Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2011
Op 18 april jl. heb ik u mijn reactie gestuurd op het jaarverslag van de Commissie Integraal Toezicht (CITT) over 2010 (Kamerstuk
19 637, nr. 1415). Tevens heb ik tijdens het vragenuur op 19 april jl. met uw Kamer gesproken over de berichtgeving, naar aanleiding van dit
jaarverslag, dat het aantal mislukte uitzettingen is toegenomen door onder meer geweldpleging en administratieve fouten (Handelingen
II, 2010/11, nr. 75). In de brief die ik naar aanleiding van het jaarverslag aan uw Kamer heb gezonden worden, in de reactie op de tweede aanbeveling
uit het jaarverslag, enkele cijfers genoemd over het aantal malen dat er door vreemdelingen verzet is gepleegd bij begeleide
en onbegeleide uitzettingen. Wanneer deze cijfers bij elkaar worden opgeteld, levert dit niet het totale aantal annuleringen
wegens verzet op dat in het jaarverslag zelf wordt genoemd. Daarmee heeft de indruk kunnen ontstaan dat het totale aantal
annuleringen wegens verzet lager zou zijn dan in het jaarverslag wordt gesteld. Dit is niet het geval.
Het in het jaarverslag genoemde aantal van 312 annuleringen als gevolg van verzet is afkomstig van de Dienst Terugkeer en
Vertrek (DT&V). De cijfers die ik in mijn brief heb genoemd zijn afkomstig van de Koninklijke Marechaussee (KMar). Het aantal
annuleringen wegens verzet dat door de KMar is geregistreerd is lager dan het aantal dat door de DT&V is geregistreerd. De
verschillen tussen deze beide registraties zijn verklaarbaar. Als regisseur van het vertrekproces, heeft de DT&V het volledige
beeld van het aantal geboekte en geannuleerde vluchten. De KMar houdt zelf ook een registratie bij. Uit de «Ambtsinstructie
voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren» vloeit namelijk een verplichting voort om het
gebruik van hulpmiddelen bij uitzettingen vast te leggen. Dat kan nodig zijn in geval een vreemdeling zich verzet. Voorts
registreert de KMar informatie ten behoeve van de optimalisering van de eigen werkprocessen. De KMar beoogt niet het totaal
van de annuleringen in de keten te registreren. Dit leidt logischerwijs wel tot verschillen met de DT&V registratie.
Het aantal van 312 annuleringen wegens verzet is dus het juiste aantal. De reden dat ik in mijn reactie op het jaarverslag
cijfers van de KMar heb verstrekt is dat deze cijfers een verklaring geven voor het feit dat er maar in beperkte mate aangifte
is gedaan tegen vreemdelingen die verzet plegen. Het verzet blijkt immers in het merendeel van de door de KMar geregistreerde
gevallen onbegeleide uitzettingen te betreffen. Voorts is er meer sprake geweest van verbaal verzet dan van fysiek verzet.
Ten slotte wil ik erop attenderen dat als een uitzetting geannuleerd moet worden, de uitzetting zo snel mogelijk opnieuw ter
hand wordt genomen. Het merendeel van de vreemdelingen van wie de vlucht als gevolg van verzet geannuleerd werd in 2010, is
dan ook alsnog vertrokken of uitgezet.
De minister voor Immigratie en Asiel,
G. B. M. Leers