Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2018
Inleiding
In mijn brief van 10 september jl. inzake «Langdurig verblijvende vreemdelingen» (Kamerstuk
19 637, nr. 2420) heb ik uw Kamer bericht over het besluit een onafhankelijke onderzoekscommissie
in te stellen om een onderzoek te doen naar alle aspecten die bijdragen aan het langdurig
verblijf van vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht. In het Algemeen Overleg
van 12 september jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2422) heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over de instelling van de commissie.
Ik heb aangegeven daarbij in het bijzonder in te gaan op de samenstelling, de opdracht
en het voorziene tijdpad. Met deze brief doe ik die toezegging gestand.
Samenstelling Commissie
Zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van de instellingsregeling zullen als lid
van de onderzoekscommissie worden benoemd:
-
– de heer drs. R. van Zwol (voorzitter);
-
– de heer prof. mr. B.E.P. Myjer;
-
– de heer prof. dr. P.W.A. Scholten.
Onderzoeksopdracht
In bovengenoemd Algemeen Overleg hebben meerdere Kamerleden aangegeven het belangrijk
te vinden dat de onderzoekscommissie een brede onderzoeksopdracht krijgt zodat er
ruimte ontstaat voor de commissie om zicht te krijgen op alle aspecten die op relevante
wijze bijdragen aan langdurig verblijf zonder bestendig verblijfsrecht. Ik deel die
wens en heb dan ook gekozen voor een ruim geformuleerde onderzoeksopdracht. Deze behelst:
-
– Het op onafhankelijke wijze doen van onderzoek naar alle aspecten die eraan bijdragen
dat vreemdelingen, ondanks een afwijzing van een toelatingsaanvraag en de daaruit
voortvloeiende vertrekplicht, vaak langdurig in Nederland verblijven, met bijzondere
aandacht voor (gezinnen met) kinderen; en,
-
– op grond van dit onderzoek aanbevelingen te doen gericht op de relevante aspecten
die bijdragen aan dit langdurig verblijf zonder bestendig verblijfsrecht, en daarbij
in elk geval in te gaan op:
-
• de inrichting en duur van (herhaalde) verblijfsrechtelijke procedures;
-
• de invloed van rijks- en lokale voorzieningen alsmede de omgeving op de vertrekbereidheid
van personen; en
-
• de beschikbare mogelijkheden en instrumenten om daadwerkelijk vertrek te realiseren
alsmede de praktische en juridische begrenzingen op dit punt.
Op de vraag óf asielrechtelijke bescherming moet worden geboden, zo heb ik besproken
met de heer Van Zwol, vormt het internationale en Europese asielrecht het kader. Dit
vormt dus geen onderwerp van dit onderzoek.
Bij het opstellen van de aanbevelingen zal waar mogelijk worden aangegeven of deze
aanbevelingen zien op de kortere termijn dan wel een langduriger inzet vergen. Eveneens
zal, waar mogelijk, onderscheid gemaakt worden tussen aanbevelingen die betrekking
hebben op het nationale kader en aanbevelingen die een EU- of anderszins internationale
aanpak vragen.
Werkwijze
De commissie zal bij het doen van het onderzoek haar eigen werkwijze bepalen. Op een
aantal deelterreinen van het vreemdelingen- en terugkeerbeleid zijn reeds rapporten
en onderzoeken verschenen. De heer Van Zwol heeft aangegeven te willen starten met
het in kaart brengen van die onderzoeken en rapporten. Vervolgens zal worden bepaald
welk aanvullend onderzoek door de onderzoekscommissie nodig is om te komen tot een
totaaloverzicht van alle relevante aspecten en de wijze waarop die aspecten langdurig
verblijf zonder bestendig verblijfsrecht beïnvloeden.
Voorziene tijdpad
Met de heer Van Zwol heb ik voorts gesproken over de verwachte duur van het onderzoek.
Daarbij heb ik de wens van meerdere leden van uw Kamer, alsmede van mijzelf, overgebracht
om op een zo kort mogelijke termijn tot afronding van het onderzoek te komen. De heer
Van Zwol heeft daarop aangegeven dat hij verwacht dat de commissie half juni volgend
jaar haar eindrapport uit zal kunnen brengen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
M.G.J. Harbers