21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1652 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 5 september 2016

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 24 augustus 2016 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») van 2 en 3 september 2016 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1651) en over het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 juli (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1648).

De vragen en opmerkingen zijn op 25 augustus 2016 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 31 augustus zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van 2 en 3 september 2016. De leden van de VVD-fractie hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de agenda van de Minister voor de Raad Buitenlandse Zaken volgende week en hebben daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van D66 hebben eveneens nog enkele vragen en opmerkingen.

Turkije

Op woensdag 24 augustus ontving de Kamer antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Ten Broeke over het interview met de Turkse zaakgelastigde in Nederland (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 3324). Het lid Ten Broeke verzocht hierin onder meer om een beoordeling van diverse uitspraken van de Turkse zaakgelastigde. Ook is gevraagd of de Minister bereid is enkele zaken aan de orde te stellen. Helaas zijn deze vragen onbeantwoord gebleven. De leden van de VVD-fractie vernemen graag of de Minister bereid is vragen 3 t/m 7 alsnog, bijvoorbeeld in dit schriftelijk overleg, te beantwoorden.

1. Antwoord van het kabinet:

De Nederlandse regering heeft in niet misverstane woorden helder gemaakt dat ze niet gediend is van uitspraken of verklaringen door de Turkse overheid die intimidatie of export van de situatie in Turkije betreffen. Zoals aangemerkt in de beantwoording waaraan in de vraag wordt gerefereerd, heeft het kabinet van meet af aan de couppoging in krachtige termen veroordeeld, maar ook de grote zorgen besproken met de Turkse autoriteiten over de effecten van de coup en de nasleep ervan in Turkije zelf en in Nederland. Tegelijkertijd onderstreept het kabinet dat vrijheid en verdraagzaamheid fundamentele Europese waarden zijn waaraan niet getornd wordt. Dit wordt door het kabinet ondubbelzinnig overgebracht, zowel bij mijn recente bezoek aan Ankara als ook in andere gesprekken van het kabinet met Turkse counterparts.

Verder zijn de leden van de VVD-fractie bezorgd over de veiligheid op de Incirlik Air Base. Niet alleen oproepen vanuit de Turkse samenleving om nucleaire wapens te nationaliseren, maar ook de in toenemende mate anti-Westerse houding vragen om extra maatregelen om de veiligheid van personeel en materieel van de NAVO te garanderen. Kan de Minister een laatste stand van zaken geven over de situatie aldaar en de laatste ontwikkelingen op, dan wel rondom, de Incirlik Air Base?

2. Antwoord van het kabinet:

Voor wat betreft de kwestie van de nucleaire wapens verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de leden Bontes en Van Klaveren (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 3322) Hierin werd gesteld dat het bekend is dat Amerikaanse kernwapens aanwezig zijn in Europa. Op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken worden geen mededelingen gedaan over locaties en aantallen per locatie van deze kernwapens. De woordvoerder van het Amerikaanse Ministerie van Defensie heeft op 18 juli jl. verklaard dat de Verenigde Staten geen uitspraken doet over nucleaire wapensystemen. Op de kwestie van nucleaire wapens zal hier dus verder niet worden ingegaan.

Verder kan in dit verband worden opgemerkt dat de basis Incirlik wordt gebruikt door individuele leden van de anti-ISIS coalitie, maar dat er als zodanig geen NAVO materieel en personeel op de basis aanwezig zijn. Over specifieke veiligheidsmaatregelen rondom militaire installaties kan het kabinet geen mededelingen doen.

Tot slot ontvangen de leden van de VVD-fractie graag een appreciatie van de recente Turkse inval in Syrië. De Turkse regering meldde de aanval te openen op ISIS, maar de VVD-fractie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de inval vooral bedoeld was om Koerdische strijdgroepen in Noord-Syrië te saboteren, in het bijzonder uit angst voor een groeiend aaneengesloten gebied onder Koerdisch bestuur aan de Turkse grens. Hoe beoordeelt de Minister deze situatie? En zijn er indicaties dat de Turkse regering andere rebellengroepen ondersteunt bij de strijd tegen Koerdische strijdgroepen?

3. Antwoord van het kabinet:

Wat betreft de vraag over steun aan rebellengroepen door de Turkse regering verwijst het kabinet graag naar de beantwoording van de Kamervragen van het lid Ten Broeke van 13 juli en 17 augustus jl., van het lid Voordewind van 18 augustus jl. en van het lid Maij van 19 augustus jl., die uw Kamer langs separate weg tegemoet komen.

Voor de overige vragen zie het antwoord op vraag 7.

De leden van de SP-fractie blijven heel grote zorgen houden over de nasleep van de coup in Turkije. Vele tienduizenden vermeende aanhangers van Gülen zijn opgepakt en/of ontslagen. In de brief schrijft de Minister dat het kabinet de Turkse autoriteiten meermaals en helder aangegeven heeft dat er grenzen zijn aan hoever de Turkse autoriteiten kunnen gaan in de nasleep van de couppoging. Daar voegt de Minister aan toe dat het begrijpelijk is dat Turkije maatregelen neemt tegen coupplegers, maar dat dit nooit reden mag zijn om de beginselen van de rechtsstaat en democratie overboord te gooien. De leden van de SP-fractie delen deze opvatting maar voegen daar aan toe dat nu al klip en klaar is dat de beginselen van de rechtsstaat en democratie in Turkije overboord worden gegooid. Is de Minister dat met deze leden eens? Mensenrechtenorganisaties stellen immers dat het internationaal recht in Turkije op grote schaal wordt geschonden. Deelt de Minister de zorgen hierover?

4. Antwoord van het kabinet:

Zoals eerder gesteld in relatie tot de gebeurtenissen in Turkije (zie o.a. Kamerbrief van 21 juli over de situatie in Turkije) veroordeelt het kabinet de actie van een deel van het leger tegen de democratische instituties van Turkije. Deze aanval op democratische instellingen, inclusief het parlement, vormt een ernstige bedreiging van het Turkse staatsbestel. Ook de EU heeft de poging tot een staatsgreep in Turkije sterk veroordeeld en volledige steun betuigd aan de legitieme instellingen van het land. Nu is het zaak dat de Turkse democratie daadwerkelijk sterker uit deze ontwikkelingen komt. Het kabinet acht het van het grootste belang dat de Turkse autoriteiten diegenen die beschuldigd worden van betrokkenheid bij de coup behandelen binnen de kaders van rechtsstatelijkheid en transparantie. Als het gaat om zorgen om de situatie van gevangenen in Turkije, deel ik deze zoals gemeld in beantwoording van uw vragen op 24 augustus jl. (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 3323). Bij mijn bezoek aan Ankara op 29 augustus heb ik heel helder het signaal afgegeven dat Nederland, evenals de EU, verwacht dat Turkije opereert binnen de kaders van de rechtsstaat. Raad van Europa is essentieel om met Turkije op dit specifieke onderwerp in gesprek te blijven. We hebben als Nederland het initiatief genomen om de toestand van de rechtsstaat in Turkije in het kader van de Raad van Europa te bespreken. Hier heb ik afgelopen week met de secretaris-generaal van de Raad van Europa over gesproken en afspraken gemaakt. Toegang voor monitoring bij rechtszaken en gevangenissen zijn zaken die ik ook zal bepleiten wanneer het Comité van Ministers van de Raad van Europa op 7 september bijeenkomt. Zoals gesteld in het antwoord op vraag 1 heb ik tijdens dit bezoek tevens in niet mis te verstane bewoordingen aangegeven dat Turkse inmenging in binnenlandse aangelegenheden niet acceptabel is. Het naar Nederland exporteren van spanningen en intimidatie, tegen wie dan ook, is onaanvaardbaar. Deze boodschappen zijn en worden consequent uitgedragen.

Wat de mogelijke invoering van de doodstraf in Turkije betreft, stelt de Minister dat de doodstraf onder geen beding te verenigen is met het Turkse toetredingsperspectief tot de Europese Unie. De leden van de SP-fractie delen deze opvatting, maar vragen de Minister ook aan te geven wat nog meer onverenigbaar is met het toetredingsperspectief. Anders gevraagd, verbindt het kabinet dan wel de EU op het gebied van de mogelijke toetreding van Turkije enkel gevolgen aan de invoering van de doodstraf? Zo ja, waarom is hiervoor gekozen?

5. Antwoord van het kabinet:

Voor zover het kabinet kan overzien, ligt er geen formeel wetsvoorstel in Turkije om de doodstraf weer in te voeren. Het kabinet is van mening dat het invoeren van de doodstraf door Turkije niet te verenigen is met de fundamentele voorwaarden voor lidmaatschap van de Raad van Europa, niet met het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens en ook niet met toetreding tot de Europese Unie.

De Minister stelt verder dat indien de huidige zorgelijke ontwikkelingen in Turkije met betrekking tot de rechtsstaat doorzetten het kabinet zich zal inzetten voor het korten van pre-toetredingssteun voor Turkije. De leden van de SP-fractie vragen de Minister hier nader te duiden wanneer grenzen worden bereikt en maatregelen worden genomen.

6. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet houdt de gebeurtenissen in Turkije nauwlettend in de gaten. Mochten deze zorgwekkende ontwikkelingen in Turkije ten aanzien van de rechtsstaat en mensenrechten zich doorzetten, dan zal het kabinet zich inzetten voor het korten van pre-accessiesteun (IPA) voor Turkije. Nederland zal zich inzetten voor een verdere concentratie op onderwerpen die gerelateerd zijn aan de rechtsstaat, mensenrechten en vrije pers.

Met betrekking tot Turkije hebben de SP-leden nog vragen over de recente Turkse militaire handelingen in buurland Syrië. Kan de Minister aangeven welk beeld hij heeft van het Turkse optreden? Wat is het doel van de militaire operatie? Is er een basis voor in het internationaal recht, aangezien Syrië de invasie veroordeelt? Steunt Nederland de Turkse operatie politiek? Moeten de opmerkingen van Duitse zijde geïnterpreteerd worden als politieke steun voor het Turkse optreden, ook daar waar het militaire handelingen tegen Koerdische strijders in Syrië betreft? Deelt Nederland het standpunt van Duitsland? Deelt de Minister de opvatting van de SP-leden dat het Turkse optreden vooral gericht is tegen Koerdische strijders in het noorden van Syrië – strijders die juist zij aan zij met de Amerikanen vechten tegen IS? Is de Minister van opvatting dat Turkse militairen het strijdtoneel in Syrië per direct dienen te verlaten? Zo nee, waarom niet? Hoe beoordeelt de regering de eis van de Amerikanen aan de Syrische Koerden dat zij zich moeten terugtrekken tot de oostelijke oever van de Eufraat? Waar is deze eis op gebaseerd?

7. Antwoord van het kabinet:

Nederland, Turkije, Duitsland en vele andere partners waaronder de Koerden strijden in Irak en Syrië tegen ISIS. Turkije is de afgelopen maanden steeds vaker opgeschrikt door ernstige terroristische aanslagen aan de grens, zoals de zelfmoordaanslag in Gaziantep op 20 augustus jl., waar meer dan vijftig mensen omkwamen. De Turkse militaire operatie Euphrates Shield is een reactie daarop. De operatie heeft volgens de Turkse regering als doel de Turkse grens te beveiligen en het Turkse grondgebied te beschermen, op basis van zelfverdediging. De stad Jarablus is inmiddels van ISIS bevrijd, hetgeen een belangrijk succes is in de strijd tegen ISIS.

De aanwezigheid van veel verschillende gewapende groepen en internationale machten maakt de situatie op de grond in Syrië evenwel bijzonder complex. Het is daarom van groot belang dat Turkije deze militaire operatie in Noord-Syrië in nauwe afstemming met aanwezige partners op de grond uitvoert, om zo de gezamenlijke strijd tegen ISIS zo effectief mogelijk te houden. Ook is het van belang in overeenstemming met het internationaal recht – en daarmee onder andere proportioneel – op te treden om de Syrische bevolking zo goed mogelijk te beschermen. Op dit moment is het essentieel om verdere escalatie te voorkomen. De oproep van de VS aan Koerdische milities om zich terug te trekken tot de oostelijke oever van de Eufraat moet dan ook in dit licht worden gezien. Het kabinet acht het van belang dat de acties van Turkije in Syrië zich beperken tot het bestrijden van ISIS.

Het militaire optreden van Turkije in Syrië zal naar verwachting informeel besproken worden tijdens Gymnich. Nog belangrijker is het om deze situatie met Turkije te bespreken, ook in NAVO-kader. Op verzoek van Nederland is de actie op 26 augustus jl. door Turkije toegelicht in NAVO-verband. Turkije stelde hierbij dat het militaire optreden is ingegeven door de ontwikkelingen in Syrië, die een bedreiging vormen voor Turkije, en was afgestemd met leden van de anti-ISIS coalitie.

De leden van de D66-fractie hebben ernstige zorgen over de recente ontwikkelingen in de strijd tegen IS, in het bijzonder de rol van Turkije daarin. De genoemde leden vragen de Minister in te gaan op de berichten dat Turkije een grondoffensief in Syrië is begonnen. Klopt dit, zo vragen deze leden. Waren alle partners van de anti-ISIS coalitie op voorhand op de hoogte gesteld van deze actie van Turkije? Ook vragen de genoemde leden de Minister nader te duiden tegen wie deze actie is gericht. Strijdt Turkije tegen IS, tegen het regime van Assad of toch vooral tegen de Syrische Koerden, die ook een belangrijke bondgenoot zijn in de strijd tegen IS? De genoemde leden merken daarbij op dat het offensief van Turkije in woord en daad is ondersteund door de Verenigde Staten. Betekent dit dat alle partners van de anti-ISIS coalitie deze actie ondersteunen? Wat is het standpunt van Nederland op dit punt? Ook ontvangen de genoemde leden graag een nadere uiteenzetting op de vraag hoe deze recente actie van Turkije en de VS zich verhoudt tot de steun die Nederland, en andere landen, geven aan de Koerdische strijdkrachten. Is de anti-ISIS coalitie eensgezind over wie vriend en vijand is in dit complexe conflict? Zijn de Syrische Koerden een partner in de strijd tegen IS of niet?

8. Antwoord van het kabinet:

Zie voor een toelichting op de Turkse acties in Syrië de beantwoording van de vragen van de SP. De actie is gecoördineerd met leden van de omvangrijke anti-ISIS coalitie en op verzoek van Nederland is de actie vrijdag jl. (26 augustus) toegelicht in NAVO-verband.

De leden van de D66-fractie willen tevens graag een nadere uiteenzetting van de Minister over de positie van president Assad. Is de Minister nog steeds van mening dat Assad geen onderdeel van de oplossing kan zijn? Op welke wijze heeft de Minister de afgelopen weken gewerkt aan zijn eerdere pleidooi om de druk op Assad op te voeren? (De Volkskrant, 1 augustus 2016, «Hulp aan Aleppo heeft nu de hoogste prioriteit»). Op welke wijze heeft de Nederlandse regering zich er voor ingezet dat daadwerkelijk hulp is geleverd aan de bevolking van Aleppo? Is de Minister bereid te ijveren voor noodhulp door de lucht, dat wil zeggen via voedseldroppings? Op welke wijze wilt de Minister, samen met andere EU-lidstaten, gehoor geven aan de eerdere oproep van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU om hulp toe te laten tot Aleppo? (18 augustus 2016, «Declaration by the High Representative on behalf of the European Union on Syria and the situation in Aleppo»). Welke mogelijkheden zijn er om dit ook daadwerkelijk te doen?

9. Antwoord van het kabinet:

In beginsel is het aan de Syriërs om de modaliteiten van een politieke transitie overeen te komen. De zaak van een transitie en die van chemische wapens bespreek ik vandaag in Parijs met mijn Franse collega Ayrault. Tegelijkertijd is het kabinet van oordeel dat, voor een duurzame oplossing van het conflict, president Assad zal moeten vertrekken. De misdaden die het regime pleegt tegen de eigen bevolking zijn dusdanig ernstig dat op de lange termijn geen vrede en stabiliteit denkbaar is onder dit bewind. Voor nu is het belangrijk dat de onderhandelingen worden hervat, gefaciliteerd door de VN, en dat Syriërs zelf zeggenschap krijgen over de toekomst van hun land.

Nederland heeft intensief diplomatiek contact gehad met o.a. met Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, om de druk op president Assad op te voeren via de wekelijkse werkgroepen van de International Syria Support Group (ISSG) met het doel vredesbesprekingen dichterbij te brengen. In deze werkgroepen spreekt Nederland ook direct met Rusland en Iran, de belangrijkste partners van het regime. Daarnaast heeft Nederland zich actief ingezet voor publieke druk in EU-verband en zich ingespannen voor de totstandkoming van de verklaringen door de Hoge Vertegenwoordiger van de EU op 3 en 18 augustus jl.

In Aleppo was het verkrijgen van humanitaire toegang een groot probleem; toegang die door het Syrische regime gegeven moet worden, op basis van onderhandelingen tussen de Russen en de Amerikanen. Nederland heeft via verschillende kanalen, waaronder de genoemde EU verklaringen, de VN Veiligheidsraad en de ISSG werkgroepen, de druk op het regime verder proberen te vergroten. Nederland heeft tevens de VN opgeroepen de leiding te nemen over de humanitaire hulpverlening om te voorkomen dat Rusland hulp levert – via bijvoorbeeld corridors – die niet voldoet aan de humanitaire principes en standaarden. Omdat Nederland er alles aan wil doen om hulp te leveren in Aleppo en er lange tijd geen doorbraak leek te komen in de onderhandelingen over toegang tot Aleppo is er ook nagedacht over de inzet van voedseldroppings. Uiteindelijk blijkt de daadwerkelijke inzet van dit middel van last resort niet nodig te zijn. De internationale druk en overleg tussen de VN, VS en Rusland heeft geleid tot een wekelijks staakt-het-vuren van 48 uur waarbinnen de VN hulp kan leveren. Door de ongeoormerkte bijdragen die Nederland doet aan verschillende hulporganisaties en pooled funds kan de VN snel inspringen op de 48-uurs staking.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de ontmoeting tussen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BuHa-OS) en haar Turkse collega Nihat Zeybekci. De genoemde leden constateren dat tijdens deze ontmoeting is gesproken over de handelsrelatie tussen Nederland en Turkije en politieke spanningen in Turkije. De genoemde leden willen graag weten of de mensenrechten in Turkije ook expliciet aan bod zijn gekomen. Stond dit onderwerp op de agenda, en zo nee, waarom niet? Heeft de Minister voor BuHa-OS het ongenoegen van de Nederlandse regering kenbaar gemaakt over de acties van de Turkse autoriteiten in nasleep van de couppoging? Zijn deze acties, zoals het oppakken van journalisten en het ontslaan van rechters, veroordeeld? Is tevens expliciet gesproken over mogelijke herinvoering van de doodstraf door Turkije en daarbij kenbaar gemaakt dat dit strijdig is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens? Zo nee, waarom niet?

10. Antwoord van het kabinet:

De Turkse Minister van Economische Zaken, Nihat Zeybekci, had met zijn bezoek primair als doel laten zien dat Turkije op economisch gebied een aantrekkelijke partner is gebleven, ook na de coup. Voor Nederland was dit een geschikte gelegenheid om de ontwikkelingen in Turkije in bredere context te agenderen, dus ook op politiek vlak. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft er bij de Turkse Minister dan ook op aangedrongen in de nasleep van de mislukte couppoging te opereren binnen de kaders van de rechtsstaat en daarbij geldende principes ten aanzien van mensenrechten te respecteren. Minister Ploumen heeft bij de Turkse Minister ook expliciet haar zorgen over de discussie over de herinvoering van de doodstraf besproken, in lijn met het Nederlandse en Europese mensenrechtenbeleid en zoals weergegeven in antwoord 5 op vragen van de SP.

Minsk-proces

Met betrekking tot de Minsk-afspraken betreffende het conflict in het oosten van Oekraïne schrijft de Minister dat deze tot nu toe niet tot nauwelijks zijn geïmplementeerd. Vanwege de soms snel en hoogoplopende spanningen tussen Oekraïne enerzijds en opstandelingen dan wel Rusland anderzijds blijft een politieke oplossing van het allergrootste belang. De leden van de SP-fractie vragen de Minister daarom aan te geven in welke mate de verschillende partijen in het conflict de Minsk-afspraken niet naleven.

11. Antwoord van het kabinet:

Er moet geconstateerd worden dat alle partijen tot nog toe onvoldoende uitvoering geven aan de implementatie van de Minsk-akkoorden, die moeten zorgen voor een oplossing van het conflict in het oosten van Oekraïne met politieke middelen. Zoals uw Kamer eerder is geïnformeerd is er op dit moment geen sprake van implementatie van de afspraken die Rusland, Oekraïne en de separatisten met elkaar hebben gemaakt.

Het zijn echter vooral ook de door Rusland gesteunde illegaal gewapende groepen die geen uitvoering geven aan Minsk; zij blijken verantwoordelijk voor het merendeel van de schendingen van het staakt-het-vuren en het aantal belemmeringen voor de OVSE-missie. De waarnemingsmissie van de OVSE heeft momenteel geen volledige toegang tot de gebieden die door deze groepen worden gecontroleerd. Er bevindt zich daarnaast een aanzienlijke hoeveelheid zware wapens en buitenlandse militairen aan de door de separatisten gecontroleerde kant van de bestandslijn.

Eveneens wordt in herinnering geroepen dat het conflict in het oosten van Oekraïne is ontstaan doordat Rusland de soevereiniteit van Oekraïne met voeten heeft getreden door actieve steun aan de separatisten in het oosten van Oekraïne, nadat het reeds de Krim illegaal had geannexeerd. De volledige uitvoering van de Minsk-akkoorden moet altijd in dit licht worden bezien.

Van Oekraïne mag verwacht worden dat stappen gezet worden richting meer autonomie voor de regio’s in het oosten en vrije en eerlijke verkiezingen in de bezette delen van de Donbas. De stappen die Oekraïne dient te zetten moeten uiteraard in samenhang worden bezien met andere onderdelen van Minsk, waaronder afspraken op het veiligheidsgebied. Hierbij zijn eveneens een aantal stappen nodig van de zijde van separatisten en Rusland voordat eerlijke en vrije verkiezingen kunnen worden gehouden in dat deel van Oekraïne.

Door het voortzetten van het politiek overleg in het Normandië-format (Oekraïne, Rusland, Frankrijk en Duitsland) pogen Frankrijk en Duitsland de druk op het proces te waarborgen. Daarnaast blijft de OVSE een belangrijke en coördinerende rol spelen. In gesprekken met de verschillende betrokken partijen benadrukt het kabinet immer het belang van een volledige implementatie van de Minsk-akkoorden.

De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de voortdurende strijd in het oosten van Oekraïne. Ook vandaag de dag vallen nog doden en gewonden. De implementatie van de Minsk-akkoorden vordert nauwelijks en er is amper zicht op enige vooruitgang. Nederland spant zich vooral in om de EU-eenheid te bewaren. Kan de Minister toelichten welke landen een ander standpunt aanhangen dan Nederland? Ook willen de genoemde leden graag weten op welke wijze concreet wordt gewerkt aan de-escalatie van het conflict.

12. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 14 maart 2016 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1594) is gesproken over de betrekkingen tussen de EU en de Russische Federatie. Daarbij steunden de 28 lidstaten unaniem de door HV Mogherini voorgestelde vijf pijlers als raamwerk voor eensgezind EU-beleid. De eerste pijler is dat de implementatie van de Minsk-akkoorden voorwaarde blijft voor elke substantiële wijziging in de EU-Rusland relatie. Bij deze RBZ was eveneens brede overeenstemming dat druk gepaard moet blijven gaan met dialoog in de EU-Rusland relatie.

Tijdens de Europese Raad van 28-29 juni jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1129) werd geconstateerd dat, hoewel er op sommige vlakken voortgang is, de Minsk-afspraken niet volledig zijn geïmplementeerd en derhalve het verlichten van de restrictieve maatregelen jegens Rusland nu niet aan de orde is. De EU heeft in juni eensgezind besloten tot verlenging van de sancties tot eind januari 2017. Zolang er geen sprake is van vooruitgang bij de implementatie van Minsk is een substantiële wijziging in de EU-Rusland relatie wat het kabinet betreft niet aan de orde. Europese eenheid blijft het belangrijkste drukmiddel op Rusland.

Het Normandië-format en de Trilaterale Contact Groep (Oekraïne, Rusland en de OVSE) zijn de voornaamste fora waarin gewerkt wordt aan de politieke oplossing van het conflict. Onder de Trilaterale Contact Groep zijn verschillende werkgroepen gestart op het gebied van veiligheid, politiek, economisch herstel en humanitaire zaken. Binnen deze werkgroepen worden oplossingen gezocht voor de verschillende afspraken onder de Minsk-akkoorden. Daarnaast draagt de waarnemingsmissie van de OSVE – door het vergroten van de transparantie – in het oosten van Oekraïne bij aan de-escalatie van het conflict.

EU Global Strategy

De leden van de D66-fractie vinden het positief dat nader zal worden gesproken over deze nieuwe veiligheidsstrategie van de EU. De Minister merkt op dat rekening moet worden gehouden met «mogelijke gevolgen van een vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU». De genoemde leden ontvangen graag een nadere duiding op dit punt. Welke mogelijke gevolgen zijn er en hoe wordt daar op geanticipeerd? Wat zijn de consequenties voor bestaande samenwerkingsverbanden, zo vragen deze leden.

13. Antwoord van het kabinet:

Hoewel het kabinet op dit moment niet vooruit kan lopen op de precieze gevolgen van een vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU, kan in algemene zin worden gesteld dat in buitenlandpolitieke context de Unie een permanent lid van de VN-Veiligheidsraad verliest. Deze week sprak ik daarover met Ierland, Duitsland, Frankrijk en met de huidige EU voorzitter. Zonder het Verenigd Koninkrijk zal de Unie minder sterk staan in de gezamenlijke aanpak van mondiale (geopolitieke) vraagstukken met betrekking tot bijvoorbeeld klimaat en energie, migratie, handel en de situatie in het Midden-Oosten.

In de uitwerking van de EU Global Strategy voor het gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid (zie ook Kamerstuk 21 501-20-1140 van 17 juli 2016) zullen de consequenties voor de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk per deelgebied moeten worden bezien. Om de veiligheidsdreigingen in de ring van instabiliteit rond de EU het hoofd te bieden, is samenwerking met onze Europese en trans-Atlantische partners onmisbaar. Het Verenigd Koninkrijk blijft hierbij een belangrijke samenwerkingspartner. Mede met het oog op de concrete uitwerking van deze samenwerking ziet het kabinet graag dat de Raad spoedig opdracht geeft voor de concretisering en uitvoering van de EU Global Strategy. Tevens verwelkomt het kabinet in dit licht een spoedige uitwerking en operationalisering van de gezamenlijke EU-NAVO verklaring die in de marge van de NAVO Top in Warschau is gepubliceerd.

Jemen

Hoewel het niet op de agenda van de aanstaande Raad Buitenlandse Zaken staat, vragen de leden van de SP-fractie toch aandacht voor de erbarmelijke omstandigheden in Jemen, waar Saudi-Arabië alweer anderhalf jaar lang een militaire operatie uitvoert met desastreuze gevolgen. In het verleden heeft Nederland een poging ondernomen om te komen tot onafhankelijk onderzoek naar schendingen van het internationaal recht door alle partijen in het conflict. Dat initiatief werd door invloedrijke westerse landen om zeep geholpen. Vanwege de voortdurende oorlogsmisdaden, vooral van Saudische zijde, vragen de leden van de SP-fractie de Minister of hij mogelijkheden ziet om een nieuwe poging te doen om te komen tot een dergelijk onderzoek, eventueel met andere gelijkgestemde EU-landen. Zo nee, waarom niet? Is de Minister verder bereid EU-landen die Saudi-Arabië steunen bij de oorlog tegen Jemen, bijvoorbeeld door wapenleveranties, hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?

14. Antwoord van het kabinet:

Het rapport van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten over de situatie in Jemen van 25 augustus jl. vermeldt mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair oorlogsrecht door alle partijen in het conflict in Jemen. Mede om deze reden roept de Hoge Commissaris in het rapport op tot een internationaal onderzoek naar de mensenrechtensituatie in Jemen. De afgelopen weken heb ik hierover intensief contact gehad met mijn collega’s uit Oman en Saeodi-Arabië, evenals met de Hoge Commissaris Zeid, die ik op 5 september in Den Haag zal spreken.

Het kabinet zal zich inzetten, in samenwerking met gelijkgezinde landen en al dan niet in EU-verband, om een internationaal onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Jemen te bewerkstelligen. Echter, naar verwachting is hiervoor geen brede steun in de Mensenrechtenraad. Dat laat onverlet dat het kabinet zich hard zal maken voor een versterking van het huidige nationale onderzoek, onder andere door onderzoek conform internationale standaarden en goede samenwerking met OHCHR.

Nederland is binnen EU-Raadskader zeer actief in kwesties aangaande wapenexportbeleid. Sinds het begin van de interventie in Jemen heeft Nederland meermaals de situatie in Jemen vanuit het oogpunt van wapenexportbeleid geagendeerd, bijvoorbeeld binnen de Raadswerkgroep COARM, en zal dat blijven doen.

Naar boven