19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1531 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 mei 2012

Hierbij bied ik u de rapportage Vreemdelingenketen aan over de periode juli tot en met december 2011.1 In de rapportage vindt u onder andere terug hoeveel aanvragen omtrent verblijf in Nederland zijn gedaan, asiel en regulier, en hoeveel vreemdelingen zijn vertrokken. Het doel is om inzicht te geven in de instroom-, de doorstroom- en de uitstroomcijfers van de processen Toegang en grensbewaking, Toelating, Toezicht en handhaving, Terugkeer, Opvang en Bewaring binnen de vreemdelingenketen.

Uit de rapportage blijken enkele positieve tendensen, evenals ontwikkelingen die aanleiding geven tot verdere maatregelen.

Asielinstroom in Europa

De instroom van het aantal personen dat in de Europese Unie (EU) asiel aanvraagt is al jaren substantieel. Al hoewel het aantal aanvragen sinds 2000 is gedaald van zo’n 390 000 naar ongeveer 220 000 aanvragen in 20092 betekent dit aantal voor de lidstaten, die het aangaat, desalniettemin een forse belasting. Daarbij komt dat tien van de lidstaten van de EU ongeveer 90% van alle asielaanvragen, die in de 27 lidstaten worden gedaan, ontvangen. Uit de rapportage blijkt dat Nederland tot deze tien lidstaten hoort. Ook al is Nederland met één plaats gedaald naar de zevende plaats in deze top tien, dit algemene beeld van de asielinstroom in de EU geeft reden tot zorg. De verdeling over de lidstaten is onevenwichtig. Er blijkt binnen de EU sprake te zijn van een zogenaamd «waterbedeffect»: een afname van de instroom in land A, betekent een toename van de instroom in land B, en andersom. Het aantal asielaanvragen in Nederland wordt daarom mede bepaald door de totale instroom in de EU en door de verdeling van die instroom over de Europese bestemmingslanden.3 De verdeling wordt beïnvloed door het immigratiebeleid in een lidstaat. Ik zie dat andere lidstaten ook voornemens zijn hun immigratiebeleid aan te scherpen, zoals België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, wat mogelijk van invloed zal zijn op de instroom in Nederland. Dit onderstreept naar mijn mening het grote belang van mijn inzet op de wijziging van de Dublin verordening en de EU-kwalificatie- en procedurerichtlijn. Dit beeld toont ook het belang aan van de realisatie van het Gemeenschappelijk Europees Asielsysteem (GEAS). Immigratiebeleid moet in alle EU-lidstaten een gelijke uitkomst hebben voor een asielzoeker, om te kunnen komen tot een evenwichtigere verdeling van asielaanvragen over de lidstaten.

Asiel

Uit de rapportage blijkt dat meer dan de helft (58%) van de vreemdelingen die in Nederland asiel aanvraagt, binnen de snelle Algemene Asielprocedure van acht dagen duidelijkheid krijgt over zijn of haar verblijfsperspectief. Er volgt een inwilliging of een afwijzing. Dit aantal is gestegen in vergelijking met het tweede halfjaar van 2010, toen de verbeterde asielprocedure net was geïmplementeerd. Toen bedroeg het afhandelingspercentage 49%. Daarna steeg het afhandelingspercentage naar 54% in het eerste halfjaar van 2011. Steeds meer asielzoekers krijgen dus snel een antwoord op hun aanvraag. Dit is een goede ontwikkeling, ook in het belang van asielzoekers zelf.

In het tweede halfjaar van 2011 zijn in totaal 7 510 asielaanvragen, eerste, tweede en volgende aanvragen, in behandeling genomen. Daarvan zijn 7 370 aanvragen behandeld binnen de snelle Algemene Asielprocedure. Zoals gezegd leidde dit in 58% van de gevallen tot een afhandeling van de aanvraag (2 790 afwijzingen en 1 480 inwilligingen). In 42% werd de aanvraag doorgezonden naar de Verlengde Asielprocedure (3 120 aanvragen).

Vergeleken met 2010 is in 2011 het totale aantal asielaanvragen afgenomen met 3%. Het aantal eerste asielaanvragen in 2011 is met 13% gedaald, van 13 330 in 2010, naar 11 590 in 2011.

Tabel 1: Overzicht asielinstroom (in behandeling genomen asielaanvragen) per jaar
 

2008

2009

2010

2011

Eerste asielaanvragen

13 400

14 910

13 330

11 590

Tweede en volgende asielaanvragen

1 880

1 260

1 820

3 040

 

15 280

16 160

15 150

14 630

Bron: IND. Afronding op 10-tallen1.

X Noot
1

In de tabellen in deze brief kan het voorkomen dat de (afgeronde) delen niet optellen tot de (afgeronde) som. De opsomming is in dat geval niet kloppend gemaakt om, zoals gebruikelijk in de rapportage Vreemdelingenketen, zo dicht mogelijk bij de niet-afgeronde aantallen te blijven.

Bijzondere aandacht vraag ik voor het aantal tweede en volgende aanvragen. Dit aantal is in 2011 met 68% gestegen. Van 1 820 in 2010 naar 3 040 in 2011. In het eerste half jaar van 2011 werd dit deels verklaard door het in behandeling nemen van de asielaanvragen van de uit Griekenland afkomstige asielzoekers, die als gevolg van uitspraken van het Europees Hof te Straatsburg niet op grond van de Dublin verordening konden worden overgedragen aan Griekenland.

In het tweede halfjaar van 2011 is een stijging over de hele linie van het aantal tweede- en volgende asielaanvragen te zien. Deze stijging is deels te verklaren door de inwerkingtreding van nieuw beleid voor vreemdelingen met de Somalische nationaliteit en de beëindiging van het vertrekmoratorium voor Somalië. Vreemdelingen van Somalische nationaliteit die waren uitgeprocedeerd en onder het vertrekmoratorium vielen, konden opnieuw een asielaanvraag indienen opdat hun aanvraag kon worden beoordeeld op grond van het nieuwe beleid conform de uitgangspunten van het Europees Hof te Straatsburg. Daarnaast valt op dat het aandeel tweede- en volgende aanvragen van vreemdelingen van Afghaanse nationaliteit hoog is.

De stijging van het aantal tweede en volgende asielaanvragen versterkt de noodzaak van de invoering van de maatregelen, die ik 22 februari 2011 (Kamerstuk 19 637, nr. 1400) aan uw Kamer heb gestuurd en die zien op verdere stroomlijning van toelatingsprocedures en de intensivering van de terugkeer. Een belangrijke focus binnen het pakket stroomlijning is het tegengaan van het stapelen van procedures, onder andere door een uitgebreidere toetsing van een eerste asielverzoek, differentiatie van de rechtsbijstand bij vervolgprocedures en een zeer snelle afdoening van vervolgprocedures.

Terugkeer en uitzetting

Het daadwerkelijk realiseren van terugkeer van vreemdelingen blijft een weerbarstig proces. De opschorting van het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) en de rechterlijke uitspraken naar aanleiding van de niet tijdige implementatie van de EU-Terugkeerrichtlijn hebben een negatieve uitwerking gehad op de terugkeer in 2011. Inmiddels is nieuwe regelgeving ingevoerd inzake het MTV, en is de Terugkeerrichtlijn geïmplementeerd.

Tabel 2: Overzicht uitstroom uit terugkeerproces naar categorie per jaar
 

2008

2009

2010

2011

Aantoonbaar vertrek

9 200

10 360

11 820

10 820

wv. Gedwongen

6 870

7 270

8 030

6 620

wv. Zelfstandig

2 330

3 090

3 790

4 200

Zelfstandig vertrek zonder toezicht

10 990

11 730

10 880

10 160

Totaal

20 190

22 090

22 700

20 980

Bron: BZK (KMI). Afronding op 10-tallen. Peildatum 1 februari 2012.

Uit de rapportage Vreemdelingenketen juli – december 2011 blijkt dat de terugkeercijfers van het tweede halfjaar van 2011 weliswaar lager zijn dan die van het tweede halfjaar van 2010, maar dat er wel een lichte stijging is waar te nemen ten opzichte van het eerste halfjaar van 2011. Bij de categorie zelfstandig aantoonbaar vertrek zet de gestage toename door, ook in de periode waarin de totale terugkeercijfers terugliepen.

Op 1 juli 2011 heb ik de brief «Terugkeer in het vreemdelingenbeleid» naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 19 637, nr. 1436). Deze brief bevat een groot aantal maatregelen gericht op het stimuleren van zelfstandig vertrek, het versterken van de samenwerking met landen van herkomst, het terugdringen van de vrijblijvendheid in het vertrekproces, en het verbeteren en vereenvoudigen van het proces ter verkrijging van (vervangende) reisdocumenten. De implementatie van deze maatregelen is inmiddels ter hand genomen. Zo heb ik eind vorig jaar middels de publicatie van nieuwe beleidsregels de mogelijkheden voor zelfstandig vertrek verruimd. Voorts wijs ik op de gerichte inzet op terugkeer van gezinnen met minderjarige kinderen die in de gezinslocaties plaatsvindt. Ook is samen met IOM, de DT&V en het ministerie van Buitenlandse Zaken een project ontwikkeld om de zelfstandige terugkeer van gezinnen met minderjarige kinderen extra te stimuleren. Daarnaast kiest het kabinet voor een integrale benadering van herkomstlanden. De samenwerking op dit vlak tussen de departementen is geïntensiveerd, evenals de samenwerking met de Benelux-partners en binnen de EU.

Regulier

Het aantal kennismigranten in 2011, vergeleken met het jaar 2010, is gestegen met 13%. Dit is positief, zeker tegen de achtergrond van de economische omstandigheden waarin Nederland zich bevindt. Ik constateer dat Nederland aantrekkelijk blijft voor deze groep migranten. Ook voor studiemigranten is een stijging in de cijfers waarneembaar.

De daadwerkelijke instroom van alle reguliere migranten samen, de aanvragen van de verblijfsvergunning regulier (VVR) in Nederland, is ook toegenomen. In 2011 zijn bijna 59 000 aanvragen gedaan voor een reguliere verblijfsvergunning5. Het aantal aanvragen voor de VVR steeg in 2011 met 5% vergeleken met 2010.

Tabel 3: Overzicht VVR-aanvragen naar verblijfsdoel per jaar
 

2008

2009

2010

2011

Gezinsmigratie

21 960

21 980

20 920

22 400

wv. Gezinsvorming

21 960

8 920

7 930

7 800

wv. Gezinshereniging

12 250

12 280

13 880

Wv. Overige gezinsmigratie niet indeelbaar

810

710

720

Arbeid

4 760

3 520

3 300

3 810

Studie

9 320

10 150

10 530

11 710

Kennismigrant

7 190

5 410

5 880

6 640

Overig

17 190

17 040

15 350

14 380

Totaal

60 420

58 090

55 980

58 930

Bron: IND. Afronding op 10-tallen.

Van de 58 930 VVR-aanvragen zijn 22 400 aanvragen gedaan voor gezinsmigratie, 7 800 aanvragen voor gezinsvorming en 13 880 aanvragen voor gezinshereniging. Het aantal aanvragen voor gezinsvorming is iets gedaald, met 2%. Het aantal aanvragen voor gezinshereniging is gestegen met 13%. Gezinsvorming en gezinshereniging samen zorgen dus voor een toename in het aantal aanvragen voor gezinsmigratie. Dit vormt een punt van aandacht.

Verder zijn er 6 640 aanvragen van kennismigranten gedaan, 3 810 aanvragen met het verblijfsdoel arbeid, 11 710 aanvragen voor studie en 14 380 overige aanvragen. Uit het voorgaande blijkt dat een substantieel deel van alle aanvragen voor een regulier verblijfsdoel, worden ingediend door vreemdelingen die bijdragen aan de Nederlandse economie, in de vorm van arbeid, kennismigratie of studie.

Tot slot laat ik u weten dat ik voornemens ben te onderzoeken hoe de cijferverstrekking aan de Tweede Kamer meer op hoofdlijnen en in samenhang met CBS-cijfers kan plaatsvinden. Het CBS rapporteert ten aanzien van immigratie over immigranten die zich in de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) hebben ingeschreven. In het kader van het vreemdelingenbeleid vormen de CBS-cijfers een relevante informatiebron. De cijfers maken nu echter geen onderdeel uit van de rapportage Vreemdelingenketen.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie (2012) De Nederlandse Migratiekaart. Achtergronden en ontwikkelingen van verschillende internationale migratietypen, p.236 en aangehechte Rapportage Vreemdelingen.

X Noot
3

Idem, p.201.

X Noot
5

In deze ketenrapportage wordt niet het aantal vestigingen vanuit het buitenland meegenomen van alle EU-onderdanen en personen met de Nederlandse nationaliteit zoals deze wel voorkomen in de immigratiecijfers van het CBS.

Naar boven