Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 augustus 2017
Op 29 mei jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw algemeen ambtsbericht
uitgebracht over Iran. Dit ambtsbericht bevat een actualisering van eerdere ambtsberichten
over Iran en beslaat de periode van januari 2014 tot en met april 2017. De informatie
uit het ambtsbericht is voor mij reden om het landgebonden asielbeleid voor Iran op
enkele punten aan te passen.
Op basis van de informatie in het ambtsbericht heb ik bezien of er nog steeds aanleiding
bestaat om het huidige beleid voort te zetten. Zowel voor de groepen waarbij sprake
is van systematische vervolging als voor de groepen die zijn aangeduid als risicogroep
heb ik besloten het beleid te handhaven. Ook voor de Iraanse LHBT’s wordt hetzelfde
beschermingsniveau gehandhaafd.
Op basis van het ambtsbericht heb ik besloten de volgende groepen ook aan te wijzen
als een risicogroep:
-
– yarsani’s;
-
– personen die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van de mensenrechten
en daarbij significant kritiek uiten op de autoriteiten;
-
– «afvalligen» van het islamitisch geloof.
Uitgangspunt blijft dat de asielaanvraag individueel wordt beoordeeld. De gestelde
vrees voor vervolging moet met individuele feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt
worden. Wel betekent de aanwijzing als risicogroep dat wanneer individuele problemen
aannemelijk zijn gemaakt, sneller kan worden geconcludeerd dat deze problemen ook
voldoende zwaarwegend zijn om tot het verlenen van bescherming over te gaan.
Voor de yarsani’s blijkt uit het ambtsbericht dat de Iraanse overheid de yarsani’s
ziet als sjiieten die soefisme praktiseren. Door de yarsani’s aan te merken als risicogroep
wordt deze groep gelijkgesteld aan de soefi’s die al aangeduid zijn als een risicogroep.
Uit het ambtsbericht blijkt voorts dat personen die actief zijn in de politiek, journalistiek
of op het gebied van de mensenrechten en daarbij kritiek uiten op de autoriteiten,
dit niet openlijk of privé kunnen doen zonder het risico te lopen hierdoor in de negatieve
aandacht van de autoriteiten te komen te staan met mogelijk arrestatie en strafvervolging
tot gevolg. Daarom heb ik ook deze groep aangeduid als risicogroep.
Op basis van het ambtsbericht heb ik tevens besloten afvalligen van het islamitische
geloof aan te wijzen als risicogroep vanwege het risico op bestraffing. Uit het ambtsbericht
blijkt dat het niet mogelijk is om te bepalen in welke mate afvalligen kans lopen
het slachtoffer te worden van represailles van de autoriteiten of in de privésfeer.
Op basis van een volgend ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken zal ik
bezien hoe deze situatie zich ontwikkeld heeft.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
K.H.D.M. Dijkhoff