Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 januari 2017
Op 21 december 2016 (Kamerstuk 19 637, nr. 2272) hebben wij u het rapport van de Inspectie VenJ «De identificatie van asielzoekers
in Nederland» en de beleidsreactie daarop toegezonden. De Inspectie concludeert dat
de kwaliteitsborging van het identificatieproces op orde is en dat het proces zorgvuldig
wordt uitgevoerd. Het rapport beveelt tegelijkertijd aan om realistisch te blijven
over de mogelijkheden binnen het identificatie- en registratieproces (hierna: IenR-proces).
Het rapport stelt dat er serieuze verbeteringen hebben plaatsgevonden en het proces
grotendeels op orde is om jihadisme onder asielzoekers te herkennen, maar dat het
daadwerkelijk signaleren per definitie erg moeilijk is. Dat baart ons zorgen. In de
beleidsreactie op het rapport hebben wij dan ook gemeld dat de betrokken organisaties
in de vreemdelingenketen continu werken aan verbetering van de samenwerking in de
vreemdelingenketen als ook aan het verbeteren van de nationale veiligheidsketen.
Het kabinet is er zeer op gebrand deze verbeteringen aan te brengen vanwege het belang
van onze veiligheid. In dit kader zijn wij voornemens ten aanzien van bepaalde asielzoekers
het mogelijk te maken dat zij langer dan tot nu toe op de locatie beschikbaar gehouden
kunnen worden voor nader onderzoek. Op deze manier ontstaat de mogelijkheid om tijd
te creëren voor de inzet van benodigde specialismen.
Zoals ook aangekondigd in de beleidsreactie van 21 december 2016 zal zeer binnenkort
een volgend inspectierapport verschijnen over de opvolging van de onderkende signalen
uit de vreemdelingenketen door de betrokken diensten. Het is een goede zaak dat de
Inspectie breder kijkt dan het IenR-proces zelf en de effectiviteit van het onderkennen
van signalen en de opvolging daarvan in bredere zin kritisch beschouwt.
De Inspectie heeft aangegeven het rapport op zeer korte termijn te kunnen afronden.
Het kabinet wil uw Kamer dan met grote spoed dit rapport en de kabinetsreactie doen
toekomen. Wij voorzien u dit ruim voor het verkiezingsreces te kunnen aanbieden. Het
komt ons voor dat een debat over beide rapporten gezamenlijk het meest voor de hand
ligt.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
K.H.D.M. Dijkhoff