Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 19637 nr. 1811 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 19637 nr. 1811 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2014
Op 4 maart jl. is in de Regeling van Werkzaamheden aan de orde gekomen een verzoek van het lid Voortman (GroenLinks) om een debat over de anti-homo wet die getekend is in Oeganda (Handelingen II 2013/14, nr. 58, Regeling van Werkzaamheden). Daarbij is geconcludeerd dat een brief met vragen aan mij zou worden voorgelegd1. Bij dezen doe ik u, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, het antwoord op onderstaande vragen toekomen.
Fritsma (PVV)
– Hoeveel Oegandese homoseksuelen hebben een asielverzoek ingediend vanaf het moment u het (nieuwe) beleid ten aanzien van deze groep heeft toegelicht?
– Hoeveel Oegandese homoseksuelen bevinden zich momenteel in Nederland?
Antwoord
De gestelde seksuele gerichtheid van de vreemdeling die een verblijfsvergunning aanvraagt wordt door de IND niet geregistreerd. Om die reden kan ik uw Kamer geen antwoord geven op vragen naar de aantallen Oegandese LHBT’s en LHBT’s uit andere landen die een asielverzoek hebben ingediend sinds ik het nieuwe beleid ten aanzien van deze groep kenbaar heb gemaakt. Evenmin kan ik u de aantallen van hier te lande verblijvende Oegandese LHBT’s geven.
– Is het toelatingsbeleid van andere westerse/Europese landen vergelijkbaar met het nieuwe kabinetsbeleid ten aanzien van homoseksuelen uit Oeganda? Zo nee, hoeveel landen hebben een vergelijkbaar toelatingsbeleid ten aanzien van deze groep en hoe kan het dat andere landen een afwijkend toelatingsbeleid hebben?
Antwoord
Naar aanleiding van een verzoek hiertoe hebben een vijftal Europese landen mij geïnformeerd over hun beleid ten aanzien van LHBT asielzoekers uit Oeganda.
Vier van deze landen voeren een vergelijkbaar beleid als Nederland. Nadat de geloofwaardigheid van de homoseksualiteit is vastgesteld volgt al snel een inwilliging. Het vijfde land geeft aan elke asielaanvraag individueel te beoordelen tegen de achtergrond van de algehele situatie zoals die blijkt uit algemene bronnen.
– Hoe wordt misbruik van dit toelatingsbeleid tegengegaan en hoe vaak wordt een asielverzoek van homoseksuelen (in zijn algemeenheid) afgewezen op grond van onaannemelijkheid van de gestelde homoseksualiteit?
– Hoe heeft de instroom van homoseksuelen uit andere landen zich ontwikkeld vanaf het moment dat ten aanzien van deze groep een ander/soepeler toelatingsbeleid werd gevoerd?
Antwoord
Wanneer een asielzoeker stelt dat hij LHBT is zal de IND moeten onderzoeken of de seksuele gerichtheid geloofwaardig is. Het is in eerste instantie aan de asielzoeker om de gestelde homoseksualiteit nader te onderbouwen. Daarbij wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat het voor een asielzoeker lastig kan zijn om met sluitend bewijs aannemelijk te maken dat hij LHBT is. Aan de andere kant kan de loutere stelling van de asielzoeker dat hij LHBT is, ook niet voldoende zijn voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Tussen deze twee uitersten vindt de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid plaats. Zorgvuldig onderzoek naar de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid heeft als doel het tegengaan van misbruik van het LHBT-motief. Dit onderzoek vindt plaats door het stellen van vragen, waarbij uiteraard rekening wordt gehouden met de privacy en een respectvolle benadering van de asielzoeker. Indien de IND achteraf (na vergunningverlening) signalen krijgt dat het LHBT-motief niet oprecht was, kan dit aanleiding zijn om een intrekkingsprocedure op te starten vanwege het verstrekken van onjuiste gegevens.
De IND registreert de seksuele gerichtheid van een asielzoeker niet. Derhalve kan niet uit de systemen gehaald worden hoe vaak de seksuele gerichtheid onaannemelijk is geacht. Ditzelfde geldt voor de vraag hoe de instroom van LHBT’s uit andere landen zich ontwikkeld heeft vanaf het moment dat ten aanzien van deze groep een ander/soepeler toelatingsbeleid werd gevoerd.
Schouw (D66):
– Wordt het volledige budget dat normaal aan de Justitie sector besteed zou worden nu uitgetrokken voor steun aan NGO’s?
Antwoord
Nederland heeft zijn steun aan de centrale Oegandese overheid in de justitiële sector opgeschort. Dit betekent niet dat dit geld per direct beschikbaar is en aan andere programma’s besteed kan worden. Een definitief besluit over de steun aan de justitiële sector binnen de Oegandese overheid hangt onder meer af van de vraag of de wet ingetrokken wordt, of dat deze bijvoorbeeld door het Constitutionele Hof in Oeganda (deels) buiten werking wordt gesteld. Nederland steunt het juridisch beroep dat in Oeganda tegen de discriminatoire aspecten van de wet is ingesteld.
Nederland steunt daarnaast in Oeganda al een groot aantal maatschappelijke organisaties, waaronder mensenrechten/LHBT organisaties. Het kabinet zal in overleg met LHBT organisaties en de internationale gemeenschap bezien welke lokale initiatieven (extra) kunnen worden gesteund om de belangen en de veiligheid van de LHBT gemeenschap in Oeganda te waarborgen.
– Kan de staatssecretaris bekijken of projecten waarbij de steun is weggevallen (bijvoorbeeld projecten in vrouwengevangenissen) kunnen worden overgenomen door NGO’s?
Antwoord
Nederland heeft de steun aan de justitiesector van de Oegandese overheid opgeschort omdat Nederland niet indirect wil bijdragen aan uitvoering van een wet die een bepaalde groep discrimineert. Nederland wil deze impliciete betrokkenheid niet overdragen aan een door Nederland gefinancierde NGO. Er is hiertoe ook geen verzoek ontvangen. Bovendien is de absorptiecapaciteit van het maatschappelijk middenveld in Uganda beperkt.
– In hoeverre ondersteunt de Nederlandse ambassade in Kampala homoseksuele Nederlanders en hun Oegandese partners?
– Tijdens het vragenuur van heden middag gaf u aan dat bedreigde Oegandese partners van Nederlandse LHBT’ers in Oeganda een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) kunnen aanvragen in het kader van gezinshereniging. Om voor gezinshereniging in aanmerking te komen moet men aan allerlei voorwaarden voldoen. U gaf daarbij voorts aan dat als er sprake is van een actuele noodsituatie er soepeler omgegaan kan worden met deze voorwaarden.
– Kunt u aangeven waarop u zich baseert? Is dit opgenomen in de Vreemdelingenwet 2000 of bestaat er jurisprudentie op dit punt?
– Kunt u aangeven wat voor concrete gevolgen dit heeft voor de Oegandese partners van homoseksuele Nederlanders in Oeganda?
– Aan wat voor voorwaarden moeten Oegandese partners van homoseksuele Nederlanders in Oeganda voldoen om in aanmerking te komen voor een MVV? Welke voorwaarden zullen versoepeld worden?
– Zal er gezien de noodsituatie voor LHBT’s in Oeganda dan ook een versnelde procedure ingezet kunnen worden?
– Kan de Nederlandse ambassade actief informatie over deze procedure verstrekken aan personen die in deze situatie zitten?
Antwoord
Tijdens het vragenuur heb ik aangegeven dat er meerdere mogelijkheden zijn voor Nederlandse LHBT’s om met hun Oegandese partner naar Nederland te vertrekken en zich samen in Nederland te vestigen. Ik baseer mij hiervoor op de Vreemdelingenwet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het EVRM.
Men kan op de Nederlandse ambassade een machtiging tot voorlopig verblijf aanvragen voor gezinshereniging. Als voldaan wordt aan de voorwaarden voor gezinshereniging die ik schetste en die zijn uitgewerkt in hoofdstuk B2 van de Vreemdelingcirculaire, is afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinsmigratie zonder meer mogelijk.
Gelet op de actuele situatie in Oeganda is het voorstelbaar dat men geen tijd heeft gehad om aan alle voorwaarden voor gezinshereniging te voldoen. Op grond van artikel 4.84 van de Algemene wet bestuursrecht is het mogelijk af te wijken van een beleidsregel om te voorkomen dat het vasthouden aan de beleidsregel gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hier kan men denken aan de situatie dat aan een van de voorwaarden niet is voldaan. Als bijvoorbeeld alleen het inburgeringsexamen niet is behaald zou het gelet op de actuele situatie in Oeganda en het belang van beide partners bij vertrek onevenredig hard zijn om aan deze eis vast te houden.
Als echter voorzienbaar is dat aan meerdere voorwaarden van gezinshereniging niet voldaan zal kunnen worden is het verstandiger een machtiging tot voorlopig verblijf te vragen op grond van artikel 8 EVRM. Bij de beoordeling van die aanvraag zal dan een belangenafweging worden gemaakt op grond van artikel 8 van het EVRM. De vraag is dan aan de orde of er sprake is van een schending van het recht op gezinsleven indien geen verblijf in Nederland zou worden toegestaan.
Als aannemelijk is dat de beide partners een relatie onderhouden die op een lijn te stellen is met een huwelijk, en er dus sprake is van gezinsleven, dan is er op dit moment in Oeganda sprake van een acute dreiging voor het kunnen uitoefenen van dat gezinsleven aldaar en kan men spreken van een objectieve belemmering om het gezinsleven voort te zetten in Oeganda. In die context is het dan niet redelijk te verlangen dat aan de toelatingsvoorwaarden, zoals het inburgeringsvereiste en het middelenvereiste, wordt voldaan. Betrokkenen zijn, tenzij evident sprake is van een mogelijkheid in een derde land, voor het uitoefenen van hun gezinsleven aangewezen op Nederland.
De belangrijkste voorwaarde is dat de Nederlandse ambassade een goede inschatting kan maken van de geloofwaardigheid van de relatie. Om de snelheid van beslissen te vergroten kunnen afspraken worden gemaakt tussen de IND en de Nederlandse ambassade in Kampala om deze aanvragen met voorrang in behandeling te nemen.
Informatie over de bovengeschetste mogelijkheden wordt door de ambassade op verzoek verstrekt.
Voortman (GroenLinks):
U schrijft in uw brief van 25 februari 2014 dat een individuele toets uitgangspunt blijft, maar dat het moeilijk voorstelbaar is dat een individuele asieltoetsing, mits het LHBT zijn aannemelijk is, niet tot een inwilliging zal leiden.
– Op welke manier gaat u nu ruimhartiger om met de asielverzoeken van LHBT’s uit Oeganda die in Nederland asiel aanvragen?
– Hoe wordt er getoetst of iemand LHBT is?
– In hoeveel en welke landen is er naast Oeganda streng beleid tegen LHBT’s waardoor LHBT’s er ernstige risico’s lopen en gelden en wordt daar ook ruimhartig getoetst?
Antwoord
Een asielverzoek van een Oegandese vreemdeling, waarvan het geloofwaardig werd geacht dat hij LHBT was, werd reeds behandeld als behoorde deze vreemdeling tot een risicocategorie. Dit betekende dat reeds met geringe indicaties aannemelijk kon worden gemaakt dat er sprake was van een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
De situatie in Oeganda voor LHBT’s wordt nu, zoals ik eerder aan uw Kamer heb gemeld, als zodanig slecht beoordeeld dat een verdere versoepeling van het toelatingsbeleid aan de orde is. Oegandese LHBT asielzoekers zullen een verblijfsvergunning asiel krijgen, tenzij concreet uit de individuele situatie blijkt dat na terugkeer geen sprake zal zijn van vervolging. Hiermee is het beleid nog verder versoepeld. Op basis van het nieuwe beleid is het moeilijk voorstelbaar dat een individuele asieltoetsing, mits het LHBT zijn aannemelijk is, niet tot een inwilliging zal leiden
– Hoe wordt er getoetst of iemand LHBT is?
Antwoord
Het onderzoek naar de seksuele oriëntatie van een asielzoeker vindt in beginsel plaats door het stellen van vragen. Het is voor de hoormedewerker zaak om de asielzoeker uitgebreid te laten verklaren over zijn gestelde seksuele oriëntatie en de situatie van homoseksuelen in het land van herkomst. In de asielgehoren worden open vragen gesteld. De vragen die worden gesteld, kunnen verschillen aangezien de vragen worden afgestemd op de persoonlijke omstandigheden en/of situatie van de asielzoeker. Het uitgangspunt daarbij is dat er geen expliciete vragen worden gesteld over bijvoorbeeld de invulling van de seksuele gerichtheid of over seksuele handelingen. Er worden geen medische tests uitgevoerd en er wordt ook niet verzocht om enig documentair bewijs zoals foto’s. Alle medewerkers die dergelijke gesprekken voeren en in het beslisproces betrokken zijn, zijn hiervoor goed opgeleid. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan bewustzijn voor de complexiteit en gevoeligheid van dit onderwerp en eventuele (onbewuste) vooroordelen. Zo heeft er onlangs een masterclass over LHBTs plaatsgevonden, die de IND in samenwerking met het COC heeft georganiseerd.
– In hoeveel en welke landen is er naast Oeganda streng beleid tegen LHBT’s waardoor LHBT’s er ernstige risico’s lopen en gelden en wordt daar ook ruimhartig getoetst?
Antwoord
De toetsing van asielaanvragen van vreemdelingen die stellen LHBT te zijn is met veel waarborgen omgeven.
Van belang is onder andere of LHBT zijn en/of het verrichten van homoseksuele handelingen strafbaar is en of er vervolging plaatsvindt. Tevens wordt het algemene klimaat in het land van herkomst jegens LHBT’s meegewogen.
Met uitzondering van situaties waarin in een land sprake is van systematische vervolging van LHBT’s (Irak) blijft een individuele beoordeling van de gestelde vrees voor vervolging aan de orde. Zonder op de situatie per individueel land in te gaan zullen bovenstaande afwegingen ertoe leiden dat, als een situatie in een land van herkomst vergelijkbaar is met de situatie in Oeganda, ook voor LHBT asielzoekers uit dat betreffende land een soepel beleid zal gelden.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19637-1811.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.