19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1519 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 april2012

Tijdens de regeling van werkzaamheden van 27 maart jl. hebben de leden Gesthuizen (SP), Knops (CDA), Schouw (D66), Fritsma (PVV), Van Dam (PvdA) en Dibi (Groen Links) enkele vragen gesteld naar aanleiding van de berichtgeving rond de burgemeester van Giessenlanden en een individuele zaak in haar gemeente. Met deze brief doe ik u de antwoorden op die vragen toekomen.

De Tweede Kamer heeft mijn brieven aan de burgemeester van Giessenlanden van 27 maart jl. reeds ontvangen (kamerstuk 19 637, nr. 1511).

In mijn brief van 27 maart, in reactie op de brief van de burgemeester van Giessenlanden van 27 februari 2012, heb ik nogmaals het geldende beleidskader uitgelegd en benadrukt dat altijd sprake is van een individuele toets aan de hand van alle omstandigheden van het geval en met gerechtelijke waarborgen omkleed. In de bewuste individuele zaak is dit niet anders geweest.

Voorts heeft u mij gevraagd naar de bevoegdheidsverdeling tussen de burgemeester en de minister van Immigratie, Integratie en Asiel bij beëindiging van opvang en uitzettingen. Op 29 november 2011 heb ik samen met de minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deze bevoegdheidsverdeling in een circulaire aan de gemeenten toegelicht.

Ik als de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel ben verantwoordelijk voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000. Ik beschik in dat kader over bevoegdheden die exclusief aan mij zijn opgedragen, waaronder de bevoegdheid vreemdelingen uit te zetten die niet (langer) rechtmatig in Nederland verblijven. De uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 is een onderdeel van de politietaak. Indien de politie optreedt ter uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000, staat zij onder mijn gezag als de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.

De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde in zijn gemeente. Krachtens de Politiewet 1993 staat de politie, indien zij optreedt ter handhaving van de openbare orde, onder gezag van de burgemeester.

Indien wordt verwacht dat het uitzetten van een (uitprocedeerde) asielzoeker zal leiden tot verstoringen van de openbare orde, is de burgemeester vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de handhaving van de openbare orde bevoegd om maatregelen te treffen om deze ordeverstoringen te voorkomen of de gevolgen ervan zoveel mogelijk te beperken.

De bevoegdheid van de burgemeester reikt echter niet zo ver dat met een beroep op een mogelijke verstoring van de openbare orde de beëindiging van de voorzieningen en uitzetting van uitgeprocedeerde asielzoekers kan worden tegenhouden. Hij treedt daarmee buiten het kader van zijn wettelijke bevoegdheden. Als minister voor Immigratie, Integratie en Asiel ben ik exclusief bevoegd te besluiten over uitzetting of overplaatsing van een uitgeprocedeerde asielzoeker. De politie staat daarbij exclusief onder mijn gezag.

Naast het handhaven van de openbare orde wordt door gemeenten en burgemeesters ook wel verwezen naar een zorgplicht voor inwoners binnen de gemeentegrenzen. Hieronder wordt veelal begrepen de bevoegdheid van gemeenten om zich bezig te houden met zaken van lokaal belang, zoals het beschermen van belangen van inwoners en het bevorderen van welzijn van ingezetenen. In dit kader kan de burgemeester of gemeente bijvoorbeeld een rol spelen bij het geleiden naar goede zorg in geval van psychische problemen en eventueel aanvullende (maatschappelijke) ondersteuning bieden indien dit noodzakelijk wordt geacht.

Ik ga ervan uit dat bovenstaande uitgangspunten een goede randvoorwaarde vormen voor de samenwerking tussen Rijk en gemeenten bij het effectueren van het vastgestelde (terugkeer)beleid. Wanneer in voorkomende gevallen sprake is van onduidelijkheid hierover zal ik dan ook primair inzetten op bespreking van deze uitgangspunten tussen partijen.

De afgelopen dagen is de bevoegdheidsverdeling tussen Rijksoverheid en lokaal bestuur bij beëindiging van opvang en bij uitzettingen van vreemdelingen onderwerp van mediaberichtgeving, waarbij wordt gesproken van een brief van (of namens) veertig burgemeesters. Ik heb de brief ontvangen en zal een reactie opstellen. Een afschrift van deze reactie zal ik aan uw Kamer zenden.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers

Naar boven