine tot middelgrote bedrijven die op hun deelgebied wel degelijk bij de top zitten. Deze bedrijven vormen de ruggengraat van de Europese economie. Zoals ook de Commissie in haar rapport aantoont zijn traditionele partijen en het mkb gevoelig gebleken voor de disruptie die digitalisering teweeg brengt. Het rapport sterkt het kabinet in zijn inzet voor de interne markt. Eén van de uitdagingen die Europese bedrijven ondervinden is namelijk het feit dat de Europese interne markt, zeker op digitaal gebied, nog niet af is. De schaal van de interne markt zal namelijk helpen om innovatieve bedrijven sneller te laten groeien en ook gemakkelijker toegang geven tot durfkapitaal dat nodig is om uit te groeien.
Het kabinet erkent dat de EU zou moeten verkennen of en zo ja welke maatregelen zouden kunnen worden genomen om oneerlijke concurrentie vanuit andere delen van de wereld aan te pakken, zo constateren de leden van de GroenLinks-fractie. Er zijn de afgelopen maanden verschillende brieven en declaraties van groepen lidstaten verschenen en het is de leden van de GroenLinks-fractie niet duidelijk wat de inzet van het kabinet nu precies is. De gezamenlijke verklaring van de «Friends of Industry», ondertekend in december 2018 door 18 lidstaten, waaronder Nederland, Frankrijk en Duitsland, roept de Commissie op te bezien of er aanpassingen van de mededingingsregels en staatssteunregels nodig zijn. Vervolgens ligt er een Frans-Duits manifest dat hier op voortborduurt, met concrete suggesties. Is het kabinet gevraagd zich aan te sluiten bij dit manifest? Zo ja, wat waren de afwegingen om dat niet te doen? Zo nee, wat vindt het kabinet van het manifest, zo vragen deze leden?
40.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet is niet gevraagd zich aan te sluiten bij het Frans-Duitse manifest. Op dit moment werkt het kabinet aan een nadere uitwerking van de eigen inzet om het Europese concurrentievermogen te versterken, die met de Kamer zal worden gedeeld. Bij deze beschouwing zal het kabinet ook een appreciatie van de Frans-Duitse plannen geven.
Eind februari 2019 heeft Nederland, met 16 andere lidstaten, maar zonder Frankrijk en Duitsland, een brief aan de Voorzitter van de Europese Raad gestuurd, waarin men pleit voor een offensieve industriepolitiek, zo weten de leden van de GroenLinks-fractie. Zou het kabinet dit kunnen toelichten? Wat verstaat het kabinet onder een offensieve industriepolitiek? De brief bevat weinig concrete voorstellen, en de visie op industriepolitiek lijkt minder offensief dan die in de verklaring van de «Friends of Industry» of het Frans-Duits manifest. Deelt het kabinet deze vaststelling? Waarom is de brief ondertekend door slechts 17 lidstaten? Zijn de overige lidstaten ook benaderd om de brief te ondertekenen?
41.
Antwoord van het kabinet
Genoemde brief is op Fins initiatief tot stand gekomen. Voor zover bekend zijn niet alle regeringsleiders benaderd om de brief te ondertekenen. De brief gaat uit van een open economische blik, waarbij de EU uitgaat van haar eigen kracht om het Europese concurrentievermogen te versterken. Onder een offensieve industriepolitiek verstaat het kabinet een beleid dat erop gericht is om het eigen vestigingsklimaat (bijv. de interne markt) te versterken, dat de eigen krachten verzilvert en de transitie naar een duurzame en digitale economie sneller mogelijk maakt. Zie hiervoor ook het BNC-fiche over de Mededeling vernieuwde strategie voor het industriebeleid van de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 2411).
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet hoe er is gereageerd door regeringsleiders op de brief van Rutte over de interne markt. Is er een meerderheid voor de voorstellen? Kan het kabinet het Europees krachtenveld geven als het gaat over de plannen voor de interne markt? Erkent het kabinet dat deze economische zone niet samengaat met soevereiniteit en democratie, zoals hoogleraar internationale economie Dani Rodrik (Harvard universiteit) helder uiteenzet – bijvoorbeeld in de uitzending van Tegenlicht op 17 maart 2019? Is er in de Europese Raad discussie over de uitholling van nationale democratie via de interne markt, zo vragen de leden van de SP-fractie?
42.
Antwoord van het kabinet
De brief van regeringsleiders is overwegend positief ontvangen. De brief sluit goed aan bij de inzet van het kabinet voor de toekomst van de interne markt, zoals weergegeven in de brief van 9 oktober 2018 (Kamerstuk 22 112, nr. 2703). Ook tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van november was hiervoor brede steun (Kamerstuk 21 501-30, nr. 449). Inzet van het kabinet is om deze inzet vast te leggen in de conclusies die het Roemeens voorzitterschap tijdens de Raad van Concurrentievermogen van 27 mei a.s. beoogt vast te stellen.
De basis voor de interne markt in zijn huidige vorm is grotendeels vastgelegd in Europese regelgeving die is vastgesteld via de gewone wetgevingsprocedure, oftewel door de Raad van Ministers en het Europees Parlement gezamenlijk. De interne markt is één van de eerste terreinen waarop het Europees Parlement in het verleden volledige zeggenschap kreeg in de co-decisieprocedure. De betrokkenheid van het Europees Parlement draagt bij aan de democratische legitimiteit van het regelgevende proces. Over besluitvorming in de Raad van Ministers leggen regeringen verantwoording af in nationale parlementen. Wat het kabinet betreft is er om deze reden geen sprake van uitholling van de democratie. In de Europese Raad is hierover geen discussie.
De leden van de PvdA-fractie lezen in de geannoteerde agenda over de inzet op duurzame economische groei, versterking van het concurrentievermogen en het creëren van welvaart en werkgelegenheid, die oproepen tot een nieuwe aanpak die gericht is op meer integraal Europees digitaal beleid en die zorgt voor betere implementatie en handhaving van interne markt regels en de ondernemer en consument centraal stelt. De leden van de PvdA-fractie vragen het kabinet of daar ook de zogeheten digitaks bij hoort, nu in het Europees Parlement een voorstel om techreuzen zoals Facebook meer belasting te laten betalen, is mislukt. Kan het kabinet toelichten wat het standpunt is over een in te voeren digitaks? Is dit wat het kabinet betreft een onderdeel van een nieuwe aanpak die gericht is op meer integraal Europees digitaal beleid? En welke kant kiest Nederland, als het gaat om de digitaks: die van de techreuzen of gaan wij ons scharen achter een Europees initiatief om techgiganten meer belasting te laten betalen?
43.
Antwoord van het kabinet
De digitale belasting is geen onderdeel van een integraal Europees digitaal beleid maar meer een reactie op het veranderde bedrijfsmodel van digitale bedrijven ten opzichte van de traditionele economie. Een voorstel over de digitale belasting kon afgelopen Ecofin Raad van 12 maart (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1587) niet met unanimiteit worden aangenomen en is voorlopig van de baan. Zoals al eerder aan uw Kamer aangegeven, nam Nederland in de onderhandelingen over dit voorstel een constructief-kritische positie in.
Tegelijkertijd wordt in OESO-verband hard gewerkt aan een wereldwijde oplossing; dit had van meet af aan ook de Nederlandse voorkeur. Vorige week is er een publieke (live te volgen) consultatie in de OESO gehouden over digitale belasting. In juni van dit jaar zal de OESO een tussentijds rapport publiceren, waarbij inzichtelijk wordt hoeveel voortgang is geboekt. De G20 heeft de OESO opgedragen om uiterlijk in 2020 met een oplossing te komen. Veel landen, waaronder zoals gesteld ook Nederland, geven de voorkeur aan deze aanpak omdat een mondiaal fenomeen bij voorkeur ook mondiaal aangepakt dient te worden.
Wat de leden van de PvdA-fractie betreft kan die inzet op duurzame economische groei niet losgezien worden van de Sustainable Development Goals (SDG’s) staan. En dat is hard nodig. Want de SDG’s zijn er niet alleen voor ontwikkelingslanden, ook in Europa valt er nog voldoende te verbeteren, als het gaat om de gelijkheid van vrouwen, als het gaat om klimaat en als het gaat om een duurzame handelsagenda. De laatste is bij uitstek een thema waarop we samen moeten optrekken en waarin ons land de ambitie heeft een voortrekkersrol te spelen, maar waar de actualiteit noopt tot meer actie. Kan het kabinet toelichten hoe het hier tegenover staat, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?
44.
Antwoord van het kabinet
De Sustainable Development Goals zijn het uitgangspunt voor het handelsbeleid. In de nota «Investeren in perspectief» geeft het kabinet aan dat het wil werken aan een wereldhandelssysteem dat toekomstbestendig, duurzaam en inclusief is (Kamerstuk 34 952, nr. 1). Dit is in lijn met de committering van het kabinet aan het realiseren van de SDGs door een gecoördineerde aanpak vanuit Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. In de Handelsagenda wordt een aantal acties genoemd waar het kabinet op inzet voor het verduurzamen van het handelssysteem (Kamerstuk 34 952, nr. 30). Naast steun voor behoud en modernisering van het multilaterale handelssysteem gaat het hierbij om resultaatgerichte implementatie van duurzaamheidsafspraken uit EU-handelsakkoorden, het geven van voorlichting aan het bedrijfsleven over EU-handels-akkoorden en het maken van afspraken over gender in toekomstige EU-handelsakkoorden ter ondersteuning van SDG 5. Het kabinet onderstreept verder het belang van actie voor een wereld waarin de goederen die we consumeren op een verantwoorde wijze worden geproduceerd, verhandeld en geconsumeerd (SDG 12), waarin kinderarbeid wordt tegengegaan, arbeiders een leefbaar loon verdienen en geen ontbossing plaatsvindt (Kamerstuk 34 952, nr. 1). Dit gebeurt via een integrale aanpak van verduurzaming van mondiale waardeketens en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGPs). Hoe dit in de praktijk werkt, heeft het kabinet onder andere beschreven in de Kamerbrief over de inzet op de verduurzaming van palmolie (Kamerstuk 30 196, nr. 539).
Tijdens de Europese Raad zullen Raadsconclusies worden aangenomen over «an updated approach for a competitive single market», zo weten de leden van de ChristenUnie. Hierin wordt de Europese Commissie onder meer opgeroepen om een jaarlijks rapport aan te bieden over het functioneren van de interne markt, en een actieplan te presenteren in de Europese Raad van december 2020 gericht op implementatie en handhaving van regels omtrent de interne markt, en samenwerking met de lidstaten. Is het kabinet bereid om op de Europese Raad aandacht te vragen voor de schaduwzijde van de interne markt, dat er sprake is van forse verdringing aan de onderkant van de arbeidsmarkt, zoals het CPB heeft geconstateerd, en dat er uitbuiting plaatsvindt? Mensen uit Oost-Europa werken en wonen hier vaak onder slechte omstandigheden, zo constateren de leden van de ChristenUnie. Ondanks de maatregelen die genomen zijn, in de Detacheringsrichtlijn, zijn er nog veel kostenvoordelen voor werkgevers die met arbeidsmigranten werken. Dit is a fortiori het geval in de transportsector. Is het kabinet bereid deze negatieve kanten van het functioneren van de interne markt ook aan de orde te stellen tijdens de Europese Raad?
45.
Antwoord van het kabinet
Het debat tijdens de Europese Raad richt zich op de verdieping van de interne markt en het concurrentievermogen van Europa. Het kabinet vraagt daarbij ook aandacht voor de bescherming van werknemers. Het kabinet wil een Europa dat bescherming biedt, met oog voor uitwassen zoals sociale dumping en concurrentie op arbeidsomstandigheden. Zoals aangegeven in de Staat van de Unie (Kamerstuk 35 078, nr. 1) wil het kabinet als invloedrijke gesprekspartner richting kunnen blijven geven aan de verdere ontwikkeling van de sociale dimensie van Europa met name op terreinen als arbeidsmobiliteit, arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden en bij bedrijven die opereren in meerdere lidstaten. Zo is bij de lopende onderhandelingen over het eerste mobiliteitspakket verbetering van de arbeidsomstandigheden van werknemers in de transportsector één van de prioriteiten van het kabinet.
Naar verwachting zal de Europese Raad de prioriteiten onderschrijven van de Annual Growth Survey en zullen de lidstaten worden aangemoedigd om deze op te nemen in hun nationale hervormingsprogramma’s en de stabiliteits- en convergentieprogramma’s, zo lezen de leden van de fractie van 50PLUS. Aangezien een verantwoord begrotingsbeleid een van de prioriteiten is, verwachten de leden van de fractie van 50PLUS van het kabinet dat de Minister-President bij een aantal van zijn collega’s – en dan met name die van Italië – dit punt nadrukkelijk onder de aandacht zal brengen. Kan het kabinet dat voornemen bevestigen?
46.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet is een groot voorstander van een consequente handhaving van het Stabiliteits- en Groei Pact om lidstaten te stimuleren verantwoord begrotingsbeleid te voeren. Dit punt heeft het kabinet de afgelopen tijd meermaals uitgebreid aan de orde gesteld bij de Europese Commissie en in de Raad, zowel formeel als informeel. Het kabinet zal het belang van verantwoord begrotingsbeleid, in lijn met het SGP en de Raadsconclusies van de Annual Growth Survey, in de toekomst nadrukkelijk onder de aandacht blijven brengen.
In de conceptconclusies lezen de leden van de fractie van 50PLUS dat de verdieping van de «Single Market» vraagt om een meer holistische aanpak van het concurrentievermogen van de Europese economie. Die zou in de «institutional architecture» van de Europese Commissie terug te zien moeten zijn. Welk beeld heeft het kabinet daarbij, zo vragen deze leden.
47.
Antwoord van het kabinet
Kern van de holistische aanpak is dat beleidsterreinen zoals interne markt, industriebeleid en digitaal niet afzonderlijk van elkaar kunnen worden benaderd. Deze terreinen zijn onderling sterk verbonden en vragen om een integrale benadering waarbij verkokering moet worden doorbroken. Dat uitgangspunt moet voor de nieuwe Commissie gelden. De werkwijze van de huidige Commissie met clusters bestaande uit commissarissen op een bepaald terrein was een eerste stap in de goede richting. Wat het kabinet betreft moet deze werkwijze worden doorgezet.
Op 26 februari jl. hebben 17 regeringsleiders, waaronder de Minister-President, in een brief aan Raadsvoorzitter Tusk vier belangrijke prioriteiten aangegeven voor de toekomstige ontwikkeling van de Europese interne markt. Kan het kabinet aangeven waarom 11 andere regeringsleiders deze brief niet hebben ondertekend en hoe het krachtenveld op het terrein van de ontwikkeling van de interne markt eruit ziet, zo vragen de leden van de 50PLUS-fractie?
48.
Antwoord van het kabinet
Genoemde brief is op Fins initiatief tot stand gekomen. Voor zover bekend zijn niet alle regeringsleiders benaderd om de brief te ondertekenen. Zie ook het antwoord op vraag 42.
Verder hebben de leden van de fractie van 50PLUS nog een vraag naar aanleiding van een opmerking in de geannoteerde agenda. Daar lezen deze leden: «Tegelijkertijd erkent het kabinet dat de EU zich moet voorbereiden op de nieuwe mondiale verhoudingen en zou moeten verkennen of en zo ja welke maatregelen zouden kunnen worden genomen om oneerlijke concurrentie vanuit andere delen van de wereld aan te pakken. Nederland zal daarom aan de Commissie vragen om een lange termijn actieplan uit te brengen met maatregelen die het concurrentievermogen van de EU versterken in een mondiale context.» Tot zover dit citaat. Moeten de leden van de fractie van 50PLUS dit opvatten als een serieuze optie voor extra handelsbelemmeringen? Gaan we de Amerikaanse president Trump achterna?
49.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet hecht grote waarde aan open en eerlijke internationale handel. Internationale handel, toegang tot mondiale waardenketens en wereldwijde concurrentie hebben een positieve invloed op het innovatievermogen van de Unie. Tegelijkertijd ziet het kabinet ook dat we als EU moeten blijven werken aan mondiale afspraken om open en eerlijke handel te bevorderen en oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Het kabinet geeft er de voorkeur aan dit te doen door de modernisering van de Wereldhandelsorganisatie.
Klimaat
De leden van de VVD-fractie hebben eerder al aangegeven dat het ambitieuze 2050-doel past bij de Nederlandse inzet om in Europees verband samen te pleiten voor 55% emissiereductie in 2030. De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van een brede Europese aanpak. We moeten in Nederland niet iets anders doen dan onze buurlanden. Nederland is namelijk geen eiland. Graag een reactie van het kabinet hierop.
50.
Antwoord van het kabinet
Ik deel met de VVD-fractie het belang om in Europees of kopgroep verband samen te werken aan hogere klimaatdoelen. Eind vorig jaar presenteerde de Europese Commissie de mededeling «A Clean Planet for all» (COM(2018)773), een strategische langetermijnvisie van een klimaatneutrale Unie in 2050. Dit document heeft het onderwerp klimaat weer hoog op de politieke agenda gezet, niet alleen bij de milieuministers, maar ook bij de regeringsleiders en de vakraden van alle betrokken sectoren. In de mededeling presenteert de Commissie een zeer ambitieus 2050-doel, dat past bij de Nederlandse inzet om de EU-klimaatambities te verhogen. Ik zie daarom de langetermijnstrategie als een belangrijk bouwblok in het ophogen van het 2030-doel: eerst het 2050-doel op klimaatneutraliteit vaststellen, en vervolgens de discussie starten welk 2030-doel passend is bij een ambitieuze, realistische en kostenefficiënte route daarnaartoe.
In 2020 moet de Europese Unie zowel haar langetermijnstrategie als haar herziene Nationaal Bepaalde Bijdrage (NDC, gericht op 2030) indienen bij de VN. Het is daarom zaak dat direct na overeenstemming over het 2050-doel de nieuwe Commissie, die naar verwachting in november 2019 zal aantreden, aan de slag gaat om aan te geven wat de strategie betekent voor het 2030-doel, de onderliggende wetgeving en andere beleidsinstrumenten. Het kabinet voert hierover nu al gesprekken met de Commissie.
De leden van de PVV-fractie vragen het kabinet hoeveel geld Nederland, via de EU, kwijt is aan de doelstelling van klimaatneutraliteit.
51.
Antwoord van het kabinet
De EU-langetermijnstrategie voor klimaat is nog volop in bespreking. Daarnaast lopen de onderhandelingen over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader. Nederland steunt het voorstel van de Commissie om in de nieuwe begrotingsperiode (2021–2027) minimaal 25% van de uitgaven aan klimaatdoelstellingen (mitigatie en adaptatie) te besteden. Het kabinet zet zich ervoor in dat de overige 75% van de uitgaven in lijn worden gebracht met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Nederland profiteert hier ook van door deelname aan Europese programma’s op o.a. het terrein van innovatie. Zie ook het antwoord op vraag 56 wat betreft klimaatrelevante uitgaven via het externe instrumentarium.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet aan te geven hoe de voortgang is op het klimaatdossier. Dit punt wordt naar achteren geschoven in de tijd omdat er geen overeenstemming bereikt zou zijn over concrete doelen, zo menen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen het kabinet om aan te geven wanneer de Europese Unie dan wel concrete doelen gaat afspreken en verzoeken het kabinet daarbij een tijdpad aan te geven. Deze leden achten dit van belang voor het Nederlandse klimaatakkoord.
Graag vernemen de leden van de CDA-fractie de precieze stand van zaken over de onderhandelingen over concrete klimaatdoelen voor 2030 en 2050? Deze leden willen weten wat daar het krachtenveld is en welke uitkomst wordt verwacht.
52.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 50.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft in zijn brief van 25 februari (Kamerstukken 31 793 en 21 501-08, nr. 186) in reactie op de motie Buma-Pechtold (Kamerstuk 35 000, nr. 15) de stand van zaken weergegeven. Sindsdien heeft hij in de marges van de Milieuraad op 5 maart een strategiesessie georganiseerd met de kopgroep van landen die zowel naar klimaatneutraliteit in 2050 werken, als het 2030-doel willen verhogen. Dit heeft geleid tot nadere samenwerking met Denemarken en Slovenië. Italië heeft zeer vergelijkbare ambities. De kopgroeplanden werken nauw samen om het Europese ambitieniveau op te hogen.
De leden van de CDA-fractie herinneren het kabinet er aan dat het Nederlandse kabinet had beloofd om een miniconferentie over een vliegtaks te organiseren dit voorjaar. Deze leden willen weten of daar al een datum voor is geprikt.
53.
Antwoord van het kabinet
Deze conferentie zal op 20 en 21 juni a.s. plaatsvinden in Den Haag. De conferentie is tevens aangekondigd in de Ecofin en de Milieuraad. De officiële uitnodigingen worden naar verwachting begin april verzonden.
De leden van de D66-fractie vernamen dat er ook over klimaatbeleid gesproken wordt op deze Europese top. Zij benadrukken de positieve uitkomst van afgelopen week toen het Europees Parlement ervoor pleitte om uiterlijk in 2050 de uitstoot van broeikasgassen tot nul terug te brengen. In 2030 zou de reductie 55% moeten zijn. Het Europees Parlement riep de lidstaten op: doe er alles aan om dát doel te halen. De leden van de D66-fractie staan volledig achter deze oproep. Is het kabinet bereid zich vol in te zetten voor deze klimaatambities? De leden van de D66-fractie vinden het positief dat het kabinet in Europa een kopgroep probeert te vormen. Nu heeft de Europese Commissie in december 2018 een plan gepresenteerd met verschillende opties. Compleet klimaatneutraal in 2050 is de meest ambitieuze daarvan. Naast Nederland steunen ook 9 andere West-Europese landen dit doel. Vele Oost-Europese landen zijn echter minder enthousiast, en datzelfde geldt voor Duitsland. De leden van de D66-fractie verwachten actie van het kabinet op dit punt. Hoe voert het kabinet de motie Buma-Pechtold (Kamerstuk 35 000, nr. 15) uit, om in Europa die kopgroep van 55% CO2-reductie te leiden? Welke activiteiten heeft hij sinds het aannemen van de motie daartoe ondernomen? Is er een brede lobby opgezet om landen die dit tegenhouden, de andere kant op te bewegen? Hoe vaak spreekt hij Bondskanselier Merkel hierover? En is het kabinet bereid om tijdens gesprekken met die kopgroep ook over een gezamenlijke CO2-minimumprijs te spreken voor de industrie? Zo ja, wanneer gaat het kabinet dit doen? Zo nee, waarom niet?
54.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoorden op vragen 50 en 52.
De Minister-President heeft bondskanselier Merkel bij haar bezoek in oktober uitgebreid hierover gesproken. In december stond klimaat op Nederlands initiatief op de agenda van de Europese Raad, en zal daar deze week verder over spreken. Het kabinet zet op ieder niveau in op nadere samenwerking met Duitsland. Voor een gedeelde ambitie voor EU-doelen zullen wij ook rekening moeten houden met binnenlandse ontwikkelingen in andere lidstaten.
Nederland zet in Europees verband doorlopend in op verdere versterkingen van het Europese emissiehandelssyteem ETS. Onderdeel hiervan kan zijn te komen tot een gezamenlijke CO2-minimumprijs. Vanuit het oogpunt van effectiviteit van internationaal klimaatbeleid geniet een Europese aanpak de voorkeur. Het kabinet staat echter ook voor het behalen van de CO2-reductiedoelen die het voor Nederland heeft gesteld. Het ETS in de huidige vorm borgt niet dat die doelen worden behaald. Als eerste reactie op de doorrekening van het ontwerp-Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 307) heeft het kabinet mede daarom aangekondigd te zullen komen tot een verstandige en objectieve CO2-heffing bij de industrie, om te zorgen dat bedrijven hun CO2-uitstoot daadwerkelijk terugdringen op een zodanige wijze dat wordt voorkomen dat bedrijven naar het buitenland vertrekken. Het kabinet werkt op dit moment aan de uitwerking van deze heffing. Wanneer de maatregel voldoende concreet is uitgewerkt, zal het kabinet dit meenemen in gesprekken met de kopgroep.
Het is evident dat klimaatverandering een internationale aanpak vereist, zo menen de leden van de GroenLinks-fractie. Deze leden hechten daarom aan een ambitieus Europees klimaatbeleid, zowel intern als extern. Zij zijn daarom benieuwd naar de voortgang van de ambities van het kabinet. In het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) heeft het kabinet toegezegd het voortouw te nemen in de EU om de emissiereductie aan te scherpen naar 55 procent in 2030 (in plaats van 40%). Daar staat niets over in de Mededeling. Wat heeft het kabinet ondernomen om lidstaten hiervan te overtuigen, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie?
55.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoorden op vragen 50 en 52.
Daarnaast heeft kabinet in de Staat van de Unie 2019 (Kamerstuk 35 078, nr. 1) toegezegd om zich in te zetten voor de verhoging van het aandeel klimaatrelevante uitgaven via het externe instrumentarium van 25% naar ten minste 50% in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader 2021–2027. Ook deze ambities zijn niet terug te vinden in de Mededeling. Wat is de voortgang? Wat is plan B wanneer er geen meerderheid voor te vinden is?
56.
Antwoord van het kabinet
De Commissie verwijst in haar Mededeling naar haar voorstel om MFK-breed vast te leggen dat 25% van de uitgaven klimaatrelevant moet zijn. De discussie over klimaatrelevante uitgaven via het externe instrumentarium wordt vooral gevoerd in het kader van de onderhandelingen over het instrument voor het Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI). De Europese Commissie heeft in de concept-verordening voor dit instrument een percentage van 25% klimaatrelevante uitgaven voorgesteld. Nederland pleit ervoor om dit aandeel te verhogen van 25% naar 50%, waarbij programma’s gescoord zouden moeten worden op basis van de zogenoemde OESO/DAC Rio-markers. Het gaat hierbij overigens niet alleen om de mate waarin programma’s bijdragen aan klimaatmitigatie en klimaatadaptatie, maar ook om hun bijdrage aan biodiversiteit en het tegengaan van vervuiling en verwoestijning. De onderhandelingen over het instrument zijn op dit moment in volle gang. Er valt nog niet te zeggen wat de uitkomst op dit punt zal zijn. Het kabinet ziet een hoog percentage als een belangrijke aanmoediging en meetlat voor de Europese Commissie om het externe beleid verder te verduurzamen, maar een percentage is niet de enige manier om dit te bewerkstelligen. Een percentage vormt immers geen bovengrens: niets staat de Europese Commissie in de weg om meer te doen om de externe programma’s klimaatrelevanter te maken.
Ten slotte zijn de leden van de GroenLinks-fractie erg blij dat het kabinet nu ook de noodzaak voor een CO2-heffing inziet. Is dat nu ook iets waar het kabinet in Brussel voor gaat pleiten?
57.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 54.
Op het gebied van klimaat willen de SP-leden graag weten wat er voorzien wordt voor de Informele Top in Sibiu op 9 mei aanstaande en de formele top die daarop volgt in juni 2019.
58.
Antwoord van het kabinet
De uitkomst van Sibiu is naar verwachting een politieke verklaring. De Europese Raad van juni zal naar verwachting een nieuwe Strategische Agenda vaststellen, die richting geeft aan de nieuwe Commissie en haar werkprogramma. Het belang van het tegengaan van klimaatverandering zal naar verwachting op beide toppen aan de orde komen.
Het is zaak dat de hele Europese Unie inzet op een toekomst waarin ons handelen niet meer bijdraagt aan de verandering van het klimaat, zo menen de leden van de ChristenUnie. De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn daarom blij dat de Europese Commissie ook gekozen heeft voor klimaatneutraliteit in 2050. Zal het kabinet zich binnen de Europese Unie er sterk voor maken dat de hele EU zich een vermindering van 55% van de CO2-uitstoot in 2030 ten doel zal stellen? Om die doelstelling te behalen, heeft Nederland besloten tot een CO2-heffing voor de industrie. Gaat het kabinet op de Europese Top bepleiten dat deze maatregel in alle lidstaten genomen zal worden? Kan – als niet alle EU-landen meedoen – het kabinet met andere landen een koplopergroep vormen?
59.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoorden op vragen 52, 54 en 57.
De leden van de fractie van 50PLUS onderstrepen het belang van een lange termijn EU-klimaatstrategie. Hoe groot acht het kabinet de kans dat de Raad nog dit jaar tot overeenstemming komt over een ambitieuze doelstelling voor 2050? Met welke landen trekt Nederland op als het gaat om het bereiken van een klimaatneutraal scenario in 2050? En welke initiatieven denkt het kabinet – samen met anderen – te nemen om landen die zich terughoudend opstellen, tot andere gedachten te brengen, zo vragen de leden van de fractie van 50PLUS? Vorige week maakte het Nederlandse kabinet een onverwachte draai in het nationale klimaatbeleid. Gaat het kabinet zich nu ook in Europa sterk maken voor het ontzien van de burgers en voor een stevige aanpak van vervuilende bedrijven?
60.
Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 52.
Het kabinet zet zich in Europa in voor het ophogen van het 2030-reductiedoel naar 55% en wil dit vertalen naar aanscherping van het emissiehandelssysteem ETS en niet-ETS regelgeving, wat leidt tot een hogere CO2-prijs voor vervuilers. Het kabinet zal hierbij voor maatregelen in de niet-ETS sectoren altijd oog hebben voor het verdelingsvraagstuk tussen burgers en bedrijven.
EU-China top
De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat er een EU-China top gehouden wordt. Belangrijk is dat wordt ingezet op wederkerigheid en in dat kader, indien mogelijk, wordt opgetrokken met de VS. Kan het kabinet in haar toelichting op de EU-China top ingaan op het 16+1 overleg, de bilaterale betrekkingen met China en of bedrijfseconomische spionage besproken zal worden tijdens de top? Kan het kabinet daarnaast een stand van zaken geven inzake de gesprekken over het einde van het handelsconflict tussen de VS en China en de rol die de EU daarin speelt?
61.
Antwoord van het kabinet
Tijdens de EU-China top zal een veelvoud aan onderwerpen over de gehele breedte van de EU-Chinarelatie worden besproken. Het kabinet staat een strategisch EU-beleid ten aanzien van China voor. De EU dient samenwerking te zoeken met China als dit de Europese belangen dient, waarbij moeilijke onderwerpen – waaronder bedrijfseconomische spionage – niet uit de weg worden gegaan, en waarbij de EU pal blijft staan voor haar waarden en standaarden.
Het 16+1 overleg vindt plaats daags na de EU-China top op 9 april. Het 16+1 format is een initiatief waarbij China met zestien Centraal- en Oost-Europese landen samenwerkt op het gebied van onder meer infrastructuur en technologie. Het kabinet is met andere lidstaten en de EU van mening dat dit initiatief nuttig is zolang het complementair is aan EU-beleid, voldoet aan EU-regelgeving en zolang transparant is wat in 16+1-verband wordt afgesproken. Alle EU-lidstaten – waaronder de elf lidstaten die deelnemen aan het initiatief – zijn gebonden aan EU-regelgeving, en zijn gebaat bij een EU die eensgezind is in haar optreden richting China.
Sinds de afgelopen G20 zijn er meerdere gesprekken op hoog niveau geweest tussen China en de VS. Dit heeft nog niet tot een akkoord geleid. Wel heeft de VS besloten om de eerder aangekondigde verhoging van tarieven op 200 miljard US dollar aan Chinese goederen wederom uit te stellen. Nederland en de rest van de EU volgen deze onderhandelingen met grote interesse. Het is in ieders belang dat de VS en China tot WTO-conforme afspraken komen om verdere escalatie te voorkomen. De EU staat zowel met China als de VS in nauw contact. Ook wordt samen met de VS en Japan gewerkt aan versterking van regels over bijvoorbeeld industriële subsidies binnen de Wereldhandelsorganisatie.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet aan te geven wat er wordt gedaan om de toenemende invloed van China in Europa te beteugelen. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft aangegeven dat China invloed heeft op het stemgedrag van enkele lidstaten in de Raad, zo menen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen het kabinet hoe voorkomen kan worden dat deze invloed van China op het beleid in Europa wordt beteugeld. Kan het kabinet aangeven om het stemgedrag van welke lidstaten in de Raad het gaat?
62.
Antwoord van het kabinet
Het staat EU-lidstaten vrij bilaterale contacten met China te onderhouden, dat doet Nederland ook. Dat ontslaat lidstaten uiteraard niet van de rechten en verplichtingen die EU-lidmaatschap met zich meebrengt. Indien het vermoeden bestaat dat lidstaten vanwege afhankelijkheid van China geneigd zijn besluitvorming in EU-verband te blokkeren omdat zij de banden met China niet op het spel willen zetten is het aan andere lidstaten, waaronder Nederland, om deze lidstaten daarop aan te spreken. Dit doet het kabinet in de overtuiging dat een sterk en eensgezind EU-beleid richting China in het belang is van alle lidstaten. Ook zal het kabinet nog meer energie steken in de samenwerking met lidstaten met wie Nederland wel op één lijn zit. Het is niet aan het kabinet om mededelingen te doen over de opstelling van individuele lidstaten in de Raad.
Deze leden vragen het kabinet voorts om in Europa te pleiten voor wederkerigheid richting China. De leden van de CDA-fractie willen benadrukken dat samen optrekken in Europa van belang is en verzoeken dit pleidooi voor Europese samenwerking richting China te benadrukken in de Raad. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet voorts of er nu Europees beleid over bijvoorbeeld Huawei is of wordt gemaakt.
63.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet benadrukt in EU-verband regelmatig het belang van een eensgezind optreden richting China, juist om de EU-inzet strategischer en de relatie wederkeriger te maken. Dat geluid zal het kabinet bij de Europese Raad opnieuw laten horen. In dat licht verwelkomt het kabinet ook de Gezamenlijke Mededeling van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van 12 maart jl. Daarin wordt o.a. reeds aangekondigd dat de Europese Commissie na de Europese Raad met aanbevelingen zal komen over een gezamenlijke Europese aanpak van de veiligheid van 5G-netwerken. Het kabinet steunt een gecoördineerde aanpak, conform de motie van het lid Van den Bergh c.s. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 747) en zal deze steun ook uitspreken tijdens de Europese Raad. Daarnaast maakt het kabinet een eigenstandige afweging voor de nationale veiligheid, en beziet het de risico’s op een zorgvuldige «case by case» basis.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat er op 9 april een EU-Chinatop in Brussel plaatsvindt en dat hierover ook gesproken wordt tijdens de Europese Top van 21 en 22 maart. De Europese Commissie heeft samen met de Hoge Vertegenwoordiger op 12 maart de Gezamenlijke Mededeling «EU-China: een strategische visie» gepresenteerd. De leden van de D66-fractie vinden dit een positieve ontwikkeling. Chinese staatsbedrijven doen al jarenlang strategische investeringen in de Europese Unie. Zonder gezamenlijke EU-strategie kan China makkelijk EU-landen tegen elkaar uitspelen. Maar aan de andere kant liggen er ook kansen in China voor Europese bedrijven. Ook om die te kunnen verzilveren is een gezamenlijke Europese strategie belangrijk. De leden van de D66-fractie dringen er daarom al langer op aan om China serieus te nemen. Zij wachten nog steeds op de China-strategie van dit kabinet. Deze leden geven het kabinet graag alvast een aantal punten mee voor de aankomende Top. Kan het kabinet toezeggen dat het zal blijven aandringen op het voortzetten en intensiveren van een Europese mensenrechtendialoog met China? Mensenrechten moeten onderdeel zijn van de China-strategie, zo menen deze leden.
64a.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet is met de D66-fractie van mening dat mensenrechten een integraal onderdeel moeten uitmaken van de dialoog met China, zowel bilateraal als in EU-verband en in andere multilaterale fora. Het kabinet heeft reeds in de Raad Buitenlandse Zaken kenbaar gemaakt dat een nieuwe ronde van de EU-China Mensenrechtendialoog bij voorkeur nog voor de EU-Chinatop van 9 april plaatsvindt, waarbij onder meer de situatie van de Oeigoeren in Xinjiang zou moeten worden besproken. Nederland zet tevens in op aandacht voor mensenrechten tijdens de EU-Chinatop zelf.
Daarnaast zijn zij ook van mening dat er één Europese strategie moet komen over het aanleggen van het 5G-netwerk in Europa en of en hoe dit door Chinese bedrijven kan worden gedaan. De Europese Unie moet hier, in plaats van versnipperd, een gezamenlijke aanpak hanteren en voorkomen dat enkele lidstaten een eigen koers varen. Zet het kabinet zich hiervoor in? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
64b.
Antwoord van het kabinet
Zie het antwoord op vraag 63.
Kan het kabinet het standpunt per actiepunt uit de Mededeling uiteenzetten?
64c.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet vindt dat de EU een strategisch beleid ten aanzien van China moet voeren, waarbij de EU ambitie toont en niet naïef is. In dat licht verwelkomt het kabinet de Mededeling, die daarin de juiste balans treft. Het kabinet staat positief ten opzichte van de subsidiariteit van de Mededeling. Gelet op de grote belangen van de EU bij een effectieve samenwerking met China is een uniforme Europese aanpak noodzakelijk, aanvullend op de inzet van individuele lidstaten. De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is eveneens positief. De voorgestelde inzet is volgens Nederland noodzakelijk en evenredig om de gezamenlijke doelen te bereiken.
Het kabinet onderschrijft nagenoeg alle actiepunten in de mededeling. Ten aanzien van actiepunt 6 staat het kabinet constructief-kritisch. Zie voor een verdere toelichting het antwoord op vraag 65.
Actiepunt 1 betreft de versterking van de samenwerking tussen de EU en China ten aanzien van de op regels gebaseerde internationale orde, waaronder het aanspreken van China op mensenrechten.
In Actiepunt 2 wordt China opgeroepen al vóór 2030 te beginnen met het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, in lijn met het akkoord van Parijs. Het kabinet onderschrijft die doelstelling. Tevens pleit het kabinet ervoor dat alle landen, inclusief China, dat geen al te ambitieus NDC heeft, hun NDC in 2020 ophogen. Daartoe zal het kabinet ook in EU-verband blijven oproepen.
Actiepunt 3 betreft samenwerking tussen de EU en China op het terrein van het bevorderen van de internationale vrede en veiligheid. Dit is geheel in lijn met, en complementair aan de Nederlandse inzet.
Actiepunt 4 ziet toe op samenwerking met China in derde landen, m.n. in het kader van de EU Strategy on Connecting Europe and Asia. Het kabinet ziet potentie in samenwerking met China in derde landen, vooral in het kader van het vergroten van de connectiviteit tussen de EU en Azië, mits derde landen daarvan profiteren, en alle partijen zich aan internationale standaarden committeren.
Actiepunten 5, 7 en 8 hebben tot doel de economische relatie tussen de EU en China beter in balans te brengen en de concurrentiekracht van de Unie te versterken. Zo blijft de EU hervorming van de WTO nastreven en kondigt de Commissie aan nog in 2019 nadere guidance en analyse op het vlak van openbare aanbestedingen en staatssteun te willen verstrekken. Ook deze actiepunten onderschrijft het kabinet.
Actiepunt 9 betreft een gezamenlijke Europese aanpak van de veiligheid van 5G-netwerken, waarover de Europese Commissie na de Europese Raad aanbevelingen zal doen. Zoals gezegd steunt het kabinet een gecoördineerde aanpak, conform de motie van het lid Van den Bergh c.s. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 747), en zal het deze steun ook uitspreken tijdens de Europese Raad – zie ook het antwoord op vraag 63.
Actiepunt 10, tot slot, verwijst naar de implementation of the Regulation on screening of foreign direct investment. Nederland werkt aan een spoedige implementatie van de EU-verordening omtrent investeringsscreening. In lijn met de verordening staat voor Nederland daarbij voorop dat het al dan niet screenen van FDI bij uitstek een afweging van de lidstaten is en dient te blijven.
De leden van de GroenLinks-fractie pleiten voor een reset van de relatie met China. Het is tijd dat de zakelijke kortzichtigheid en naïviteit plaatsmaken voor een duurzaam en strategische engagement. Dat besef lijkt ook langzaam te groeien bij het kabinet en de Europese Commissie. Het is goed dat de Europese Commissie een voorstel heeft gedaan dat poogt de opmars van Chinese bedrijven af te remmen via regels voor staatssteun en aanbestedingen en gezamenlijk wil optrekken om de veiligheid van kritieke infrastructuur te garanderen. Kan het kabinet toelichten waarom het kabinet een «kritische kanttekening plaatst bij het actiepunt over reciprociteit bij overheidsopdrachten omdat dit niet geheel in lijn is met de Nederlandse inzet»? Wat is de Nederlandse inzet op dit punt?
65.
Antwoord van het kabinet
Een instrument voor overheidsaanbestedingen moet niet onnodig de Europese overheidsaanbestedingsmarkt afschermen. Wel kan een dergelijk instrument bijdragen aan de bredere Europese doelstelling om een mondiaal gelijk speelveld te bereiken voor Europese, en dus ook Nederlandse bedrijven. Het kabinet vindt dat het voorstel aangepast zou moeten worden, zodat het niet onnodig beperkend is. Punten van zorg zijn o.a. de hogere administratieve lasten voor aanbestedende diensten, omdat zij zouden moeten nagaan of derde landen betrokken zijn waarvoor een prijstoeslag geldt en het garanderen van de beste prijs/kwaliteit verhouding op de Europese markt.
Tegelijkertijd is er volgens de leden van de GroenLinks-fractie nog steeds weinig oog voor de politieke realiteit. Het streven naar een gezamenlijke positie ten opzichte van China is wenselijk, zelfs noodzakelijk. Maar hoe kunnen we dat waarmaken als diverse lidstaten ondertussen bilaterale afspraken maken met China (al dan niet als gevolg van Europees beleid)? Welke bilaterale afspraken heeft Nederland met China en kunnen deze een gezamenlijke EU-positie ondermijnen? Hoe ziet het kabinet het Memorandum of Understanding (MoU) dat Italië mogelijk zal tekenen over het Chinese Belt and Road-initiatief?
66a.
Antwoord van het kabinet
Het staat EU-lidstaten vrij bilaterale relaties te onderhouden met derde landen, en ook om met deze landen – al dan niet juridisch bindende – afspraken te maken, zolang deze vallen binnen de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten, de niet-uitgeoefende gedeelde bevoegdheden van de lidstaten en de Unie, of wanneer de Unie enkel ondersteunende of parallelle bevoegdheden heeft. Ook de Nederlandse overheid maakt afspraken met China wanneer dit het Nederlandse belang dient, en wanneer deze complementair zijn aan EU-beleid – bijvoorbeeld over versterking van economische samenwerking in derde markten, of op het gebied van douanesamenwerking. Het MoU dat Italië mogelijk zal tekenen met China over het Belt and Road Initiative betreft naar verwachting een soortgelijke afspraak. Er zullen uw Kamer nog uitgebreide antwoorden toegaan op schriftelijke vragen hierover van de leden Amhaouch, Van den Berg en Van Helvert (CDA) van 8 maart jl.
Wat gaat het kabinet in Brussel bepleiten ter voorbereiding op de EU-China dialoog? Wie zal er namens Nederland deelnemen aan de EU-China top van 9 april?
66b.
Antwoord van het kabinet
Tijdens de EU-Chinatop zal de Unie vertegenwoordigd worden door voorzitter van de Europese Raad Tusk, Commissievoorzitter Juncker en Hoge Vertegenwoordiger Mogherini. Lidstaten zijn niet aanwezig. Het kabinet zal tijdens de Europese Raad vooral het belang van eensgezindheid onder lidstaten bepleiten zodat Tusk en Juncker de top in kunnen gaan met krachtige boodschappen waaruit blijkt dat de EU China tegemoet wil treden als een ambitieuze partner die niet naïef is. Het kabinet meent dat de EU de samenwerking moet zoeken met China als dit de Europese belangen dient, bijvoorbeeld op het gebied van handel en klimaat. Daarbij dienen moeilijke onderwerpen, zoals markttoegang, economische veiligheid en mensenrechten niet uit de weg te worden gegaan, en dient de EU pal voor haar waarden (o.a. internationale rechtsorde) en standaarden (o.a. op het gebied van connectiviteit) te blijven staan.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet in te gaan op de ambiguïteit van de houding ten opzichte van China als het gaat om enerzijds macht ten opzichte van China op te bouwen, maar anderzijds aan te sturen op de verkoop van havens – bijvoorbeeld in Griekenland – die vervolgens in Chinese handen vallen. Kopen zij op deze manier niet hun plek aan tafel om zodoende strategische besluiten te beïnvloeden? Kan het kabinet hierop ingaan, zo vragen de leden van de SP-fractie?
67.
Antwoord van het kabinet
Er bestaat wat het kabinet betreft geen ambiguïteit over het feit dat economische samenwerking met China lidstaten niet van de rechten en verplichtingen ontslaat die EU-lidmaatschap met zich meebrengt. Indien het vermoeden bestaat dat lidstaten vanwege afhankelijkheid van China geneigd zijn besluitvorming in EU-verband te blokkeren omdat ze de banden met China niet op het spel willen zetten, is het aan andere lidstaten, waaronder Nederland, om landen daarop aan te spreken. Dit doet het kabinet in de overtuiging dat een sterk en eensgezind EU-beleid richting China in het belang is van alle lidstaten. Die overtuiging wordt kracht bijgezet door de Gezamenlijke Mededeling van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van 12 maart jl. De Mededeling bevat o.a. een specifiek actiepunt om verstorende effecten van staatsfinanciering tegen te gaan. Daarnaast zal op 19 april een Verordening in werking treden waarmee een Europees raamwerk en samenwerkingsmechanisme wordt gecreëerd voor de toetsing door individuele lidstaten van buitenlandse investeringen aan nationale veiligheidsbelangen of de openbare orde. Het sturen van investeringen door de staat kan meegewogen worden bij de beoordeling van investeringen.
De leden van de PvdA-fractie hebben er kennis van genomen dat ook de EU – China top op de agenda staat. En hoewel een van de actiepunten in de EU-Chinastrategie de versterking van de samenwerking tussen de EU en China is ten aanzien van de op regels gebaseerde internationale orde, waaronder het aanspreken van China op mensenrechten, maken de leden van de PvdA-fractie zich grote zorgen over de ontwikkelingen in China. Mensenrechtenverdedigers hebben het zwaar in China, zo constateren de leden van de PvdA-fractie. Na de laatste EU-China Top werden hervormingen van het rechtssysteem in China niet enkel stopgezet maar zelfs teruggedraaid. In heel China worden advocaten, journalisten, mensenrechtenverdedigers en zogenaamde critici nog altijd onderworpen aan willekeurige detentie, opsluiting en gedwongen verdwijningen. Hoe gaat het kabinet de collega’s in de Europese Raad ervan overtuigen dat het belangrijk is om de vervolging van deze groepen van individuen aan te kaarten tijdens gesprekken met China? Is het kabinet bereid in het bijzonder te pleiten voor de vrijlating van: Gui Minhai, Huang Qi, Wang Quanzhang, Guligeina Tashimaimaiti, Ilham Tohti, Tashi Wangchuk en Lee Ming-che?
68.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet zal in de Europese Raad het belang benadrukken dat de EU richting China eensgezind en als waardengemeenschap optreedt. Mensenrechten behoren tot het fundament van het Europese waardenstelsel en dienen daarom altijd onderdeel van gesprek te zijn met China. Wat individuele gevallen betreft is het gebruikelijk dat deze tijdens de Europese mensenrechtendialoog met China ter sprake komen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie steunen het kabinet in de opvatting dat de Europese Unie een strategisch beleid ten aanzien van China moet voeren dat ambitie toont en «niet naïef is». Is het kabinet van mening dat Nederland daarin tot nu toe tekort is geschoten ten aanzien van China? Wat gaat er nu veranderen? Wat gaat die «meer strategische benadering» in de praktijk betekenen, zo vragen deze leden? Op welke gebieden is er volgens het kabinet concreet sprake van oneerlijke concurrentie en hoe wil het kabinet dat in EU-verband beantwoorden? Is het kabinet het met de ChristenUnie eens dat te lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden eigenlijk ook een vorm van oneerlijke concurrentie zijn?
69.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet past zijn beleid aan in het licht van veranderende omstandigheden. Dat geldt ook voor de EU. Het is de inzet van het kabinet, ook als uitvloeisel van de door uw Kamer geuite wens, het EU-Chinabeleid regelmatig tegen het licht te houden en indien nodig bij te stellen. De strategische benadering houdt in dat op ieder terrein van de samenwerking een zorgvuldige belangenafweging wordt gemaakt tussen kansen en eventuele risico’s – ook op de lange termijn. Voorbeelden van oneerlijke concurrentie zijn marktverstorende subsidies en staatseigendom, maar ook bijvoorbeeld het gebrek aan markttoegang in China voor Europese bedrijven. Het kabinet verwelkomt de Gezamenlijke Mededeling van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, met concrete actiepunten om deze problemen te adresseren. Daarnaast is het kabinet van mening dat oneerlijke handelspraktijken dienen te worden aangepakt via de WTO.
Wat betreft lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden onderstreept het kabinet het belang van actie voor een wereld waarin de goederen die we consumeren op een verantwoorde wijze worden geproduceerd, verhandeld en geconsumeerd (SDG 12), waarin kinderarbeid wordt tegengegaan, arbeiders een leefbaar loon verdienen en geen ontbossing plaatsvindt (zie Kamerstuk 34 952, nr. 1). Dit gebeurt via een integrale aanpak van verduurzaming van mondiale waardeketens en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.
De ChristenUnie is van mening dat op de Europese Top ook aandacht moet zijn voor mensenrechten. In een land waar naar verluidt een miljoen mensen feitelijk vastgehouden worden in de provincie Xinjiang kan dit onderwerp niet onbesproken blijven. De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen ook niet voor niets al jaren op de onderdrukking van christenen in China. Gaat het kabinet er tijdens de Raad voor pleiten dat mensenrechten ook op de EU-Chinatop zelf aan de orde worden gesteld?
70.
Antwoord van het kabinet
Ja, dit kabinet zet in op aandacht voor mensenrechten tijdens de EU-Chinatop. Daarnaast heeft het kabinet in de Raad Buitenlandse Zaken kenbaar gemaakt dat een nieuwe ronde van de EU-China Mensenrechtendialoog bij voorkeur nog voor de EU-Chinatop van 9 april plaatsvindt, waarbij onder meer de situatie van de Oeigoeren in Xinjiang zou moeten worden besproken.
De leden van de fractie van 50PLUS kijken uit naar de resultaten van de jaarlijkse EU-Chinatop die op 9 april wordt gehouden. In de geannoteerde agenda geeft het kabinet zijn visie op het document «EU-China: een strategische visie», opgesteld door de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid. De leden van de fractie van 50PLUS delen het oordeel dat de in het document genoemde actiepunten een goede basis vormen voor het overleg met China. Het kabinet wil een strategisch beleid ten aanzien van China, waarbij de Europese Unie ambitie toont en niet naïef is. Hoe groot acht het kabinet de kans op een stevig en eensgezind EU-Chinabeleid, gezien de grote Chinese belangen in een aantal lidstaten? En wanneer kan de Kamer de toegezegde Nederlandse China-strategie tegemoet zien?
71.
Antwoord van het kabinet
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken en de Raad Algemene Zaken op 18 en 19 maart jl. benadrukten veel EU-lidstaten net als Nederland het belang van een stevig en eensgezind EU-Chinabeleid. De strategische visie zoals neergelegd in de Mededeling van de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid vormt hiervoor een goede basis.
De kabinetsbrede Chinanotitie zal uw Kamer zoals toegezegd uiterlijk in mei toegaan.
Interne en externe aspecten van desinformatie
De leden van de fractie van de VVD zijn van mening dat onze democratie niet gekaapt mag worden door desinformatie of (buitenlandse) digitale inmenging. Waar het desinformatie betreft moeten we altijd vrijheid van meningsuiting en persvrijheid voorop stellen. Samenwerking in Europa tegen desinformatie en digitale inmenging is goed maar als soeverein land moeten we ook zelf ook kennis en kunde op dit punt opbouwen. We mogen niet afhankelijk worden op dit punt van de EU. Is het kabinet het hiermee eens?
72.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet is het hiermee eens. In Nederland staan de betrokken departementen en diensten doorlopend in nauw contact om informatie en signalen van mogelijke inmengingsactiviteiten te delen en te duiden en daarop zo nodig te acteren.
Het blijft in de EU de verantwoordelijkheid van lidstaten zelf om dreigingen te signaleren. Het snelle waarschuwingssysteem (Rapid Alert System) voor desinformatie kan daarbij aanvullend werken.
Daarnaast loopt er momenteel wetenschappelijk onderzoek naar de invloed van sociale media en internet bij verkiezingen. Zoals eerder gemeld zal uw Kamer rond de zomer geïnformeerd worden over de uitkomsten van dit onderzoek.
Italië
De leden van de CDA-fractie vinden het bizar dat de berekeningen van de Europese Commissie over het Italiaanse begrotingstekort niet openbaar zijn. De Europese Commissie heeft de begroting wel goedgekeurd maar weigert te zeggen hoe ze tot het oordeel komt dat een begrotingstekort van een land met zo’n hoge staatsschuld mag oplopen. Dit raakt de kern van de Europese samenwerking en democratische legitimatie. Hoe kunnen immers burgers en parlementen op dit moment controleren of de Europese Commissie zich wel aan de eigen regels en afspraken houdt, zo vragen de leden van deze fractie.
73.
Antwoord van het kabinet
Doorgaans zijn documenten die de Europese Commissie opstelt in het kader van begrotingstoezicht onder het Stabiliteits- en Groei Pact (SGP) openbaar. In een aantal gevallen volgt dit uit een juridische verplichting en bij sommigen documenten niet. De Commissie heeft de schriftelijke toelichting op haar besluit van 19 december 2018 om voor Italië geen buitensporigtekortprocedure te starten nog niet openbaar gemaakt. Gezien het belang dat het kabinet hecht aan transparantie rondom Europese besluitvorming heeft het hier meerdere keren bij de Europese Commissie op aangedrongen. De Minister van Financiën heeft dit opnieuw gedaan tijdens de meest recente Eurogroep van 11 maart 20194. De Europese Commissie heeft aangegeven zich op dit moment te beraden over het al dan niet openbaar maken van de uitleg. Het kabinet wacht op dit moment de uitkomst hiervan af.
Om de Tweede Kamer zo volledig mogelijk te informeren, en gezien het intensieve overleg met de Kamer over de Italiaanse begroting in het kader van naleving van het Stabiliteits- en Groei Pact (SGP), heeft het kabinet de Kamer op 7 maart 2019 een openbare appreciatie van de toelichting van de Europese Commissie gestuurd en de schriftelijke uitleg van de Europese Commissie ter vertrouwelijke inzage aangeboden5.
Het Nederlandse kabinet zegt overigens dat de Europese Commissie de eigen regels niet gevolgd heeft en de begroting niet had mogen goedkeuren, zo menen de leden van de CDA-fractie. Die opmerking raakt wel de kern van de Europese samenwerking in de bankenunie. Want wat betekent dit voor de bankenunie? Kunnen burgers erop vertrouwen dat harde afspraken in de bankenunie straks wel worden nageleefd? De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet hier een uitgebreid antwoord op te geven.
74.
Antwoord van het kabinet
De regels voor de bankenunie bevatten gemeenschappelijke regels voor toezicht en resolutie, alsmede voor kapitaaleisen en depositogarantiestelsels. Het is aan de toezichthouders om de regels toe te passen zoals deze zijn afgesproken en het is aan de Europese Commissie om te beoordelen of er bij eventuele maatregelen sprake is van staatssteun en zo ja of het geoorloofde steun is. Er is mede naar aanleiding van verschillende recente casussen geen reden om aan te nemen dat dit niet zal gebeuren6.
De schriftelijke antwoorden van het kabinet stellen de leden van de CDA-fractie ook niet gerust. Op de vraag of Nederland straks via ESM-leningen kan opdraaien voor het feit dat in Italië honderdduizenden mensen nu met 63 jaar met vroegpensioen kunnen, kwam het zuinige antwoord: «Dat is nu niet aan de orde», zo lezen de leden van de CDA-fractie. Dat moge zo zijn, merken de leden van de CDA-fractie op, maar het Italiaanse begrotingstekort loopt op, de Europese Centrale Bank kan niet meer opkopen en het Italiaanse bankenstelsel is zwak. Hoe gaat het Nederlandse kabinet er dus voor zorgen dat de Nederlandse belastingbetaler niet (in)direct de Italiaanse vroegpensioenen meefinanciert?
75.
Antwoord van het kabinet
Allereerst merkt het kabinet op dat op dit moment er geen sprake is van een aanvraag voor steun van Italië bij het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). In het algemeen hecht Nederland grote waarde aan een strikte naleving van het SGP om te waarborgen dat overheidsfinanciën in de pas lopen en te voorkomen dat lidstaten in de problemen komen omwille van onhoudbare overheidsfinanciën. Daarnaast heeft Nederland Italië recentelijk opgeroepen om buitensporige macro-economische onevenwichtigheden terug te dringen.
Wat het document betreft: is het Nederlandse kabinet bereid om formeel aan de Europese Commissie te vragen de berekeningen over Italië en Frankrijk openbaar te maken, bijvoorbeeld in het kader van artikel 4(3) van het EU-verdrag over samenwerking tussen de instituties, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Zo nee, hoe moeten burgers dan kennis kunnen nemen van het handelen van de Europese Commissie?
76.
Antwoord van het kabinet
Zoals hierboven aangegeven heeft het kabinet de Europese Commissie al herhaaldelijk verzocht haar schriftelijke toelichting inzake het SGP-besluit van 19 december 2018 openbaar te maken. Het kabinet heeft recent – door middel van contacten op het hoogste ambtelijke niveau – de Europese Commissie opnieuw verzocht dit te doen. De Europese Commissie heeft naar aanleiding van dit verzoek aangegeven zich hierover te beraden.
Het verzoek voorleggen aan de Commissie via een openbare brief, zoals lid Omtzigt tijdens het VAO Eurogroep / Ecofin van 19 maart 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 64) heeft verzocht, voegt naar oordeel van het kabinet niets toe aan het bereiken van de Nederlandse inzet.
De beoordeling van de Commissie over de ontwerpbegroting van Frankrijk is publiekelijk toegankelijk op de website van de Commissie7.
Migratie
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat migratie voor het eerst sinds lange tijd niet op de agenda van de Europese Raad staat. Precies drie jaar na de EU-Turkije-verklaring verslapt de politieke aandacht, terwijl mensensmokkelaars nog vaak vrij spel hebben, gezinnen in erbarmelijke omstandigheden op de Griekse eilanden vastzitten, vluchtelingen in Libische detentiecentra worden gemarteld en een gemeenschappelijk Europees asielbeleid verder weg is dan ooit, zo menen de leden van de GroenLinks-fractie. In hoeverre is het kabinet van plan hier aandacht voor te vragen, al dan niet en marge van de Europese Raad?
77.
Antwoord van het kabinet
Ook al is het thema migratie niet geagendeerd op deze Europese Raad, het kabinet blijft zich onverminderd inzetten om de doelen te bereiken die het uiteen heeft gezet in zijn integrale migratieagenda (Kamerstukken 19 637 en 30 573, nr. 2375). Zo heeft Nederland zich bij de JBZ-Raad van 7-8 maart in samenwerking met enkele andere lidstaten nog vol ingezet voor het bereiken van een onderhandelingsresultaat op onderdelen van het GEAS. Ook blijft Nederland zich onverminderd inzetten om een akkoord te bereiken op de Europese grens- en kustwacht verordening, voordat het EP met verkiezingsreces gaat. Uw Kamer heeft hierover uitgebreid gesproken met Staatssecretaris Harbers tijdens het AO JBZ-Raad van 5 maart jl. Zoals uiteengezet in het verslag van zijn bezoek aan Griekenland (Kamerstuk 32 317, nr. 544), heeft Staatssecretaris Harbers andermaal aandacht gevraagd voor de situatie op de Griekse eilanden, de noodzaak om opvang en procedures te verbeteren en daarbij Nederlandse ondersteuning aangeboden. De situatie van migranten en vluchtelingen in Libië en met name in de detentiecentra heeft de constante aandacht van het kabinet. Zo hebben in het afgelopen jaar de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en recentelijk de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid er een bezoek aan gebracht. Bij verschillende gelegenheden en op verschillende niveaus is de erbarmelijke situatie van migranten in de gesloten instellingen besproken en is toegang door VN-organisaties en NGO’s bepleit. Dit heeft mede geleid tot de sluiting van verschillende centra, de opening van de Gathering and Departure Facility van UNHCR en in enkele centra zijn enige verbeteringen aangebracht. Dit laat onverlet dat er nog veel werk verricht moet worden. Zoals door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is toegezegd tijdens het AO JBZ-Raad van 5 maart jl., wordt uw Kamer op korte termijn apart geïnformeerd over de actuele stand van zaken omtrent de Libische detentiecentra. In het licht van bovenstaande mag duidelijk zijn dat het kabinet niet van plan is om aandacht te vragen voor het thema migratie, maar dat reeds doorlopend doet.
Turkije
De leden van de PvdA-fractie vragen aandacht voor een veelbesproken rapport van de Turkije rapporteur van het Europees Parlement, Kati Piri. Dit rapport is in het Europees Parlement besproken en er is met grote meerderheid gestemd voor het rapport waarin de Raad wordt opgeroepen om de onderhandelingen met Turkije over EU-lidmaatschap formeel op te schorten en een strategie te ontwikkelen om democraten in Turkije bij te staan met voorstellen waaronder rechtstreekse financiering van het Turks maatschappelijk middenveld, journalisten en mensenrechtenverdedigers. Twee dagen later, op 15 maart jl., hield de EU een Associatieraad-vergadering met de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken. Daar klonken veel lovende woorden volgens de leden van de PvdA-fractie. De meest kritische noot kwam van Eurocommissaris Hahn, die zei «on certain issues we agreed to disagree». Is dit hoe de EU om denkt te gaan met de mensenrechtenschendingen in Turkije, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Wat gaat het Nederlandse kabinet doen met de aanbevelingen van het Europees Parlement? Wordt er nagedacht over een EU-strategie over hoe kan worden voorkomen dat Turkije nog verder afglijdt en hoe te voorkomen dat Turkse democraten zich afwenden van de EU, zo vragen deze leden?
78.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over de ontwikkelingen ten aanzien van de rechtsstaat, democratie en mensenrechten in Turkije. Deze zorgen worden in de Raad breed gedeeld en zijn uitdrukkelijk door HV/VP Mogherini en Commissaris Hahn opgebracht tijdens de Associatieraad met Turkije op 15 maart jl. Ook nam de Raad op 26 juni 2018 conclusies aan over Turkije waarin enerzijds het belang van samenwerking met deze belangrijke partner wordt benadrukt, maar ook in niet mis te verstane bewoordingen voornoemde zorgen worden aangekaart: Turkije heeft zich verder verwijderd van de EU, de toetredingsonderhandelingen zijn daarom effectief tot stilstand gekomen en er kunnen geen hoofdstukken worden geopend of gesloten (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1890). Conform de motie-Roemer/Segers (Kamerstukken 32 824 en 29 279, nr. 158) bepleit Nederland met regelmaat de opschorting van pre-accessiesteun (IPA) aan Turkije, maar daarvoor bestaat onvoldoende draagvlak. De pretoetredingssteun voor Turkije is wel flink gekort (zie verslag van de Raad Algemene Zaken van 12 november 2018, Kamerstuk 21 501-02, nr. 1927). Conform de motie-Van Ojik/Van den Hul (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1207) zet het kabinet zich ervoor in dat daarbij de financiering van ngo's voor mensenrechten ten minste op peil blijft. Zo heeft de Commissie voor EUR 12,4 mln aan steun aan het maatschappelijke middenveld in Turkije vrijgemaakt in het budget voor 2018 middels het Civil Society Facility and Media Programme, zonder tussenkomst van de Turkse overheid.
Overig
Tot slot willen de leden van de PvdA-fractie opmerken dat iedereen is geschrokken van wat er in Christchurch, Nieuw Zeeland, is gebeurd. Het is zorgelijk te moeten constateren dat wij ook in Europa geconfronteerd worden met toenemende dreiging van extreemrechts, antisemitisme, islamofobie, homofobie, misogynie en andere vormen van onverdraagzaamheid. Verwacht het kabinet dat deze ontwikkelingen, en/of de gezamenlijke bestrijding daarvan ook en marge van de top besproken zal worden, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?
79.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft met afschuw kennisgenomen van de gebeurtenissen in Christchurch, en zijn medeleven overgebracht aan Nieuw-Zeeland. Het is niet de verwachting deze gebeurtenissen besproken zullen worden bij de komende top. Met enige regelmaat brengt het Grondrechtenagentschap rapporten uit over tendensen bij alle vormen van onverdraagzaamheid. Deze rapporten worden dan geagendeerd in de JBZ-Raad.
Verslag van de Europese Raad van 13 en 14 december 2018: MFK
In het verslag van de Europese Raad van 13 en 14 december 2018 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1412) wordt melding gemaakt van de discussie over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027. De leden van de fractie van 50PLUS weten uiteraard dat onder het Roemeens EU-voorzitterschap daarover verder is en wordt onderhandeld. Maar wat is de reden dat het nu niet op de agenda van de Europese Raad staat? Is de indruk juist dat er daarvoor te weinig vooruitgang wordt geboekt? Deelt het kabinet de vrees van de leden van de fractie van 50PLUS dat de Nederlandse inzet op beperking en modernisering van het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027, vermindering van de uitgaven voor cohesie en landbouw uiteindelijk niet realiseerbaar zal zijn, gezien de geluiden uit andere lidstaten en het Europees Parlement, zo vragen deze leden?
80.
Antwoord van het kabinet
Naar verwachting zal de Europese Raad in juni over de voortgang in de MFK -onderhandelingen spreken. In aanloop daarnaar toe heeft het voorzitterschap thematische besprekingen op ambtelijk en politiek niveau geagendeerd. Zo sprak de Raad Algemene Zaken deze week over klimaat en migratie. Uit deze discussies komt naar voren dat het krachtenveld weliswaar complex is, maar dat de Nederlandse inzet voor besparingen en modernisering van de EU-begroting, waaronder effectieve conditionaliteiten, gedeeld wordt door diverse lidstaten. Daarnaast zijn er lidstaten die andere prioriteiten hebben en zich sterk maken voor bijvoorbeeld behoud van uitgaven voor cohesie en landbouw. De onderhandelingen zijn nog gaande. Het valt nu niet te zeggen wat de uitkomst zal zijn.
Verslag van de Europese Raad van 13 en 14 december 2018: Migratie
Over het thema migratie hebben de leden van de fractie van 50PLUS dezelfde vraag als bij het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027. Staat dit onderwerp niet op de agenda van de Raad omdat er vrijwel geen voortgang te melden is? Hoe staat het met de onderhandelingen met het Europees Parlement over het mandaat van de Europese grens- en kustwacht en met de hervormingen van het Gemeenschappelijke Europees Asielstelsel? Is er al zicht op wanneer het migratiebeleid weer de plek op de agenda van de Europese Raad krijgt die het verdient, zo vragen deze leden?
81.
Antwoord van het kabinet
Zoals ook in antwoord op vraag 77 gesteld, zet het kabinet zich ervoor in om nog tijdens de huidige legislatuur een akkoord over de herziening van de EGKW-verordening te bereiken. Het kabinet sprak vaak met uw Kamer over het GEAS en het moeizame verloop van de onderhandelingen over de herziening van dat pakket, bijvoorbeeld bij het AO JBZ-Raad van 5 maart jl. Het kabinet is niet optimistisch over de kansen dat op (delen van) het pakket voor de EP-verkiezingen nog een akkoord is te bereiken. Dat blijkt ook uit het feit dat de Raad over pas drie van de zeven voorstellen een Raadspositie heeft bereikt. Voor wat betreft de agendering van het thema migratie op de ER kan worden gesteld dat de voorzitter van de Europese Raad de agenda voor de volgende ER nog niet heeft bepaald.
Schriftelijke toelichting Europese Commissie op SGP-besluit Italië december 2018. 7 maart 2019 (Kamerstuk 21 501-03, nr. 127).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-20-1418.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.