19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2348 MOTIE VAN HET LID HIDDEMA

Voorgesteld 12 september 2017

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een deel van van misdrijf verdachte asielzoekers uit veilige landen niet vervolgd wordt;

constaterende dat in die gevallen tot seponering wordt besloten om te voorkomen dat het te verwachten tijdsverloop van een strafvervolging een uitwijzing kan vertragen;

constaterende dat ook de vreemdelingenpolitie oordeelt dat met deze sepots een onwenselijk signaal wordt afgegeven, namelijk «dat plegen van misdrijven niet bestraft wordt tot iemand uitgezet wordt»;

verzoekt de Minister, te bewerkstelligen dat bij het OM, in geval van een te nemen beslissing over insluiting en zodoende over een vordering tot in verzekeringstelling of voorlopige hechtenis tegen een van misdrijf verdachte asielzoeker, de veiligheid van de burger centraal zal staan en het verloop van de uitzettingsprocedure buiten beschouwing zal worden gelaten;

verzoekt de Minister voorts, het OM erop te wijzen dat wanneer het wenst af te zien van verdere vervolging in het belang van een snelle uitzetting, de gedetineerde asielzoeker in kwestie zonder vertraging kan worden uitgewezen zodra hem een kennisgeving van niet verdere vervolging door het OM is uitgereikt en/of een tegen hem uitgebrachte dagvaarding is ingetrokken en dat de aldus beëindigde strafvervolging geen beletsel kan zijn voor een snelle uitreis van de eerder verdachte asielzoeker,

en gaat over tot de orde van de dag.

Hiddema

Naar boven