Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 maart 2014
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft een haalbaarheidsstudie uitgevoerd
naar een Shared Facility Centre in Addis Abeba. Onder verwijzing naar mijn brief van
16 december jl. aan de Eerste Kamer1 en het daaropvolgende verzoek van de Eerste Kamer om deze studie te doen toekomen,
bied ik u hierbij gelijktijdig dit rapport aan2.
In mijn brief van 14 december 20123 aan de Eerste Kamer heb ik toegezegd de IND een haalbaarheidsstudie te laten uitvoeren
naar de mogelijkheden in Addis Abeba om in nareisprocedures samen te werken in de
vorm van een Shared Facility Centre. In een Shared Facility Centre zouden verschillende
diensten en taken praktisch kunnen worden gecentraliseerd. Hierbij valt te denken
aan het in ontvangst nemen van aanvragen, het afnemen van DNA (en biometrie) en de
inzet van tolken. De studie is uitgevoerd omdat samenwerking tussen landen bij de
behandeling van mvv-aanvragen niet meteen voor de hand ligt, gelet op de juridische,
financiële en technische aspecten die daarbij een rol spelen.
Uit de haalbaarheidsstudie blijkt dat samenwerking door het delen van kennis en/of
diensten, zoals bijvoorbeeld de inzet van tolken, in een Shared Facility Centrum mogelijk
is. Door wet- en regelgeving kunnen bepaalde taken echter niet door andere lidstaten
worden gedaan. Zo zal de lidstaat waar de aanvraag is ingediend, verantwoordelijk
zijn en blijven voor de behandeling en beoordeling van de aanvraag. Anders dan bij
de regels voor de afgifte van visa kort verblijf, zijn de regels voor een mvv-aanvraag
niet volledig internationaal/Europees bepaald. Dit heeft tot gevolg dat nationale
regels soms kunnen afwijken. Bovendien is vergaande samenwerking op bepaalde onderdelen
niet mogelijk. Zo is het niet mogelijk om biometrische gegevens en personalia te delen
met andere lidstaten in één database.
Zoals ik de Eerste Kamer heb geschreven, sta ik positief tegenover verdere samenwerking
tussen lidstaten. Maar realisme is daarbij wel geboden. Het is nu niet mogelijk om
vergaande samenwerking te realiseren. Wel onderzoek ik in hoeverre hiervoor draagvlak
bestaat onder andere lidstaten. Eind 2014 zal ik uw Kamer over de uitkomsten hiervan
nader informeren.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven