32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 500 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2023

Hierbij informeer ik uw Kamer in aanloop naar het commissiedebat over de uitgangspuntenbrief culturele basisinfrastructuur 2025–2028 (BIS) op 29 juni over de stand van zaken van een aantal moties en toezeggingen met betrekking tot cultuur.

Daarnaast ga ik in op de rapporten «Ongelijk getroffen, ongelijk gesteund II» door de Boekmanstichting en SiRM en «Evaluatie coronasteun cultuursector. Een Synthesestudie» door SEO Economisch Onderzoek, Kohnstamm Instituut en Andersson Elffers Felix

1. Moties en toezeggingen

Over de brede visie op volkscultuur en de werking van het immaterieel erfgoedveld (UNESCO).

Tijdens het Wetgevingsoverleg Cultuur op 14 november (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 163) heeft het lid Van Strien c.s. mij verzocht om een brede visie op immaterieel erfgoed te ontwikkelen.1 Ik onderschrijf het belang van deze motie en grijp deze aan om te komen tot ontwikkeling van integraal immaterieel erfgoedbeleid. Op dit moment doet een onderzoeksbureau onderzoek naar de knelpunten die erfgoedgemeenschappen ervaren en opgaven die spelen in het immaterieel erfgoedveld. Het onderzoek wordt in augustus opgeleverd. Dit najaar worden erfgoedgemeenschappen en de immaterieelerfgoedsector via verschillende rondetafels betrokken bij de beleidsontwikkeling. Daarnaast stuurt de Nederlandse Unesco Commissie mij in november een advies over jongerencultuur en immaterieel erfgoed. Ik wil de bevindingen van de Unesco Commissie meenemen in de brede visie op immaterieel erfgoed waar de motie om verzoekt. Om de hierboven genoemde stappen zorgvuldig uit te kunnen voeren zal de implementatie van de motie in het eerste kwartaal van 2024 plaatsvinden.

Over de start van een handreiking waarin wordt vastgesteld wat er nodig is om fysieke toegang tot cultuur te garanderen.

In het Wetgevingsoverleg Cultuur op 14 november 2022 deed het lid Werner c.s. het verzoek om, samen met het op te richten kennispunt toegankelijkheid cultuur, een start te maken met een handreiking waarin wordt vastgesteld wat er nodig is om een fysieke toegang tot cultuur te garanderen en de Tweede Kamer hierover voor de zomer van 2023 te informeren.2 Graag informeer ik uw Kamer over de voortgang van het kennispunt en de handreiking.

Samen met de culturele sector, ervaringsdeskundigen en experts op het gebied van toegankelijkheid zijn de afgelopen maanden stappen gezet om het kennispunt toegankelijkheid cultuur te ontwikkelen. Ik zet hiervoor de creatieve kracht van ontwerpend onderzoek in. Door deze methode wordt er met betrokkenheid van de eindgebruikers een kennispunt ontwikkeld dat in de behoefte voorziet. De inzet van ervaringsdeskundigen is hierbij van groot belang: zowel in het «kernteam» van het kennispunt alsmede in het ontwerpende onderzoek.

Op 24 mei jl. vond er een bijeenkomst plaats in de Jacobikerk in Utrecht. Op deze dag zijn vertegenwoordigers uit de culturele sector, ervaringsdeskundigen en experts onder begeleiding van creatief ontwerpers aan de slag gegaan. Door de grote opkomst en waardevolle input ben ik gesterkt in het idee dat hier echt in een behoefte wordt voorzien. Met de verzamelde input zal deze zomer een gedragen concept ontworpen worden voor het kennispunt toegankelijkheid cultuur. De vorm is nog vrij en zal voortvloeien uit de wensen en behoeften van de eindgebruikers van het kennispunt. In het tweede gedeelte van 2023 zal het kennispunt verder worden geïmplementeerd.

Tegelijkertijd is het van belang dat de culturele sector haar inspanningen kan voortzetten om meer toegankelijk te worden. Om in de tussentijd te voorzien in de vragen van culturele instellingen over (fysieke) toegankelijkheid in de verschillende culturele sectoren, heb ik aan het Landelijk Kenniscentrum voor Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) gevraagd om de bestaande handreikingen bij elkaar te brengen en het kennisdossier over toegankelijkheid te herzien. Hier kunnen de culturele instellingen terecht met vragen over wat er nodig is om fysieke toegang tot cultuur te garanderen.

Over voortzetting van deelname aan de Regeling Letterhoeke (Tresoar) en het verzoek om zorg te dragen voor een vorm van bestuurlijke samenwerking.

De leden Van der Molen en Aukje de Vries hebben verzocht de deelname aan de Regeling Letterhoeke voort te zetten3 en de leden Bevers en Van der Molen hebben verzocht zorg te dragen voor een vorm van bestuurlijke samenwerking waarbij het duurzaam behoud van Tresoar en de bestaande financiële bijdrage daaraan wordt gewaarborgd.4

Er is overleg met de provincie Fryslân het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Tresoar. De moties worden meegenomen bij de voorbereiding van de bestuursafspraak (Bestjoersôfspraak Fryske taal en kultuer) 2024. De Tweede Kamer wordt hierover voor het einde van het jaar geïnformeerd.

Over leesbevordering en bibliotheken op scholen.

In mijn bibliotheekbrief «Een abonnement op de hele wereld» heb ik uw Kamer op de hoogte gebracht van de maatregelen en extra middelen die de komende jaren voor de Bibliotheek op school en culturele instellingen beschikbaar zijn.5 In mijn uitgangspuntenbrief heb ik uw Kamer geïnformeerd over extra middelen voor het Nederlands Letterenfonds en extra ondersteuning van instellingen in de basisinfrastructuur in het kader van leesbevordering. Dit najaar informeer ik uw Kamer over de uitwerking van de motie van het lid Mohandis die gaat over de duurzame verankering van de bibliotheek op school.6 Daarvoor laat ik nu onderzoek verrichten.

Over een podiumkunstproductie om mentale gezondheid bespreekbaar te maken onder jongeren.

Tijdens het Wetgevingsoverleg Cultuur van 14 november 2022 heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over een podiumkunstproductie die samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt ontwikkeld om mentale gezondheid onder jongeren bespreekbaar te maken.7

In de aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal» staat dat de cultuursector wordt betrokken bij het bespreekbaar maken van mentale gezondheid. Dit jaar wordt dat gedaan door het ontwikkelen van een podiumkunstenproductie voor jongeren. Het Fonds voor cultuurparticipatie werkt dit uit samen met de Kunstbende, die expertise heeft over jongeren. Ook is een panel van de Nationale Jeugdraad geconsulteerd. In de zomer wordt bekend gemaakt welke organisatie(s) de productie gaan maken. In de eerste helft van het schooljaar '23/'24 worden jongeren betrokken en is de voorstelling te zien op scholen.

Over het Jeugdfonds Sport en Cultuur.

Tijdens het Wetgevingsoverleg Cultuur op 14 november hebben de leden Mohandis, Westerveld en Kwint verzocht8 om het Jeugdfonds Sport en Cultuur toereikend gefinancierd te houden om cultuurdeelname voor kinderen te faciliteren. Zowel vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn extra middelen toegevoegd aan het fonds om te kunnen inspelen op de inflatie. Het Jeugdfonds Sport en Cultuur ontvangt in de periode 2023–2026 jaarlijks van beide ministeries € 750.000. In 2023 wordt dit bedrag eenmalig opgehoogd met € 250.000, hiermee komt het totaalbedrag op € 1.000.000. Met deze middelen kan het jeugdfonds cultuurdeelname voor kinderen uit gezinnen met lage inkomens blijven faciliteren.

Over het verduurzamen van culturele instellingen en activiteiten.

In het Wetgevingsoverleg Cultuur van 14 november 2022 is de motie van het lid Akerboom c.s. aangenomen betreffende het verzoek om te onderzoeken hoe concreet stappen gezet kunnen worden naar het verduurzamen van culturele instellingen en activiteiten, en de uitkomsten hiervan om te zetten in handvatten voor de sector.9

Op dit moment wordt gewerkt aan de uitvoering van de motie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het advies van de Raad voor Cultuur over de culturele basisinfrastructuur in de periode 2025 tot en met 2028 en het advies van de Raad voor Cultuur «Cultuur Natuurlijk» over de verduurzaming van de culturele sector, de creatieve industrie, erfgoed en de media. Ik voer inmiddels gesprekken met de culturele en creatieve sector en andere departementen. Ik wil dit ook doen met de medeoverheden en andere relevante partijen. Ik zie zeer interessante ontwikkelingen en initiatieven in de sector zelf. In de uitgangspuntenbrief ga ik nader in op de eerste stappen die ik wil zetten mede naar aanleiding van het advies van de Raad over de BIS-periode 2025–2028. In de eerste helft van 2024 zal ik vervolgens uw Kamer mijn beleidsreactie sturen op de verkenning van de Raad voor Cultuur over duurzaamheid. Ik zal daarin in lijn met de motie van het lid Akerboom ingaan op welke manier ik de sector verder kan ondersteunen en faciliteren bij de duurzaamheidsopgave.

Over het onderzoek hoe de culturele samenwerking tussen de landen in het Koninkrijk versterkt kan worden.

Tijdens het debat over de vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023 op 20 oktober 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 15, item 2) hebben de leden Wuite en Van Raan een motie ingediend die verzoekt te onderzoeken hoe de culturele samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk versterkt kan worden10. Dit kan bijvoorbeeld door een cultureel attaché aan te stellen bij de vertegenwoordiging op Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, die een helpdeskfunctie vervult en de haalbaarheid verkent voor een cultureel erfgoedfonds en een stimuleringsregeling voor samenwerking en creatieve vernieuwing tussen kunstenaars en culturele instellingen.

Met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ben ik in overleg over de uitvoering van deze motie. Ook betrek ik de inzet van de Rijkscultuurfondsen die recent het Caribisch Gebied hebben bezocht en de Vertegenwoordiging in Willemstad. Het is mijn bedoeling u na de zomer en voor de begrotingsbehandeling te informeren over de uitvoering van de motie.

Over het onderzoek multipliereffecten en pay-offeffecten van de culturele en creatieve sector en het onderzoek naar de toegevoegde waarde van Kunst op Recept.

Met deze brief bied ik het onderzoek naar de multipliereffecten en pay-off effecten in de culturele en creatieve sector aan. Met dit onderzoek voer ik de motie van de leden Gündoğan en Ploumen11 uit om een onderzoek te doen en mijn toezegging aan het lid Wuite om in overleg met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) onderzoek te doen naar de toegevoegde waarde van Kunst op Recept. De onderzoeksopzet heb ik met uw Kamer gedeeld in mijn brief van 14 juni 202212. Het onderzoek heb ik in samenwerking met de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Volksgezondheid, Welzijn en Sport uitgevoerd.

De onderzoekers concluderen op basis van bestaand onderzoek dat de culturele en creatieve sector en ontwerpend onderzoek een toegevoegde waarde hebben (of lijken te hebben) voor de economie (zowel direct als indirect), de gezondheidszorg en bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. De culturele en creatieve sector heeft een positieve impact op het innovatief vermogen van bedrijven, instellingen en sectoren. Dit is in lijn met de positieve impact van ontwerpend onderzoek op innovatie. Ook voor de effecten van culturele interventies op de gezondheidsaspecten zijn duidelijke bewijzen te vinden. In het rapport van de onderzoekers zijn al deze aspecten in kaart gebracht. Volgens de onderzoekers is het alleen niet altijd goed mogelijk om de exacte grootte van deze multipliereffecten vast te stellen, evenals wat dit op financieel vlak betekent.

Naar aanleiding van mijn toezegging heb ik de onderzoekers gevraagd specifiek aandacht te besteden aan de toegevoegde waarde van Kunst op Recept. In 2016 is Kunst op Recept gestart met een pilot in Nieuwegein. Uit onderzoek is gebleken dat de activiteiten door het merendeel van de deelnemers worden gewaardeerd. De directe effecten van de interventies uit Kunst Op Recept Nieuwegein zijn volgens het onderzoek lastig te meten, omdat er van te voren geen meetbaar gezondheidsdoel is gedefinieerd. Wel zijn diverse werkzame factoren onderscheiden, zoals (1) de laagdrempeligheid van de activiteiten, (2) de aandacht voor het individu, (3) de rol van de docent en (4) de veilige sfeer die wordt gecreëerd.

Het LKCA deelt kennis over culturele interventies in de zorg- en welzijnssector en heeft ook een handreiking met tips beschikbaar gesteld waarmee gemeenten zelf een pilot van Kunst op Recept kunnen starten. Uit dit onderzoek blijkt nogmaals de meerwaarde van culturele interventies in het zorgdomein in het algemeen. Met het Ministerie van VWS blijf ik hierover in gesprek.

Over de actualisatie van de toezegging Kamerbrief over de rol van de culturele en creatieve sector bij maatschappelijke opgaven.

Aan uw Kamer heb ik tijdens het Wetgevingsoverleg Cultuur op 14 november 2022 toegezegd om voor de zomer een meerjarenplan te sturen, waarin de rol van de culturele en creatieve sector bij maatschappelijke opgaven verder wordt uitgewerkt.13 Dit meerjarenplan sluit aan bij mijn beleidsvoornemens in de Meerjarenbrief «Kracht van Creativiteit».14 Hierin heb ik een Programma Ontwerpend Onderzoek aangekondigd voor een betere en bredere inzet van ontwerp bij complexe opgaven. Dit programma wordt momenteel ontwikkeld en de komende maand ontvang ik het voorstel voor het driejarige programma. In oktober wordt dit programma gelanceerd. Omdat ik dit programma graag wil betrekken in het meerjarenplan, zal ik het meerjarenplan in oktober aan uw Kamer sturen waarin ik inga op de inzet van de culturele en creatieve sector bij maatschappelijke opgaven en waarin ik een overzicht bied van huidige beleidsinstrumenten en mijn plannen voor de toekomst. Hierbij wordt zowel de inzet van ontwerp en ontwerpend onderzoek bij maatschappelijke opgaven belicht als de inzet van kunst en erfgoed bij maatschappelijke opgaven.

2. Rapporten «Evaluatie coronasteun cultuursector: Een Synthesestudie» door SEO Economisch Onderzoek, Kohnstamm Instituut en Andersson Elffers Felix en «Ongelijk getroffen, ongelijk gesteund II. Effecten van de coronacrisis in de culturele sector» door de Boekmanstichting en SiRM

«De Evaluatie coronasteun cultuursector. Een Synthesestudie» is uitgevoerd door een samenwerkingsverband van SEO Economisch Onderzoek, Kohnstamm Instituut en Andersson Elffers Felix, in opdracht van het Ministerie van OCW. De evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van subsidies vloeit voort uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE). Minister van Engelshoven heeft de uitgangspunten voor deze evaluatie van het coronasteunpakket met uw Kamer gedeeld op 7 juni 2021.15 Het rapport geeft een reconstructie van de totstandkoming van de financiële coronasteunmaatregelen, de samenwerking met alle betrokken partijen en geeft voor zover mogelijk aan de hand van de data een beeld van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de steun. De evaluatie gaat over de specifieke financiële coronasteunmaatregelen van OCW, de Rijkscultuurfondsen en andere uitvoerders, maar belangrijke context waren ook de generieke maatregelen en de steun die via het gemeente- en provinciefonds zijn ingezet. Het rapport bevat een heldere synthese en samenvatting, waarnaar ik graag verwijs (pp i-xii).

Ik ben verheugd over het algehele beeld dat uit deze evaluatie naar voren komt: het is gelukt de culturele sector overeind te houden door een productieve samenwerking, gebaseerd op vertrouwen tussen de betrokken partijen: de Rijkscultuurfondsen, collega departementen, medeoverheden en het veld. Hierin is het beleid dus grotendeels doelmatig geweest. Dit was mede het gevolg van het feit dat vaak gebruik gemaakt kon worden van bestaande regelingen.

De onderzoekers tonen begrip voor het gegeven dat de snelheid van de steun leidde tot een spanning tussen snelheid en rechtmatigheid. De snelheid ging soms ten koste van de doelmatigheid en doeltreffendheid. Zo ontving een deel van de instellingen meer dan voldoende steun. De onderzoekers constateren echter nergens dat sprake was van onrechtmatigheid. De keuze om een deel van steun via gemeente en provinciefonds te laten lopen en te vertrouwen op de lokale beleidsvrijheid en democratische controle had als consequentie dat er voor dit deel geen kwantitatief overzicht is waarmee harde conclusies te trekken zijn over de mate waarin de steun bij de culturele instellingen is gekomen. De onderzoekers oordelen positief over deze aanpak. Er zijn ook aandachtspunten: niet iedereen is in gelijke mate bereikt en bestaande kwetsbaarheden in de sector (met name de positie van zzp’ers) zijn door corona versterkt. De onderzoekers stellen vast dat trickle-down (het doorgeven van de steun via instellingen aan ingehuurde zzp’ers) beperkt heeft gewerkt. Desalniettemin zijn er toch makers ingehuurd en opdrachten verstrekt. De onderzoekers schrijven ook dat het onduidelijk is wat het alternatief zou zijn geweest voor trickle-down, behalve meer genereuze vormgeving van generieke steunmaatregelen (specifiek de inkomensvoorziening TOZO), die dan ook voor de rest van de economie zouden gelden.

Het hoofdbeeld over de effectiviteit van de steun wordt ook bevestigd in het rapport Ongelijk getroffen, ongelijk gesteund II, dat is uitgevoerd door de Boekmanstichting i.s.m. Onderzoeksbureau SiRM.16 De steun aan de instellingen is in het algemeen succesvol geweest, en culturele organisaties hebben mede dankzij de steun in 2021 beter in kunnen spelen op de coronacrisis. Net als het onderzoek van SEO brengt het Boekman-onderzoek de verschillen binnen de sector in beeld: naarmate culturele organisaties vóór de coronacrisis meer eigen inkomsten verwierven, werden zij harder getroffen door de coronacrisis en hebben zij in verhouding tot hun verlies aan eigen inkomsten minder coronasteun ontvangen. Deze organisaties hebben als gevolg daarvan veel sterker op hun lasten moeten bezuinigen dan overige organisaties.17

Ongelijk getroffen, ongelijk gesteund II levert ook een positiever beeld op dan deel I van dit onderzoek als het gaat om de reductie van uitgaven aan werknemers en zzp’ers. De daling van de inzet van zzp’ers in 2020 is in het huidige onderzoek beduidend lager dan in het eerdere onderzoek (24% tegen 55%). Datzelfde geldt ook voor de daling van de totale personele lasten (7% versus 20%). Kanttekening is dat dit vervolgonderzoek een wat andere samenstelling had dan het eerste Boekman-onderzoek. In het vervolgonderzoek deden in tegenstelling tot het eerste onderzoek, de podia en musea wel mee. De gegevens van de vrije theaterproducenten zijn daarentegen meegenomen in het eerste Boekman-onderzoek en niet in het vervolgonderzoek. Ook is in dit vervolgonderzoek het hele kalenderjaar 2020 meegenomen, waar de eerste editie alleen de drie laatste corona-kwartalen betrof. Beide onderzoeken zijn dus niet zonder meer 1-op-1 vergelijkbaar, maar het vervolgonderzoek is wel breder en daarmee representatiever.18

Het Boekman-onderzoek tekent de situatie van eind 2021. Nu bijna anderhalf jaar later zijn er tekenen van herstel in de sector. Zo blijkt uit een analyse van CBS-data van btw-aangiften van de zzp’ers in de sector in de eerste helft van 2022 een duidelijk herstel.19 Vooral kleine en middelgrote instellingen hebben zich meer wendbaar getoond door hun activiteiten op te schalen.

In de evaluatie van de coronasteun formuleren de onderzoekers van SEO/Kohnstamm/AEF een aantal lessen voor de toekomst.20 Deze lessen neem ik ter harte. In mijn uitgangspuntenbrief 2025–2028 zet ik hierop een aantal stappen, onder meer waar het gaat om het verstevigen van de arbeidsmarkt. Een aantal aanbevelingen uit het onderzoek gaat ook verder en zijn voor mij van belang bij het denken over de inrichting van het cultuurbestel na 2029, zoals het investeren in betere dataverzameling en de aanbeveling om te investeren in de financiële weerbaarheid van makers en het ruimte houden voor regelingen die direct op de makers zijn gericht. Daarover adviseert de Raad voor Cultuur in het najaar.

Tenslotte benoemen de beide onderzoeken het punt van de dataverzameling in de sector. Die is belangrijk voor het gericht inzetten van beleid en het vaststellen van effecten. Daar is al voortgang geboekt: bijvoorbeeld bij het toegankelijk maken van de CBS-data over de culturele en creatieve sector.21 De Cultuurmonitor van de Boekmanstichting ontsluit de beschikbare informatie over de sector, waarmee ook het bijzondere karakter van de sector steeds beter kan worden onderbouwd.22

Het belang van dataverzameling wil ik onderstrepen door vanaf 2025 te investeren in dataverzameling en ontsluiting, door het verhogen van het subsidieplafond van de instelling voor onderzoek en statistiek. Ik heb uw Kamer hierover in mijn uitgangspuntenbrief geïnformeerd. Ik roep de sector ook op actief bij te dragen aan dataverzameling, ook als dat soms om een extra administratieve inspanning vraagt. De coronacrisis heeft laten zien hoe belangrijk goede data zijn. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu


X Noot
1

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 41.

X Noot
2

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 42.

X Noot
3

Kamerstuk 35 570 VII, nr. 76.

X Noot
4

Kamerstuk 36 200 VII, nr. 133.

X Noot
5

Kamerstuk 33 846, nr. 70.

X Noot
6

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 44.

X Noot
7

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 163.

X Noot
8

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 25.

X Noot
9

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 46 (t.v.v. Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 30).

X Noot
10

Kamerstuk 36 200 IV, nr. 14.

X Noot
11

Kamerstuk 32 820, nr. 442.

X Noot
12

Kamerstuk 32 820, nr. 469.

X Noot
13

Kamerstuk 32 820, nr. 482.

X Noot
14

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 163.

X Noot
15

Kamerstukken 32 820 en 35 420, nr. 418.

X Noot
16

Dit onderzoek is de opvolger van het gelijknamige eerste rapport, en kwam tot stand op initiatief van de Boekmanstichting, mede op verzoek van de Taskforce Culturele sector, en is gefinancierd door het Ministerie van OCW. Aanvullend is dit onderzoek ook toegezegd in de Eerste Kamer: Toezegging T03341 op 18 januari 2022 bij de behandeling van het Wetsvoorstel incidentele suppletoire begroting verwerving kunstwerk Voornemen tot aankoop schilderij De Vaandeldrager. De Eerste Kamer is op 4 november 2022 per brief geïnformeerd over de voortgang (Kamerstuk 32 820, nr. 483).

X Noot
17

Ontleend aan Hoofdstuk 14 Conclusies, (vanaf pp 123).

X Noot
18

Boekmanstichting en SiRM Ongelijk getroffen, ongelijk gesteund II, p 123.

X Noot
19

SEO Economisch Onderzoek, Kohnstamm Instituut en Andersson Elffers Felix, Evaluatie coronasteun cultuursector. Een Synthesestudie. Bijlage E 16, pagina 156.

X Noot
20

SEO Economisch Onderzoek, Kohnstamm Instituut en Andersson Elffers Felix, Evaluatie coronasteun cultuursector. Een Synthesestudie, pp xi-xii.

X Noot
21

Het CBS heeft op mijn verzoek alle CBS-statistieken toegankelijker gemaakt via een dossier: Dossier Culturele en creatieve sector (cbs.nl).

X Noot
22

Zie hiervoor bijvoorbeeld het thema Beroepspraktijk uit de Cultuurmonitor: Beroepspraktijk – Cultuurmonitor.

Naar boven