34 255 Voorstel van wet van het lid Lodders tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet loonbelasting 1964 en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot uitbetaling van pensioen in pensioeneenheden (Wet uitbetaling pensioen in pensioeneenheden)

Nr. 12 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 29 februari 2016

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In het opschrift wordt «, de Wet loonbelasting 1964 en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot uitbetaling van pensioen in pensioeneenheden (Wet uitbetaling pensioen in pensioeneenheden)» vervangen door: en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verbetering van premieregelingen (Wet verbeterde premieregeling).

2

Voor artikel I, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

aA

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Er worden in alfabetische volgorde de volgende definities ingevoegd:

– collectief toedelingsmechanisme: wijze waarop financiële mee- en tegenvallers collectief worden verwerkt in variabele uitkeringen;

– pensioeneenheid: eenheid van deelname in een beleggingsportefeuille, waarbij de waarde fluctueert met de koersontwikkeling van deze portefeuille en eventueel met de ontwikkeling van de levensverwachting;

– risicovrije rente: de door De Nederlandsche Bank N.V. gepubliceerde actuele rentetermijnstructuur;

– toedelingskring: groep personen waarop een collectief toedelingsmechanisme wordt toegepast;.

2. In de definitie van kapitaalovereenkomst wordt «een pensioenuitkering» vervangen door: een vastgestelde of variabele pensioenuitkering.

3. In de definitie van ouderdomspensioen wordt «een geldelijke, vastgestelde uitkering» vervangen door: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is,.

4. In de definitie van partnerpensioen wordt «een geldelijke, vastgestelde uitkering» vervangen door: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is,.

5. In de definitie van premieovereenkomst wordt «een pensioenuitkering» vervangen door: een vastgestelde of variabele pensioenuitkering.

3

Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:

A

In artikel 2, vierde en vijfde lid, vervalt: , vastgestelde.

4

Na artikel I, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a. Uitkering bij kapitaalovereenkomst en premieovereenkomst

1. Bij een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst wordt het kapitaal voortvloeiend uit de beschikbaar gestelde premies uiterlijk op de pensioendatum omgezet in een vastgestelde uitkering.

2. In afwijking van het eerste lid kan het kapitaal vanaf de pensioendatum geheel of gedeeltelijk worden gebruikt voor de financiering van een variabele uitkering.

5

Artikel I, onderdeel B, komt te luiden:

B

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11. Uitkering, kapitaal of premie

De uitkering, het kapitaal en de premie in het kader van een pensioenovereenkomst luiden in een Nederlands wettig betaalmiddel.

6

Na artikel I, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 21, eerste lid, wordt «kenmerken van de pensioenregeling» vervangen door: kenmerken van de pensioenregeling, waaronder de mogelijkheid te kiezen voor een variabele uitkering,.

7

In artikel I, onderdeel C, komt artikel 38, eerste lid, onderdeel e, te luiden:

e. informatie over een variabele uitkering.

8

Artikel I, onderdeel D, vervalt.

9

In artikel I, onderdeel E, komt artikel 40, eerste lid, onderdeel c, te luiden:

c. informatie over een variabele uitkering.

10

Artikel I, onderdeel F, vervalt.

11

Artikel I, onderdeel G, komt te luiden:

G

Na artikel 44 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 44a. Verstrekken informatie over variabele uitkering

1. De pensioenuitvoerder informeert degene die het uit een kapitaalovereenkomst of premieovereenkomst voortvloeiende kapitaal op de pensioendatum wenst aan te wenden voor een variabele uitkering over de voor hem relevante gevolgen en risico’s bij een variabele uitkering waaronder een opgave van de hoogte van de variabele uitkeringen en een opgave van de hoogte van de vastgestelde uitkeringen indien het kapitaal daarvoor zou worden aangewend. Deze opgaven worden, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de te verstrekken informatie, de rekenregels en de wijze waarop de informatie wordt verstrekt.

12

In artikel I, onderdeel H, wordt «pensioen in pensioeneenheden» vervangen door: variabele uitkering.

13

Na artikel I, onderdeel H, worden de volgende onderdelen ingevoegd:

Ha

Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «met beleggingsvrijheid» vervangen door: met beleggingsvrijheid in de opbouwfase.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Bij de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, handelt de pensioenuitvoerder in het belang van de deelnemer of gewezen deelnemer.

3. Onder vernummering van het zesde lid tot het zevende lid wordt na het vijfde lid een lid ingevoegd luidende:

6. Ten behoeve van het advies, bedoeld in het derde lid, wint de pensioenuitvoerder informatie in over de financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de deelnemer of gewezen deelnemer, voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor het advies. Het advies wordt, voor zover redelijkerwijs mogelijk, mede op deze informatie gebaseerd.

Hb

Na artikel 52 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 52a. Zorgplicht bij premieovereenkomsten zonder beleggingsvrijheid en variabele uitkeringen

1. Bij de uitvoering van een premieovereenkomst zonder beleggingsvrijheid in de opbouwfase of een variabele uitkering voortvloeiend uit een premieovereenkomst of kapitaalovereenkomst is de pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor de beleggingen en voert een beleggingsbeleid overeenkomstig artikel 135. Bij de uitvoering van dit beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met de leeftijd van de deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden.

2. Bij de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, handelt de pensioenuitvoerder in het belang van de deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde.

3. Indien de pensioenuitvoerder bij uitvoering van een variabele uitkering verschillende beleggingsprofielen hanteert, wordt voor de pensioengerechtigde een beleggingsprofiel toegepast dat passend is gezien zijn risicoprofiel. De pensioenuitvoerder informeert de pensioengerechtigde over het vastgestelde risicoprofiel en het beleggingsprofiel.

4. De pensioenuitvoerder toetst periodiek het risicoprofiel van de pensioengerechtigde. Indien een wijziging in het risicoprofiel daartoe aanleiding geeft past de pensioenuitvoerder een ander, passend, beleggingsprofiel toe en informeert de pensioengerechtigde hierover.

5. Ten behoeve van het risicoprofiel, bedoeld in het derde en vierde lid, wint de pensioenuitvoerder informatie in over de financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de pensioengerechtigde, voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor het beleggingsprofiel.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de uitvoering van het beleggingsbeleid.

Hc

In artikel 55, tweede lid, onderdeel c, wordt «levenslange» vervangen door: vastgestelde.

14

Artikel I, onderdeel I, komt te luiden:

I

In artikel 62, eerste lid, onderdeel c, wordt «te laten variëren» vervangen door: te laten variëren als bedoeld in artikel 63.

15

Na artikel I, onderdeel I, worden de volgende onderdelen ingevoegd:

Ia

Aan artikel 63 wordt een lid toegevoegd waarvan de nummering aansluit op het laatste lid van dat artikel, luidende:

#. Voor de toepassing van het eerste lid wordt bij variabele uitkeringen de mate van variatie vastgesteld uitgaande van de rendementsverwachtingen op de ingangsdatum van het pensioen. Bij variabele uitkeringen blijven aanpassingen buiten aanmerking voor zover deze het gevolg zijn van de omstandigheid dat de opgetreden ontwikkeling van de levensverwachting, de behaalde sterfteresultaten of de behaalde beleggingsresultaten tot hogere of lagere uitkeringen leiden dan op de ingangsdatum van het pensioen het uitgangspunt was.

Ib

Na artikel 63 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 63a. Variabele uitkering

1. Onverminderd artikel 63 kan de hoogte van een variabele uitkering na de ingangsdatum van het pensioen variëren door de verwerking van financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het beleggingsrisico, de ontwikkeling van het sterfteresultaat of de ontwikkeling van de levensverwachting.

2. De verwerking van financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van het beleggingsrisico of van de ontwikkeling van de levensverwachting gebeurt door middel van individuele toedeling of door middel van een collectief toedelingsmechanisme. De verwerking van financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van het sterfteresultaat gebeurt door middel van een collectief toedelingsmechanisme.

3. De hoogte van een variabele uitkering kan ook variëren door een, uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen vastgestelde, periodieke vaste stijging van de uitkering. Bij toepassing van een collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico kan ook een, uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen vastgestelde, periodieke vaste daling van de uitkering worden toegepast. Deze periodieke, vaste daling bedraagt ten hoogste het verschil tussen de maximale projectierente, bedoeld in het achtste lid en de risicovrije rente.

4. De pensioenuitvoerder past een collectief toedelingsmechanisme toe op een toedelingskring die bestaat uit pensioengerechtigden.

5. In afwijking van het vierde lid kunnen deelnemers of gewezen deelnemers deel uitmaken van de toedelingskring in de laatste tien jaar voorafgaand aan de pensioenrichtleeftijd, bedoeld in artikel 18a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. De deelname van deelnemers of gewezen deelnemers aan de toedelingskring vindt plaats door tijdsevenredige toetreding tot het collectief toedelingsmechanisme in deze periode.

6. Bij toepassing van een collectief toedelingsmechanisme wordt ten minste een maal per jaar op het niveau van de toedelingskring het financiële resultaat vastgesteld en verwerkt. Bij een collectief toedelingsmechanisme kan een spreidingsperiode worden gehanteerd van maximaal vijf jaar. Gedurende de spreidingsperiode worden uitsluitend de uitkeringen van de bij aanvang van de spreidingsperiode tot de toedelingskring behorende personen in gelijke stappen aangepast. Bij de vaststelling van de hoogte van de jaarlijkse aanpassing wordt rekening gehouden met de verwachte resterende levensverwachting van de toedelingskring.

7. Bij toepassing van een collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico wordt de projectierente gebaseerd op de risicovrije rente. De vormgeving van het collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico en de hoogte van een periodieke vaste daling als bedoeld in het derde lid zijn zodanig dat er op voorhand geen herverdelingseffecten tussen leeftijdsgroepen plaatsvinden.

8. Bij verwerking van financiële mee- of tegenvallers door middel van individuele toedeling wordt de projectierente gebaseerd op de rendementsverwachtingen. De projectierente bedraagt minimaal de risicovrije rente en maximaal de risicovrije rente verhoogd met een opslag die maximaal 35% bedraagt van het verschil tussen de risicovrije rente en de parameter voor aandelenrendement. Bij individuele toedeling wordt ten minste een maal per jaar het financiële resultaat vastgesteld en verwerkt, waarbij een spreidingsperiode van maximaal vijf jaar kan worden gehanteerd. Bij de vaststelling van de omvang van de periodieke aanpassing van de uitkeringshoogte gedurende de spreidingsperiode wordt rekening gehouden met de verwachte resterende levensverwachting van de pensioengerechtigde.

9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur:

a. kunnen regels worden gesteld voor de uitkering gebaseerd op pensioeneenheden; en

b. worden nadere regels gesteld over dit artikel over onder meer het collectief toedelingsmechanisme en de projectierente.

Artikel 63b. Keuzerecht variabele of vaste uitkering

1. Bij een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst die voorziet in uitkering van een aan te wenden kapitaal op de pensioendatum, legt de pensioenuitvoerder de deelnemer of gewezen deelnemer in elk geval voorafgaand aan de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan de keuze voor tussen een vastgestelde uitkering of een variabele uitkering.

2. Bij het bieden van de keuze verstrekt de pensioenuitvoerder de deelnemer of gewezen deelnemer de voor hem relevante informatie over de gevolgen en risico’s bij deze keuze waaronder een opgave van de hoogte van de vastgestelde uitkeringen en een opgave van de hoogte van de variabele uitkeringen. Deze opgaven worden tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.

3. Een pensioenuitvoerder die niet zowel vastgestelde als variabele uitkeringen uitvoert meldt dit aan de deelnemer of gewezen deelnemer. De pensioenuitvoerder verstrekt de in het tweede lid bedoelde informatie voor de uitkering die hij uitvoert en wijst de deelnemer of gewezen deelnemer op de mogelijkheden tot waardeoverdracht, bedoeld in de artikelen 80, 81, en 81a, tweede lid.

4. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het eerste lid is geboden, gaat de pensioenuitvoerder die vastgestelde uitkeringen uitvoert op de ingangsdatum van het pensioen over tot verstrekking van een vastgestelde uitkering.

5. Een pensioenfonds dat uitsluitend variabele uitkeringen uitvoert waarbij deelnemers of gewezen deelnemers deel uitmaken van de toedelingskring waarop een collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico wordt toegepast, legt de deelnemer of gewezen deelnemer, voorafgaand aan de eerste toetreding tot de toedelingskring, de keuze tot toetreding voor. Het tweede tot en met vierde lid zijn bij deze keuze van overeenkomstige toepassing. Voor zover de deelnemer of gewezen deelnemer is toegetreden tot de toedelingskring zijn het eerste tot en met vierde lid voorafgaand aan de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan niet van toepassing. Dit lid wordt bij een algemeen pensioenfonds toegepast per collectiviteitkring.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de te verstrekken informatie, de rekenregels en de wijze waarop de informatie wordt verstrekt.

Artikel 63c. Uitvoering variabele uitkering

De toezichthouder kan een pensioenuitvoerder die een variabele uitkering uitvoert de verplichting opleggen om binnen een door de toezichthouder te stellen termijn over te gaan tot verzekering bij een verzekeraar, overdracht aan een verzekeraar of onderbrenging bij een pensioenfonds indien dit naar het oordeel van de toezichthouder noodzakelijk is in verband met de actuariële en bedrijfstechnische risico’s met betrekking tot deze variabele uitkering.

Ic

In artikel 79, eerste lid, wordt «artikel 62» vervangen door: artikel 62 of 63b.

Id

Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt «Bevoegdheid tot waardeoverdracht voor» vervangen door: Waardeoverdracht door.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot het derde tot en met zevende lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid is een pensioenfonds verplicht op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken als bedoeld in het eerste lid, per de pensioendatum rechtstreeks over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder indien voldaan wordt aan de in het eerste lid, onderdelen b en c en tweede zin, genoemde voorwaarden en:

a. het pensioenfonds uitsluitend variabele uitkeringen uitvoert en het pensioenkapitaal na de overdracht wordt aangewend voor een vastgestelde uitkering, tenzij de deelnemer of gewezen deelnemer voor de pensioendatum deel uitmaakt van de toedelingskring waarop een collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico wordt toegepast; of

b. het pensioenfonds uitsluitend vastgestelde uitkeringen uitvoert en het pensioenkapitaal na de overdracht wordt aangewend voor een variabele uitkering.

Dit lid wordt bij een algemeen pensioenfonds toegepast per collectiviteitkring.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het tweede lid» vervangen door: het derde lid.

Ie

In artikel 81a, eerste lid, wordt «een pensioenuitkering» vervangen door: een vastgestelde pensioenuitkering.

If

In artikel 81b, tweede lid, wordt «Artikel 80, tweede tot en met zesde lid» vervangen door: Artikel 80, derde tot en met zevende lid.

16

Artikel I, onderdeel J, komt te luiden:

J

In artikel 176, eerste lid, wordt «52, 58» vervangen door «52, 52a, 58» en wordt «63, 66» vervangen door «63, 63b, 66».

17

Na artikel I, onderdeel J, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende

K

Artikel 221 komt te luiden:

Artikel 221. Evaluatiebepaling

Onze Minister zendt binnen drie jaar na inwerkingtreding van de Wet verbeterde premieregeling aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van die wet in de praktijk.

18

Artikel II, onderdeel A, komt te luiden:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Er worden in alfabetische volgorde de volgende definities ingevoegd:

– collectief toedelingsmechanisme: wijze waarop financiële mee- en tegenvallers collectief worden verwerkt in variabele uitkeringen;

– pensioeneenheid: eenheid van deelname in een beleggingsportefeuille, waarbij de waarde fluctueert met de koersontwikkeling van deze portefeuille en eventueel met de ontwikkeling van de levensverwachting;

– risicovrije rente: de door De Nederlandsche Bank N.V. gepubliceerde actuele rentetermijnstructuur;

– toedelingskring: groep personen waarop een collectief toedelingsmechanisme wordt toegepast;.

2. In de definitie van kapitaalregeling wordt «een pensioenuitkering» vervangen door: een vastgestelde of variabele pensioenuitkering.

3. In de definitie van ouderdomspensioen wordt «een geldelijke, vastgestelde uitkering» vervangen door: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is,.

4. In de definitie van partnerpensioen wordt «een geldelijke, vastgestelde uitkering» vervangen door: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is,.

5. In de definitie van premieregeling wordt «een pensioenuitkering» vervangen door: een vastgestelde of variabele pensioenuitkering.

19

Na artikel II, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Na artikel 28 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 28a. Uitkering bij kapitaalregeling en premieregeling

1. Bij een kapitaalregeling of een premieregeling wordt het kapitaal voortvloeiend uit de beschikbaar gestelde premies uiterlijk op de pensioendatum omgezet in een vastgestelde uitkering.

2. In afwijking van het eerste lid kan het kapitaal vanaf de pensioendatum geheel of gedeeltelijk worden gebruikt voor de financiering van een variabele uitkering.

20

Artikel II, onderdeel B, komt te luiden:

B

Artikel 29 komt te luiden:

Artikel 29. Uitkering, kapitaal of premie

De uitkering, het kapitaal en de premie in het kader van een beroepspensioenregeling luiden in een Nederlands wettig betaalmiddel.

21

Na artikel II, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 48, eerste lid, wordt «kenmerken van de beroepspensioenregeling» vervangen door: kenmerken van de beroepspensioenregeling, waaronder de mogelijkheid te kiezen voor een variabele uitkering,.

22

In artikel II, onderdeel C, komt artikel 49, eerste lid, onderdeel e, te luiden:

e. informatie over een variabele uitkering.

23

Artikel II, onderdeel D vervalt.

24

In artikel II, onderdeel E, komt artikel 51, eerste lid, onderdeel c, te luiden:

c. informatie over een variabele uitkering.

25

Artikel II, onderdeel F, vervalt.

26

Artikel II, onderdeel G, komt te luiden:

G

Na artikel 55 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 55a. Verstrekken informatie over variabele uitkering

1. De pensioenuitvoerder informeert degene die het uit een kapitaalregeling of premieregeling voortvloeiende kapitaal op de pensioendatum wenst aan te wenden voor een variabele uitkering over de voor hem relevante gevolgen en risico’s bij een variabele uitkering waaronder een opgave van de hoogte van de variabele uitkeringen en een opgave van de hoogte van de vastgestelde uitkeringen indien het kapitaal daarvoor zou worden aangewend. Deze opgaven worden, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de te verstrekken informatie, de rekenregels en de wijze waarop de informatie wordt verstrekt.

27

In artikel II, onderdeel H, wordt «pensioen in pensioeneenheden» vervangen door: variabele uitkering.

28

Na artikel II, onderdeel H, worden de volgende onderdelen ingevoegd:

Ha

Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «met beleggingsvrijheid» vervangen door: met beleggingsvrijheid in de opbouwfase.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Bij de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, handelt de pensioenuitvoerder in het belang van de deelnemer of gewezen deelnemer.

3. Onder vernummering van het zesde lid tot het zevende lid wordt na het vijfde lid een lid ingevoegd luidende:

6. Ten behoeve van het advies, bedoeld in het derde lid, wint de pensioenuitvoerder informatie in over de financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de deelnemer of gewezen deelnemer, voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor het advies. Het advies wordt, voor zover redelijkerwijs mogelijk, mede op deze informatie gebaseerd.

Hb

Na artikel 63 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 63a. Zorgplicht bij premieregelingen zonder beleggingsvrijheid en variabele uitkeringen

1. Bij de uitvoering van een premieregeling zonder beleggingsvrijheid in de opbouwfase of een variabele uitkering voortvloeiend uit een premieregeling of kapitaalregeling is de pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor de beleggingen en voert een beleggingsbeleid overeenkomstig artikel 130. Bij de uitvoering van dit beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met de leeftijd van de deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden.

2. Bij de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, handelt de pensioenuitvoerder in het belang van de deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde.

3. Indien de pensioenuitvoerder bij uitvoering van een variabele uitkering verschillende beleggingsprofielen hanteert, wordt voor de pensioengerechtigde een beleggingsprofiel toegepast dat passend is gezien zijn risicoprofiel. De pensioenuitvoerder informeert de pensioengerechtigde over het vastgestelde risicoprofiel en het beleggingsprofiel.

4. De pensioenuitvoerder toetst periodiek het risicoprofiel van de pensioengerechtigde. Indien een wijziging in het risicoprofiel daartoe aanleiding geeft past de pensioenuitvoerder een ander, passend, beleggingsprofiel toe en informeert de pensioengerechtigde hierover.

5. Ten behoeve van het risicoprofiel, bedoeld in het derde en vierde lid, wint de pensioenuitvoerder informatie in over de financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de pensioengerechtigde, voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor het beleggingsprofiel.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de uitvoering van het beleggingsbeleid.

Hc

In artikel 66, tweede lid, onderdeel c, wordt «levenslange» vervangen door: vastgestelde.

29

Artikel II, onderdeel I, komt te luiden:

I

In artikel 74, eerste lid, onderdeel c, wordt «te laten variëren» vervangen door: te laten variëren als bedoeld in artikel 75.

30

Na artikel II, onderdeel I, worden de volgende onderdelen ingevoegd:

J

Aan artikel 75 wordt een lid toegevoegd waarvan de nummering aansluit op het laatste lid van dat artikel, luidende:

#. Voor de toepassing van het eerste lid wordt bij variabele uitkeringen de mate van variatie vastgesteld uitgaande van de rendementsverwachtingen op de ingangsdatum van het pensioen. Bij variabele uitkeringen blijven aanpassingen buiten aanmerking voor zover deze het gevolg zijn van de omstandigheid dat de opgetreden ontwikkeling van de levensverwachting, de behaalde sterfteresultaten of de behaalde beleggingsresultaten tot hogere of lagere uitkeringen leiden dan op de ingangsdatum van het pensioen het uitgangspunt was.

K

Na artikel 75 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 75a. Variabele uitkering

1. Onverminderd artikel 75 kan de hoogte van een variabele uitkering na de ingangsdatum van het pensioen variëren door de verwerking van financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het beleggingsrisico, de ontwikkeling van het sterfteresultaat of de ontwikkeling van de levensverwachting.

2. De verwerking van financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van het beleggingsrisico of van de ontwikkeling van de levensverwachting gebeurt door middel van individuele toedeling of door middel van een collectief toedelingsmechanisme. De verwerking van financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van het sterfteresultaat gebeurt door middel van een collectief toedelingsmechanisme.

3. De hoogte van een variabele uitkering kan ook variëren door een, uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen vastgestelde, periodieke vaste stijging van de uitkering. Bij toepassing van een collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico kan ook een, uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen vastgestelde, periodieke vaste daling van de uitkering worden toegepast. Deze periodieke, vaste daling bedraagt ten hoogste het verschil tussen de maximale projectierente, bedoeld in het achtste lid en de risicovrije rente.

4. De pensioenuitvoerder past een collectief toedelingsmechanisme toe op een toedelingskring die bestaat uit pensioengerechtigden.

5. In afwijking van het vierde lid kunnen deelnemers of gewezen deelnemers deel uitmaken van de toedelingskring in de laatste tien jaar voorafgaand aan de pensioenrichtleeftijd, bedoeld in artikel 18a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. De deelname van deelnemers of gewezen deelnemers aan de toedelingskring vindt plaats door tijdsevenredige toetreding tot het collectief toedelingsmechanisme in deze periode.

6. Bij toepassing van een collectief toedelingsmechanisme wordt ten minste een maal per jaar op het niveau van de toedelingskring het financiële resultaat vastgesteld en verwerkt. Bij een collectief toedelingsmechanisme kan een spreidingsperiode worden gehanteerd van maximaal vijf jaar. Gedurende de spreidingsperiode worden uitsluitend de uitkeringen van de bij aanvang van de spreidingsperiode tot de toedelingskring behorende personen in gelijke stappen aangepast. Bij de vaststelling van de hoogte van de jaarlijkse aanpassing wordt rekening gehouden met de verwachte resterende levensverwachting van de toedelingskring.

7. Bij toepassing van een collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico wordt de projectierente gebaseerd op de risicovrije rente. De vormgeving van het collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico en de hoogte van een periodieke vaste daling als bedoeld in het derde lid zijn zodanig dat er op voorhand geen herverdelingseffecten tussen leeftijdsgroepen plaatsvinden.

8. Bij verwerking van financiële mee- of tegenvallers door middel van individuele toedeling wordt de projectierente gebaseerd op de rendementsverwachtingen. De projectierente bedraagt minimaal de risicovrije rente en maximaal de risicovrije rente verhoogd met een opslag die maximaal 35% bedraagt van het verschil tussen de risicovrije rente en de parameter voor aandelenrendement. Bij individuele toedeling wordt ten minste een maal per jaar het financiële resultaat vastgesteld en verwerkt, waarbij een spreidingsperiode van maximaal vijf jaar kan worden gehanteerd. Bij de vaststelling van de omvang van de periodieke aanpassing van de uitkeringshoogte gedurende de spreidingsperiode wordt rekening gehouden met de verwachte resterende levensverwachting van de pensioengerechtigde.

9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur:

a. kunnen regels worden gesteld voor de uitkering gebaseerd op pensioeneenheden; en

b. worden nadere regels gesteld over dit artikel over onder meer het collectief toedelingsmechanisme en de projectierente

Artikel 75b. Keuzerecht variabele of vaste uitkering

1. Bij een kapitaalregeling of een premieregeling die voorziet in uitkering van een aan te wenden kapitaal op de pensioendatum, legt de pensioenuitvoerder de deelnemer of gewezen deelnemer in elk geval voorafgaand aan de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan de keuze voor tussen een vastgestelde uitkering of een variabele uitkering.

2. Bij het bieden van de keuze verstrekt de pensioenuitvoerder de deelnemer of gewezen deelnemer de voor hem relevante informatie over de gevolgen en risico’s bij deze keuze waaronder een opgave van de hoogte van de vastgestelde uitkeringen en een opgave van de hoogte van de variabele uitkeringen. Deze opgaven worden tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.

3. Een pensioenuitvoerder die niet zowel vastgestelde als variabele uitkeringen uitvoert meldt dit aan de deelnemer of gewezen deelnemer. De pensioenuitvoerder verstrekt de in het tweede lid bedoelde informatie voor de uitkering die hij uitvoert en wijst de deelnemer of gewezen deelnemer op de mogelijkheden tot waardeoverdracht, bedoeld in de artikelen 88, 89, en 89a, tweede lid.

4. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het eerste lid is geboden, gaat de pensioenuitvoerder die vastgestelde uitkeringen uitvoert op de ingangsdatum van het pensioen over tot verstrekking van een vastgestelde uitkering.

5. Een beroepspensioenfonds dat uitsluitend variabele uitkeringen uitvoert waarbij deelnemers of gewezen deelnemers deel uitmaken van de toedelingskring waarop een collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico wordt toegepast, legt de deelnemer of gewezen deelnemer, voorafgaand aan de eerste toetreding tot de toedelingskring, de keuze tot toetreding voor. Het tweede tot en met vierde lid zijn bij deze keuze van overeenkomstige toepassing. Voor zover de deelnemer of gewezen deelnemer is toegetreden tot de toedelingskring zijn het eerste tot en met vierde lid voorafgaand aan de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan niet van toepassing.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de te verstrekken informatie, de rekenregels en de wijze waarop de informatie wordt verstrekt.

Artikel 75c. Uitvoering variabele uitkering

De toezichthouder kan een pensioenuitvoerder die een variabele uitkering uitvoert de verplichting opleggen om binnen een door de toezichthouder te stellen termijn over te gaan tot verzekering bij een verzekeraar, overdracht aan een verzekeraar of onderbrenging bij een beroepspensioenfonds indien dit naar het oordeel van de toezichthouder noodzakelijk is in verband met de actuariële en bedrijfstechnische risico’s met betrekking tot deze variabele uitkering.

L

In artikel 87, eerste lid, wordt «artikel 74» vervangen door: artikel 74 of 75b.

M

Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt «Bevoegdheid tot waardeoverdracht voor» vervangen door: Waardeoverdracht door.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot het derde tot en met zevende lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid is een beroepspensioenfonds verplicht op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken als bedoeld in het eerste lid, per de pensioendatum rechtstreeks over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder indien voldaan wordt aan de in het eerste lid, onderdelen b en c en tweede zin, genoemde voorwaarden en:

a. het beroepspensioenfonds uitsluitend variabele uitkeringen uitvoert en het pensioenkapitaal na de overdracht wordt aangewend voor een vastgestelde uitkering, tenzij de deelnemer of gewezen deelnemer voor de pensioendatum deel uitmaakt van de toedelingskring waarop een collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico wordt toegepast; of

b. het beroepspensioenfonds uitsluitend vastgestelde uitkeringen uitvoert en het pensioenkapitaal na de overdracht wordt aangewend voor een variabele uitkering.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het tweede lid» vervangen door: het derde lid.

N

In artikel 89a, eerste lid, wordt «een pensioenuitkering» vervangen door: een vastgestelde pensioenuitkering.

O

In artikel 89b, tweede lid, wordt «Artikel 88, tweede tot en met zesde lid» vervangen door: Artikel 88, derde tot en met zevende lid.

P

In artikel 171, eerste lid, wordt «63, 69» vervangen door «63, 63a, 69» en wordt «75, 78» vervangen door «75, 75b, 78».

Q

Artikel 213 komt te luiden:

Artikel 213. Evaluatiebepaling

Onze Minister zendt binnen drie jaar na inwerkingtreding van de Wet verbeterde premieregeling aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van die wet in de praktijk.

31

Artikel III komt te luiden:

ARTIKEL III

In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt artikel 18d als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. aanpassing van een op een beschikbare-premiestelsel gebaseerd ingegaan pensioen aan de omstandigheid dat de opgetreden ontwikkeling van de levensverwachting, de behaalde sterfteresultaten of de behaalde beleggingsresultaten tot hogere uitkeringen leiden dan op het tijdstip van ingang van het pensioen het uitgangspunt was.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, blijven aanpassingen van de uitkeringen van een op een beschikbare-premiestelsel gebaseerd pensioen buiten aanmerking voor zover deze het gevolg zijn van de omstandigheid dat de opgetreden ontwikkeling van de levensverwachting, de behaalde sterfteresultaten of de behaalde beleggingsresultaten tot hogere of lagere uitkeringen leiden dan op het tijdstip van ingang van het pensioen het uitgangspunt was.

5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van dit artikel.

32

Artikel IV komt te luiden:

ARTIKEL IV

In afwijking van artikel I, onderdelen G en Ib, voor zover het betreft artikel 63b van de Pensioenwet en artikel II, onderdelen G en K, voor zover het betreft artikel 75b van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, geldt de verplichting om de opgaven en indicaties, bedoeld in de artikelen 44a en 63b van de Pensioenwet en de artikelen 55a en 75b van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, weer te geven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario, niet tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

33

Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

A

Indien artikel I, onderdeel E, van de Wet pensioencommunicatie eerder in werking treedt dan artikel I, onderdeel E, van deze wet, wordt artikel I, onderdeel E van deze wet, als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt «onderdeel a» vervangen door: onderdeel b.

2. In onderdeel 2 wordt «onderdeel b» vervangen door «onderdeel c» en wordt onderdeel c (nieuw) verletterd tot d.

B

Indien artikel I, onderdeel E, van de Wet pensioencommunicatie later in werking treedt dan artikel I, onderdeel E, van deze wet, komt artikel I, onderdeel E, onderdeel 1, van de Wet pensioencommunicatie als volgt te luiden:

1. In het eerste lid vervalt in onderdeel b «en» en wordt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d, een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134; en.

34

Artikel VI komt te luiden:

ARTIKEL VI

A

Indien artikel II, onderdeel D, van de Wet pensioencommunicatie eerder in werking treedt dan artikel II, onderdeel E, van deze wet, wordt artikel II, onderdeel E, van deze wet, als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt «onderdeel a» vervangen door: onderdeel b.

2. In onderdeel 2 wordt «onderdeel b» vervangen door «onderdeel c» en wordt onderdeel c (nieuw) verletterd tot d.

B

Indien artikel II, onderdeel D, van de Wet pensioencommunicatie later in werking treedt dan artikel II, onderdeel E, van deze wet, komt artikel II, onderdeel D, onderdeel 1, van de Wet pensioencommunicatie als volgt te luiden:

1. In het eerste lid vervalt in onderdeel b «en» en wordt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d, een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129; en.

35

Artikel VII vervalt.

36

In artikel IX wordt «Wet uitbetaling pensioen in pensioeneenheden» vervangen door: Wet verbeterde premieregeling.

Toelichting

De onderdelen die overgenomen zijn uit het wetsvoorstel Wet variabele pensioenuitkering zijn toegelicht in Kamerstukken II 2015/16, 34 344, nr. 3 en 9. In onderstaande worden de wijzigingen ten opzichte van onderhavig wetsvoorstel en wetsvoorstel 34 344 toegelicht.

Onderdeel 1

Het opschrift wordt aangepast.

Onderdeel 2 en 18

Aan artikel 1 van de Pensioenwet en artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb) wordt een definitie van pensioeneenheid toegevoegd. Een pensioeneenheid is een eenheid van deelname in een beleggingsportefeuille, waarbij de waarde fluctueert met de koersontwikkeling van deze portefeuille en eventueel met de ontwikkeling van de levensverwachting. Een variabele uitkering kan gebaseerd worden op pensioeneenheden.

Onderdelen 3, 4, 5, 19 en 20

Deze onderdelen zijn overgenomen uit wetsvoorstel 34 344. Omdat een uitkering gebaseerd op pensioeneenheden een variabele uitkering is, zijn de gelijkstelling met een pensioenrecht en de afzonderlijke regels voor deze uitkering vervangen.

Onderdelen 6 tot en met 12 en 21 tot en met 27

In deze onderdelen is een aantal informatievoorschriften opgenomen. In artikel 21 van de Pensioenwet en artikel 48 van de Wvb is geregeld welke informatie bij aanvang van de deelneming moet worden verstrekt. Daarbij gaat het onder andere om informatie over de kenmerken van de pensioenregeling. Hieraan wordt toegevoegd dat hieronder valt de mogelijkheid om te kiezen voor een variabele uitkering. Deze informatie wordt opgenomen in laag 1 van de Pensioen 1-2-3. Verder wordt de tekst die opgenomen moet worden op de UPO’s voor deelnemers en gewezen deelnemers aangepast zodat die op de mogelijke keuze voor alle variabele uitkeringen ziet. De tekst over de informatieverstrekking via het pensioenregister wordt op gelijke wijze aangepast.

De informatieverstrekking indien de deelnemer of gewezen deelnemer een variabele uitkering bij een andere uitvoerder wil kopen is overgenomen uit wetsvoorstel 34 344.

Nu de informatieverstrekking bij aanvang deelneming op bovenstaande wijze wordt geregeld en eveneens is voorzien in informatie voorafgaand aan de pensioendatum (artikelen 63b van de Pensioenwet en 75b van de Wvb) vervallen de informatiebepalingen in artikel I, onderdelen D en F en artikel II, onderdelen D en F.

Onderdelen 13, 14, 15, 28, 29 en 30

Met deze onderdelen is een aantal onderdelen uit wetsvoorstel 34 344 overgenomen. Daarbij gaat het om bepalingen over de beleggingen en de zorgplicht bij uitvoering van premieovereenkomsten en variabele uitkeringen (13 en 28), een regeling voor de beoordeling van de maximale hoog-laag variatie bij variabele uitkeringen (onderdelen 15, Ia en 30, J), bepalingen over de uitvoering van en het keuzerecht voor de variabele uitkering (onderdelen 15, Ib en 30, K) en om een aantal redactionele of technische wijzigingen. Op grond van de bepalingen over de zorgplicht en het keuzerecht voor de variabele uitkering geldt dat pensioenuitvoerders ook reeds in de opbouwfase deelnemers informatie moeten verstrekken ten behoeve van de keuze tussen een vast of variabel pensioen, namelijk op het moment dat het beleggingsbeleid ten behoeve van een vast of variabel pensioen uiteen gaat lopen. Op grond van artikel 52 en 52a Pensioenwet en van artikel 63 en 63a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling zal daarom in lagere regelgeving worden opgenomen dat pensioenuitvoerders bij de invulling van hun beleggingsbeleid in de opbouwfase moeten aansluiten bij de voorkeur van de deelnemer voor een vaste of variabele uitkering. Zoals aangegeven in het algemeen deel van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel variabele pensioenuitkering (Kamerstukken II 2015–2016, 34 344, nr. 3, blz. 19) kan hiervoor geen uniform moment worden bepaald, omdat het beleggingsbeleid bij verschillende pensioenuitvoerders op verschillende momenten uiteen kan gaan lopen. Dit kan bovendien afhankelijk zijn van het gevoerde beleggingsprofiel in de opbouwfase.

Bij de bepaling over de variabele uitkering wordt geregeld dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld voor de uitkering in pensioeneenheden.

In de voorgestelde artikelen 63b van de Pensioenwet en 75b van de Wvb over het keuzerecht voor een vastgestelde of variabele uitkering is een default-optie opgenomen. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de gestelde termijn op de hem voorgelegde keuze reageert gaat de uitvoerder over tot het verstrekken van een vastgestelde uitkering op de pensioendatum. Bij uitvoerders die geen vastgestelde uitkering uitvoeren zal de deelnemer of gewezen deelnemer moeten shoppen. Indien een pensioenfonds dat uitsluitend variabele uitkeringen uitvoert de keuze aan de deelnemer of gewezen deelnemer voorlegt voorafgaand aan de eerste toetreding tot de toedelingskring waarop een collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico wordt toegepast, is de default van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de deelnemer die niet reageert niet toetreedt tot de toedelingskring voor de variabele uitkering en dat hij op de pensioendatum moet shoppen voor een vastgestelde uitkering elders.

Verder wordt de regeling over het shoprecht voor pensioenfondsen zoals opgenomen in wetsvoorstel 34 344 overgenomen (onderdeel 15, Id en 30, M).

Onderdelen 16, 17 en 30, P en Q

In deze onderdelen worden de boeteartikelen uit de Pensioenwet en Wvb aangepast en wordt een evaluatiebepaling ten aanzien van onderhavig wetsvoorstel opgenomen.

Onderdeel 31

In dit artikel is een aantal wijzigingen van de Wet op de loonbelasting 1964 opgenomen. Daarbij is aangesloten bij de wijzigingen die zijn opgenomen in wetsvoorstel 34 344.

Onderdeel 32

In artikel IV is de regeling overgenomen uit wetsvoorstel 34 344 op grond waarvan tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip weergave in drie scenario’s bij bepaalde informatie niet verplicht is. In de algemene maatregel van bestuur bij dit wetsvoorstel wordt voor de tussenperiode een eenvoudige regeling voor informatie over risico’s voorgeschreven.

De in het oorspronkelijke artikel IV opgenomen wijziging van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet kan vervallen omdat door deze nota van wijziging artikel 2 van de Pensioenwet niet vernummerd wordt.

Onderdeel 33 en 34

In deze onderdelen worden de artikelen V en VI van het wetsvoorstel aangepast. In deze artikelen zijn bepalingen opgenomen voor de samenloop tussen dit wetsvoorstel en de Wet pensioencommunicatie. De artikelen 44 van de Pensioenwet en 51 van de Wvb worden zowel in onderhavig wetsvoorstel als in de Wet pensioencommunicatie aangepast. Naast de al in het wetsvoorstel opgenomen bepaling voor de situatie dat onderhavig wetsvoorstel later in werking treedt dan het betreffende onderdeel van de Wet pensioencommunicatie, worden ook bepalingen opgenomen voor de situatie dat onderhavig wetsvoorstel eerder in werking treedt. De inwerkingtreding van de betreffende onderdelen van de Wet pensioencommunicatie is op 1 januari 2017. Naar verwachting zal onderhavig wetsvoorstel eerder in werking treden.

Onderdeel 35

Een artikel over samenloop met de Wet algemeen pensioenfonds kan vervallen, omdat deze wet inmiddels in werking is getreden.

Onderdeel 36

De citeertitel wordt aangepast.

Lodders

Naar boven