Vraag 1, 2, 3, 4
Wat heeft u tot op heden concreet gedaan om uw belofte waar te maken criminele en
overlastgevende asielzoekers aan te pakken door in EU-verband regels met betrekking
tot vreemdelingenbewaring te verruimen en asielaanvragen van criminele asielzoekers
af te kunnen wijzen in geval van een gevangenisstraf van minder dan zes maanden?1
Op welke data en tijdens welke gelegenheden heeft u dit gedaan? Zijn hier verslagen
van beschikbaar?
Welke landen steunen u hierin en welke niet?
Ziet u progressie in de wijziging van deze EU-regels? Zo ja, hoe uit dit zich?
Antwoord 1, 2, 3, 4
Criminaliteit onder vreemdelingen is zeer ernstig en het onderwerp heeft mijn voortdurende
aandacht. Niet alleen vanwege de schade die door deze acties wordt aangericht, maar
ook omdat dit bijdraagt aan een negatieve beeldvorming en afleiden van de humanitaire
nood van waaruit vele migranten een beroep op Nederland doen. Ook doet het afbreuk
aan de positieve bijdragen van talloze migranten aan de Nederlandse samenleving.
Ten aanzien van de inzet op de terugkeer van criminele vreemdelingen verwijs ik naar
mijn reactie op vragen van de SGP bij de behandeling van de wijziging van de Vreemdelingenwet
2000 teneinde te voorzien in een wettelijke basis voor de staandehouding, overbrenging
en ophouding met het oog op inbewaringstelling van Dublinclaimanten en vreemdelingen
aan wie tijdens een verblijfsprocedure rechtmatig verblijf wordt toegekend.2
In genoemde reactie heb ik nogmaals aangegeven wat mijn inzet is bij de herziening
van de Terugkeerrichtlijn. Na de JBZ-conclusies van 28 juni 2018 is mede op aandringen
van Nederland door de Europese Commissie op 12 september 2018 een voorstel gepresenteerd
tot herziening van de Terugkeerrichtlijn.3 Daarover wordt nu in de Raad verder gesproken. Speerpunten van het voorstel voor
Nederland zijn de vergrote mogelijkheden om criminele feiten te betrekken bi de afweging
om vreemdelingen in bewaring te stellen. Een ander voor Nederland belangrijk element,
te weten de vereenvoudiging van administratieve lasten en procedures, in het bijzonder
voor vreemdelingenbewaring, stond niet in het voorstel, maar is op initiatief van
Nederland nu wel op genomen in de actuele versie van de raadspositie. De Nederlandse
inzet vindt zijn vertaling in de inzet in talloze gremia en contacten op ambtelijk
en diplomatiek niveau. Ik zie dat onder een brede meerderheid van de lidstaten consensus
bestaat dat de mogelijkheden verbreed moeten worden. De inzet in dit onderhandelingsproces
blijft dan ook onverminderd.
Ook vraag ik internationaal aandacht voor de handelingsperpectieven gedurende de asielprocedure
als er sprake is van overlast of criminele feiten. Net als op lokaal niveau zal de
eerste winst te behalen zijn door verdere intensivering van de samenwerking. Daarbij
kan worden gedacht aan de verbetering van de informatie uitwisseling over in andere
lidstaten gepleegde feiten, onder meer door de implementatie van ECRIS-TCN waarover
in december een politiek akkoord is bereikt. Maar ook op andere vlakken zoek ik naar
samenwerking. Ik merk dat meer en meer lidstaten de zorgen over criminele vreemdelingen
delen. Tegelijk lopen de nationale praktijken van de lidstaten soms uiteen, zodat
intensievere samenwerking met de andere lidstaten van de EU nodig is om de slag te
maken die deze problematiek vergt.
Voor wat betref de grens die is gelegd bij een strafmaat van zes maanden gevangenisstraf,
wijs ik op de beleidsaanscherping die mijn ambtsvoorganger vanaf 2015 heeft ingezet.4 Het kabinet is van oordeel dat we hiermee de grens hebben bereikt van wat we op dit
punt kunnen doen met inachtneming van de Europese regels, bijvoorbeeld de Procedurerichtlijn,
maar ook het Vluchtelingenverdrag.5
X Noot
1Handelingen TK 2018–2019 27-10 (Begroting Justitie en Veiligheid 2019), AO Integrale
migratieagenda 13-6-2018, WGO Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring (34 309) 11-6-2018
X Noot
2Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 35 056
X Noot
5Zie hierover bijvoorbeeld het dertigledendebat van 12 september 2017: Handelingen
TK 2016–2017, 101-27