19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2394 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juni 2018

Hierbij informeer ik uw Kamer over het kabinetsstandpunt ten aanzien van de op 10 april 2018 aangenomen motie van het lid Fritsma (Kamerstuk 19 637, nr. 2380). In deze motie verzoekt uw Kamer de regering om geen arbeidskrachten van buiten de EU naar Nederland te halen als beloning voor landen die niet meewerken aan het terugnemen van illegalen.

Om terugkeersamenwerking met derde landen te bevorderen kiest het kabinet voor een strategische benadering, bij voorkeur in EU-verband, waarbij het principe van «less for less» en «more for more» als uitgangspunt wordt gehanteerd. De toepassing van dit beginsel vraagt om maatwerk. De ernst en duur van de terugkeerproblematiek vereist en rechtvaardigt de inzet van negatieve prikkels. De praktijk van het koppelen van EU-visummaatregelen aan terugkeermedewerking toont dat negatieve prikkels bij gezamenlijk Europees optreden ook effectief kunnen zijn. Deze praktijk is gecodificeerd in het voorstel van de Europese Commissie voor herziening van de visumcode dat momenteel aan de Raad voorligt.1 Hierbij is het uitgangspunt dat de inzet van negatieve prikkels geloofwaardig moet zijn om de gewenste gedragsverandering te bereiken bij de autoriteiten waarmee betere samenwerking wordt gezocht. Tegelijkertijd zijn alleen negatieve prikkels niet voldoende om deze samenwerking te realiseren. Aanvullende maatregelen zijn nodig, zo is ook in EU-verband geconstateerd. Een inzet op zowel negatieve als positieve maatregelen biedt wat het kabinet betreft de beste vooruitzichten op effectieve terugkeer en preventie van irreguliere migratie.

Het kabinet verricht op dit moment niet anders dan een verkenning naar de mogelijkheden voor beperkte studie- en arbeidsmigratie voor ingezetenen uit specifieke landen, op voorwaarde van een vooraf geconstateerde verbeterde terugkeersamenwerking en als onderdeel van een breder pakket van afspraken over migratiesamenwerking dat bij voorkeur op het niveau van de EU tot stand wordt gebracht.

De Europese Commissie wil derde landen mogelijkheden voor additionele legale migratie aanbieden in ruil voor effectieve terug- en overname en medewerking bij het tegengaan van irreguliere migratie. In dit kader heeft zij lidstaten gevraagd om projecten in kaart te brengen, zodat deze gezamenlijk kunnen worden aangeboden aan een of meerdere derde landen waarmee migratiesamenwerking goed verloopt. Het gaat hierbij vooral om bestaande migratiekanalen. De Commissie heeft hiervoor financiële steun toegezegd uit de Mobility Partnership Facility. Tot dusverre heeft een aantal lidstaten positief gereageerd en projecten voorgedragen. Nederland is daar niet bij. Dit zou wellicht in de toekomst kunnen veranderen, mits de uitkomst van de verkenning daar aanleiding toe geeft en de inspanning van de Commissie gepaard gaat met effectieve terugkeer en het beperken van irreguliere migratie. Mocht dat het geval zijn, dan zal ik uw Kamer daarover informeren.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 2547

Naar boven