32 826 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PbEU L 267)

D VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIEN1

Vastgesteld 15 december 2011

De memorie van antwoord geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Memorie van Antwoord en zij hebben daarover een aantal opmerkingen en vragen.

Geld en «elektronisch geld»

In reactie op een vraag van de leden van de SP-fractie uit het Voorlopig Verslag2 stelt de regering dat een definitie van geld inderdaad niet is opgenomen in de Wet op het financieel toezicht (Wft). In het licht van de Aanwijzingen voor de regelgeving zou hieruit, volgens de regering, zijn af te leiden dat de wet geen van het «maatschappelijk (spraak)gebruik» afwijkende betekenis van de term hanteert. Enerzijds is hierbij op te merken dat raadpleging van diverse woordenboeken en encyclopedieën leert dat die doorgaans geen eensluidende definitie van «geld» geven (dit blijkt ook al uit de twee voorbeelden die de regering geeft). Wat dit betreft lijkt de regering zich dus niet te kunnen beroepen op de genoemde Aanwijzingen. De regering licht twee elementen uit de diverse definities (namelijk «algemeen gebruikt ruilmiddel, waarvan de waarde min of meer vastligt» en «algemeen aanvaard betaalmiddel in een bepaald land of binnen een gegeven sociaal-economische context») en stelt vervolgens: «genoemde elementen zijn ook relevant voor de invulling van het begrip «geld» zoals dat in de Wet op het financieel toezicht wordt gebruikt.» Dit «ook» geeft veel te raden waar een cruciale term uit de wet juist niets te raden zou moeten overlaten. Is de regering het eens met deze opvatting van de leden van de SP-fractie? Overigens zal de regering toch niet op een zinnige en heldere manier willen volhouden dat geld een «ruilmiddel» is?3 Ruil waartussen, zo vragen deze leden met verwijzing naar het Voorlopig Verslag. Zij ontvangen graag een antwoord op deze opmerkingen en vragen. Kan de regering vervolgens een heldere en volledige definitie van de term «geld» geven? Indien de Wft de genoemde Aanwijzingen volgt dan zou dit niet problematisch moeten zijn. Indien dit wèl problematisch is, dan is er des te meer reden om deze definitie in een eerstvolgende wijziging van de Wft op te nemen. Kan de regering dit dan toezeggen?

De regering stelt in de Memorie van Antwoord: «Terecht merken de leden van de SP dan ook op dat geld ophoudt geld te zijn, indien het niet langer algemeen wordt aanvaard.» De leden van de SP-fractie zijn het geheel met de regering eens dat het «van belang is om een regelgevend kader te hebben voor betaalmiddelen die algemeen aanvaard worden (geld)». Maar het punt waar deze leden in het Voorlopig Verslag op wezen is dat het zogenaamde «electronisch geld» uit de wet en het wetsvoorstel «niet algemeen aanvaard behoeft te zijn». Dit lijkt tot de onontkoombare conclusie te leiden dat de Wft duister is, en dat de regering zichzelf in de Memorie van Antwoord tegenspreekt. Daarbij zij opgemerkt dat, in tegenstelling tot hetgeen de regering beweert, richtlijn 2009/110/EG wèl uitstrekt tot betaalmiddelen die slechts limitatief kunnen worden gebruikt.4 Is dit correct, zo vragen deze leden? Zonder dat dit aan het vorenstaande afdoet, benoemt de regering dit limitatief karakter nu als een uitzondering. Maar in de wet of het wetsvoorstel is geenszins duidelijk dat limitatief gebruik uitzonderingen betreft. De leden van de SP-fractie vragen of dit correct is. Bovendien, en daar gaat het om, overeenkomstig die elementen uit de definitie van geld die de regering nu wèl geeft, hadden limitatief gebruikte betaalmiddelen in de (voorgestelde) wettekst formeel uitgezonderd dienen te zijn («behoudens» of een dergelijke formulering) van de definitie van elektronisch geld. Onderschrijft de regering dit?5

Ten slotte wijzen de leden van de SP-fractie erop dat zij in de Memorie van Antwoord foutief geciteerd worden. De Memorie stelt: «Terecht signaleren de leden van de SP-fractie dat elektronisch geld, voor zover dat op een rekening wordt aangehouden, overeenkomsten vertoont met giraal geld.» De leden van de SP-fractie stellen dit nergens en het zou ook in strijd zijn met de strekking van hetgeen zij wèl stelden.6 Zij verzoeken de regering dit in de Nota naar aanleiding van het verslag recht te zetten.

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet. Zij verzoeken de regering de Nota naar aanleiding van het Verslag zo mogelijk uiterlijk vrijdag 16 december 2011, 16:00, aan de Eerste Kamer toe te zenden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) (voorzitter), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD) (vice-voorzitter), Van Rey (VVD) en Bröcker (VVD).

X Noot
2

Kamerstukken I 2011/12, 32 826, nr. B.

X Noot
3

Wel is met Keynes (1937) te stellen dat geld als rekenmiddel (money of account) transacties vergemakkelijkt – maar in die functie als rekenmiddel is geld doorgaans ideëel en dus niet als zodanig aanwezig (chartaal, giraal of nu elektronisch). We rekenen in geld net zoals bij het maken van een begroting. Rekenmiddel is uiteraard heel wat anders dan ruilmiddel. (Cf. Keynes, The general theory of employment, Quarterly Journal of Economics, 1937, CW blz. 115.) Bij ruil («barter») is er geen geld. In specifieke omstandigheden – die tegenwoordig niet of nauwelijks voorkomen – zou geld bij ruil wèl als rekenmiddel kunnen fungeren. Maar hierop zal de regering toch niet doelen als zij naar sommige «woordenboeken» verwijst?

X Noot
4

De Memorie van Antwoord stelt: «Richtlijn 2009/110/EG strekt zich niet uit tot betaalmiddelen die slechts limitatief kunnen worden gebruikt, ofwel omdat deze slechts kunnen worden aangewend ten behoeve van de aankoop van een bepaald product, ofwel omdat deze slechts op één locatie of door één winkel(keten) kunnen worden aangewend.» (onderstreping toegevoegd.)

X Noot
5

De regering had in de Memorie van Antwoord kunnen schrijven: «De definitie van geld ontbreekt inderdaad in de wettekst en dit verzuim zal bij eerstvolgende gelegenheid hersteld worden. De definitie van «elektronisch geld» dan wel de inkadering daarvan in het wetsvoorstel is bij nader inzien inderdaad problematisch en bij de eerstvolgende gelegenheid zal dit hersteld worden.» De regering was dan in twee zinnen klaar geweest en dit zou aanzienlijk minder tijd vergen van ambtenaren en kamerleden dan de huidige uitwisseling. De stelling van de regering dat het ontbreken van een definitie van geld in de wet «tot nog toe in de praktijk niet tot vragen of problemen heeft geleid» is opportunistisch. De meeste wetten, en zeker de onderhavige, zijn niet ingesteld voor situaties waarin alles op rolletjes loopt maar waarin het fout loopt. Tot de aanloop naar de crisis van 2008 heeft de hele Wft niet tot vragen of problemen geleid.

X Noot
6

De enige tekst die in de verte overeenkomstige woorden bevat als de gewraakte tekst is de volgende: «Maar hier gaat het al wringen [met het wetsvoorstel], omdat ... «elektronisch geld» niet algemeen aanvaard behoeft te zijn ... Voor alle duidelijkheid: dit lijkt al te wringen met de huidige wet die in art. 1.1 aldus definieert: «geldmiddelen: chartaal geld, giraal geld of elektronisch geld». («Geldmiddel» is hier overigens cryptisch.) «Elektronisch geld» lijkt dus te worden gedefinieerd [d.w.z. in de wet] als geld, en het wordt zo op één lijn gesteld met chartaal geld en giraal geld, die algemeen aanvaard worden ...» Het is duidelijk dat de leden van de SP-fractie zich juist verzetten tegen het op één lijn stellen van deze drie, waar de derde, «electronisch geld» niet algemeen aanvaard behoeft te zijn en dus – zoals nu blijkt ook in de opvatting van de regering – in het algemeen geen geld is, c.q. geen geld behoeft te zijn.

Naar boven