Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2015
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de wijze waarop in de centra voor vreemdelingenbewaring
uitvoering wordt gegeven aan de visuele schouw (visitatie), voorafgaand aan plaatsing
in afzondering (isolatie).
Sinds maart van dit jaar – het moment dat mijn ambtsvoorganger met uw Kamer over dit
onderwerp sprak – wordt niet meer standaard de visuele schouw toegepast, voorafgaand
aan afzondering. Dit heeft geleid tot een drastische daling van het aantal toepassingen
van de visuele schouw: tijdens de periode van 25 maart tot en met september werd 21
maal de visuele schouw toegepast voorafgaand aan afzondering ter bescherming. Voorafgaand
aan afzondering als straf werd de visuele schouw 4 maal toegepast. In de eerste twee
kwartalen van 2015 werd ongeveer 250 keer afzondering toegepast. Omdat vóór de aanpassing
van het beleid nagenoeg standaard de visuele schouw werd toegepast, voorafgaand aan
afzondering, zou het aantal dus bij ongewijzigd beleid aanzienlijk hoger hebben gelegen.
De visuele schouw vindt nu nog slechts plaats als er een reëel veiligheidsrisico aanwezig
wordt geacht en er geen lichter alternatief voorhanden is, zoals de bodyscan of handdetectie.
Bij brief van 20 mei 20151 heb ik uw Kamer, mede in reactie op een rapport van Amnesty International, uitgebreid
geïnformeerd over het beleid ten aanzien van afzondering en visuele schouw tijdens
vreemdelingenbewaring. In genoemde brief is uiteengezet dat visuele schouw voorafgaand
aan een plaatsing in afzondering slechts in uiterste gevallen, en alleen bij afzondering
als beschermende maatregel, zal worden toegepast.
De brief meldt dat « bij afzondering op grond van een strafmaatregel niet wordt gevisiteerd,
noch de röntgenscan wordt toegepast». In dergelijke gevallen wordt, indien noodzakelijk,
volstaan met een metaaldetectie met een handscanner of met fouillering (onderzoek
aan de kleding). Deze werkwijze verschilt van de in de Wet Terugkeer en Vreemdelingenbewaring
opgenomen bepalingen, die ook gericht zijn op het slechts bij uitzondering toepassen
van visuele schouw, waarbij deze terughoudendheid echter niet ten koste mag gaan van
de orde en veiligheid in de inrichting voor vreemdelingenbewaring.
Het bij plaatsing in afzondering op grond van een strafmaatregel geheel en voor alle
situaties uitsluiten van visuele schouw is in de praktijk in enkele gevallen een beletsel
gebleken om de veiligheid van de ingesloten vreemdeling te garanderen. Niet alleen
bij een beschermende maatregel blijkt visuele schouw als uiterste middel soms noodzakelijk
om te voorkomen dat de veiligheid in het geding komt.
Dit betekent dat incidenteel wordt overgegaan tot visuele schouw in geval een vreemdeling
tijdens bewaring op grond van een disciplinaire straf in afzondering wordt geplaatst.
Dit is alleen mogelijk wanneer er een dringende en op concrete waarneming gebaseerde
aanleiding is in de situatie die tot de disciplinaire straf geleid heeft en waaruit
volgt dat de veiligheid van de vreemdeling zelf, andere ingeslotenen of het personeel
ernstig in het geding is en waarbij veiligheidsonderzoek door middel van fouillering
of de handscan onvoldoende duidelijkheid kan bieden.
Belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat visuele schouw zo min mogelijk mag worden
gebruikt en alleen in die gevallen waarin een handscan, fouillering, of de bodyscan
niet voldoende uitsluitsel bieden of niet kunnen worden toegepast.
Van elke plaatsing in afzondering wordt door de directeur een beschikking opgesteld.
De vreemdeling wordt gehoord.
Visuele schouw is hiermee een middel dat met waarborgen omgeven is en alleen wordt
toegepast als er geen andere mogelijkheden zijn om de veiligheid in vreemdelingenbewaring
te handhaven.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
K.H.D.M. Dijkhoff