19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2075 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2015

Per brief van 22 april 2015 bent u geïnformeerd over het besluit van het kabinet om een «voorfase van de VBL» in te voeren (Kamerstuk 19 637, nr. 1994). Kort verwoord, staat deze voorziening in het teken van het bevorderen van de terugkeer van (uitgeprocedeerde) vreemdelingen die hier niet meer rechtmatig verblijven. In de brief van 22 april is opgenomen dat rijk en gemeenten gezamenlijk zullen zorgdragen voor deze locaties, en de uitwerking bij voorkeur voor 1 november 2015 zal worden vastgelegd in een bestuursakkoord. In de brief van 22 april is ook melding gemaakt van een toen lopende procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de vraag in hoeverre er vanuit de internationale verdragen een verplichting op de Staat rust om hier niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen onvoorwaardelijk onderdak aan te bieden. In die procedure is de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uiteindelijk niet tot een inhoudelijke uitspraak gekomen, omdat de gemachtigde van de betrokken vreemdeling het hoger beroep alsnog introk. Thans lopen er twee gelijksoortige zaken bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Centrale Raad van Beroep. De uitspraken in deze procedures worden medio december 2015 verwacht. Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken van het bestuursakkoord.

Sinds de brief van 22 april is er veel en constructief gesproken met de VNG over onder andere de uitgangspunten, het aantal locaties, de doelgroep, de wijze waarop de terugkeer kan worden gefaciliteerd en bevorderd, de manier van samenwerking, en het vervolgtraject. De gesprekken geven mij het vertrouwen dat er een reëel uitzicht is op een bestuursakkoord.

De VNG heeft aangegeven dat het belangrijk is om eerst duidelijkheid te hebben over het juridisch kader, in bijzonder de vraag in hoeverre gemeenten op grond van de Europese verdragen verplicht zijn onderdak te bieden aan (uitgeprocedeerde) vreemdelingen die hier niet meer rechtmatig verblijven, voor een definitief bestuursakkoord kan worden gesloten. Naar aanleiding van het bovenstaande heb ik besloten om de vaststellingsdatum van het bestuursakkoord te verzetten tot kort na de rechterlijke uitspraken van de Raad van State en de Centrale Raad van Beroep. In de tussentijd worden de lopende afspraken gecontinueerd.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven