Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2018
In het Regeerakkoord, het Interbestuurlijk Programma en de Integrale Migratieagenda
is bepaald dat Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen (LVV’s) zullen worden ontwikkeld.1 Daartoe heb ik vandaag een samenwerkingsafspraak met de Vereniging Nederlandse Gemeenten
(VNG) gesloten. In deze brief informeer ik uw Kamer graag over de voorgenomen ontwikkeling
van de LVV’s.
Vreemdelingen zonder recht op verblijf die Nederland niet uit eigen beweging dan wel
gedwongen hebben verlaten, kunnen gemeenten confronteren met problematiek rondom zorg
en veiligheid. De inzet van het Rijk en gemeenten is om voor deze vreemdelingen een
bestendige oplossing te vinden. Onder een bestendige oplossing versta ik vertrek uit
Nederland of, uitsluitend indien de vreemdeling aan de voorwaarden daarvoor voldoet,
het legaliseren van verblijf.
Rijk en gemeenten hebben gekozen voor een gezamenlijk ontwikkeltraject. Hierin zullen
we door middel van 5 pilots, ondersteund door een landelijk programma, drie jaar lang
onderzoeken hoe we deze doelstelling het beste bereiken. Indien succesvol wordt op
basis van deze pilots een inhoudelijk bestuursakkoord gesloten waarna kan worden gewerkt
aan een landelijk dekkend netwerk van 8 LVV’s. Om het aantal bestendige oplossingen
te verhogen wordt in de pilot-LVV’s stap voor stap gekeken welke aanpak in de praktijk
werkt. Daarnaast wordt op landelijk niveau gewerkt aan een aantal thema’s die de samenwerking
binnen en tussen de LVV’s moeten optimaliseren, zoals bijvoorbeeld doelgroep benadering,
coördinatie en gegevensuitwisseling.
In de LVV’s worden vreemdelingen professioneel en intensief begeleid naar een bestendige
oplossing. Na de intake in een LVV leveren de IND en de DT&V een dossier dat een zo
volledig mogelijk beeld schetst van de betrokken vreemdeling. Na het aanleveren van
het dossier start een rusttermijn van 14 dagen. Op basis van het dossier worden, samen
met de lokale LVV-partners, een realistisch toekomstperspectief en een passend begeleidingsscenario
vastgesteld. Medewerking aan dit begeleidingstraject is een voorwaarde voor tijdelijk
onderdak en wordt tussentijds getoetst.
In de opzet van de LVV’s wordt er zoveel mogelijk voortgebouwd op de ervaring die
gemeenten in de afgelopen jaren hebben opgedaan met het bieden van onderdak en begeleiding,
daarbij versterkt door inzet van de IND, DT&V en overige organisaties in de vreemdelingenketen.
De pilots zullen onderling verschillen zodat uiteenlopende werkwijzen kunnen worden
vergeleken. Ik ben in gesprek met de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Eindhoven
en Groningen om op korte termijn pilots te starten. Hieraan worden na het sluiten
van het bestuursakkoord, drie gemeenten toegevoegd. Al tijdens de pilotperiode worden
gemeentelijke voorzieningen zoveel mogelijk in eenzelfde tempo afgeschaald als de
LVV-capaciteit wordt opgebouwd, zo heb ik met de VNG afgesproken.
Voor het slagen van het LVV-programma is een samenwerkings- en oplossingsgerichte
houding van DT&V, IND, Politie, betrokken gemeenten en maatschappelijke organisaties
nodig. Hierbij acht ik het van belang om te benadrukken dat het om een gezamenlijke
inspanning gaat van alle betrokken partijen. Daarbij is in het bijzonder de nauwe
betrokkenheid van de DT&V van belang, zoals ook in het regeerakkoord (bijlage bij
Kamerstuk 34 700, nr. 34) is bepaald. De DT&V houdt toezicht op het vertrekproces uit de LVV’s door actief
deel te nemen in de governance en operationeel betrokken te zijn bij alle individuele
trajecten van bij de LVV betrokken vreemdelingen.
De doeltreffendheid van de pilot-LVV’s en het programma zal worden geëvalueerd door
onafhankelijke onderzoekers. Op basis van deze evaluatie en de opgedane ervaring wil
ik in 2021 een bestuursakkoord met de VNG sluiten. Hiermee kunnen de LVV’s definitief
worden ontwikkeld tot een landelijk dekkend netwerk.
Vanwege het gezamenlijke belang zal het programma zowel vanuit het Rijk als gemeenten
worden bekostigd. Ik maak voor de periode van 2018–2021 jaarlijks 12 miljoen uit de
begroting Justitie en Veiligheid vrij. Aanvullend wil ik voor 6,5 miljoen aan Europese
subsidies inzetten. De gemeenten leveren een jaarlijkse bijdrage van 7,1 miljoen (2019),
5,0 miljoen (2020) en 4,4 miljoen (2021) op basis van een herverdeling vanuit het
Gemeentefonds. Ik benadruk hierbij dat voornoemde bedragen een tijdelijke programmafinanciering
vormen ten behoeve van de pilotfase. In het beoogde bestuursakkoord zullen de uiteindelijke
financiële bepalingen worden bepaald op basis van in het programma getoetste aannames
en de werkelijk gemaakte kosten.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers