32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 123 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 oktober 2014

Op 28 augustus jl. heb ik uw Kamer met de brief «Ruimte voor talent in het cultuurbeleid» (Kamerstuk 32 820, nr. 111) geïnformeerd over mijn visie op talentontwikkeling en de acties die ik voor de periode 2014–2016 in gang wil zetten. Op verzoek van uw Kamer informeer ik u met deze brief over de manier waarop ik de aangekondigde acties concreet vormgeef. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie Bergkamp die op 23 september jl. is aangenomen. Daarin vraagt uw Kamer om in overleg te treden met de fondsen, de bestaande expertisecentra en met nieuwe makers over de meest effectieve besteding van de middelen.1

Ik heb gesprekken gevoerd met de fondsen, een afvaardiging van de briefschrijvers uit de podiumkunsten en beeldende kunsten en de expertisecentra in de podiumkunsten.2 Ik ben blij dat veel kunstenaars en culturele instellingen hebben meegedacht en zich hebben verenigd om gezamenlijk een sterk geluid te laten horen. Dit voorstel is afgestemd met IPO, VNG en de grote steden (G9).3

Ik constateer dat de geschetste analyse en de uitgangspunten van mijn brief van 28 augustus jl. door alle betrokkenen worden gedeeld. Wel blijken er verschillende ideeën te bestaan over de manier waarop de uitgangspunten het beste invulling kunnen krijgen. De cultuursector bestaat uit uiteenlopende disciplines, instellingen en kunstenaars die verschillende noden en wensen hebben. Op basis van de schriftelijke input van kunstenaars en op basis van de verschillende vervolggesprekken heb ik de uitwerking nader aangescherpt en een aantal andere accenten geplaatst. Mijn uitgangspunt daarbij is nog steeds dat niet institutionele belangen, maar die van talentvolle kunstenaars voorop staan. De inzet voor de periode 2014–2016 ziet er dan als volgt uit:

  • 1) Ontwikkelruimte op maat: koppeling van talentenbudget aan coaching, en verbinding met productie- en presentatieplekken voor de disciplines waar dit aan de orde is. De 5 miljoen euro die hiervoor beschikbaar is, wordt verdeeld via de cultuurfondsen;

  • 2) Wegwijzers talentontwikkeling door sector zelf en het kunstvakonderwijs (budgetneutraal);

  • 3) Investering in talent: laagrentende leningen bij stichting Cultuur-Ondernemen. Hiervoor is eenmalig 3 miljoen euro beschikbaar in 2014.

1) Ontwikkelruimte op maat: talentenbudget en coaching

De ondersteuning die talent nodig heeft, is maatwerk; de behoefte verschilt per sector en per individu. Er is tijd en ruimte nodig om je talent te ontwikkelen. Ruimte in de zin van fysieke plekken om te maken, produceren en presenteren, maar ook ruimte om te experimenteren. Uit de gesprekken kwam naar voren dat veel talent zich het beste kan ontwikkelen door vlieguren te maken. Het budget voor talent en coaching wordt daarom, waar dit aan de orde is, gekoppeld aan concrete plekken voor productie en presentatie. Om deze koppeling is door de sector nadrukkelijk gevraagd.

De uitvoering van het talentenbudget en de coaching beleg ik bij de cultuurfondsen, eveneens in overeenstemming met het verzoek van de sector. Dit heeft als voordeel dat gebruik gemaakt kan worden van de sectorale expertise en bestaande regelingen bij de fondsen. Aandachtspunt is talent dat niet direct bij het werkveld van één van de fondsen aansluit, bijvoorbeeld omdat zijn of haar werk multi- of interdisciplinair is, of doordat het werk heel vernieuwend is. Als een kunstenaar op basis van zijn talent en de kwaliteit van zijn voorstellen in aanmerking komt voor ondersteuning, moeten de fondsen er in samenwerking voor zorgen dat dit talent bij één van hen terecht kan. De fondsen moeten voor dergelijke talenten financiële ruimte creëren. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan een kunstenaar die beeldend theater maakt. Een ander voorbeeld is een scenarioschrijver die zich begeeft op het snijvlak van literatuur, podiumkunsten en film.

Doelgroep van deze maatregelen is nieuw talent, dat wil zeggen niet alleen talent dat zijn eerste stappen zet na een kunstvakopleiding, maar ook talent dat een switch maakt. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een talent dat zich vanuit een ander vakgebied ontwikkelt tot documentairemaker of om een danser met talent voor choreografie.

De cultuurfondsen stellen het talent centraal en gaan de maatregelen regelarm uitvoeren. Dit resulteert in het ophogen of aanpassen van bestaande regelingen of in het ontwerpen van nieuwe maatregelen. Bij de vormgeving van de maatregelen vindt door de fondsen raadpleging van de sector plaats. Het principe dat ik hanteer voor de verdeling van de budgetten is dat we liever minder talenten ondersteunen met een substantieel bedrag, dan veel talent met weinig middelen. Dit biedt toptalent de ruimte om zich gedurende een wat langere periode te ontwikkelen, een wens die ook duidelijk naar voren kwam in het onderzoek van KWINK groep.4

De beschikbare gelden verdeel ik over de fondsen, met de huidige fondsbudgetten als verdeelsleutel. Mocht de komende tijd blijken dat er in één sector meer vraag is dan in de andere sector, dan kan er worden geschoven in de budgetverdeling tussen de fondsen. Ik vraag de fondsen om aan te geven op welke manier zij dit gaan organiseren.

Tijdens de gesprekken over de uitwerking zijn per sector verschillende accenten en aandachtspunten aan de orde gekomen. Deze punten geef ik mee met de opdrachten aan de fondsen. Het Fonds Podiumkunsten breidt de regeling Nieuwe Makers uit en het Mondriaan Fonds verruimt de mogelijkheden voor mentoring en verhoogt de Werkbijdrage Jong Talent. Het Nederlands Letterenfonds richt zich bij de talentontwikkeling op de begeleiding van schrijvers en vertalers en op de stimulering van interdisciplinaire projecten van makers. Het Fonds voor Cultuurparticipatie laat de extra middelen ten goede komen aan nieuwe talenten binnen de urban arts.

Het Filmfonds stelt voor het programma New Screen NL voor beginnende makers te versterken. Het fonds wil dit doen door het budget voor lowbudgetfilms te verhogen en de aanvraagmogelijkheden van het Snelloket uit te breiden met mogelijkheden voor productiesteun aan korte producties van nieuwe makers. Het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie wil het talentontwikkelingsprogramma versterken, zodat meer talenten ondersteuning en begeleiding krijgen. Ik betrek de voorstellen van het Filmfonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie bij de verdere gesprekken die ik met deze sectoren ga voeren.

2) Wegwijzers talentontwikkeling

Uit het onderzoek van KWINK groep blijkt dat het voor beginnende kunstenaars soms lastig is hun weg te vinden in de veranderende infrastructuur en dat er behoefte is om wegwijs gemaakt te worden. In de gesprekken met de sector kwam heel duidelijk naar voren dat de sector het als haar eigen verantwoordelijkheid ziet om ervoor te zorgen dat talent op de goede plek terecht komt. De sector wil zelf stappen nemen om de zichtbaarheid op dit punt te vergroten, in samenwerking met de fondsen en het kunstvakonderwijs.

De kunstopleidingen hebben de taak om studenten voor te bereiden op de beroepspraktijk. Het kunstvakonderwijs moet steeds over een actueel netwerk beschikken, dat sterke verbindingen heeft met de praktijk. De afgelopen jaren zijn de banden met de praktijk versterkt, met het oog op het veranderende werkveld. Aan alle opleidingen vervullen docenten en gastdocenten een rol om studenten te begeleiden. Studenten leren hoe het er in de praktijk aan toegaat en kunstenaars houden voeling met de opleidingen en de talenten die daar rondlopen. Zo zet bijvoorbeeld choreograaf Amos Ben-Tal zich in als gastdocent en studentguide voor de dansopleiding van ArtEZ in Arnhem.

Een ander voorbeeld is het Mondriaan Fonds dat ieder jaar samen met kunstenaars voorlichting geeft op kunstacademies met de afstudeerrichting beeldende kunst, om de mogelijkheden die het fonds biedt, uiteen te zetten. De rol van de fondsen is hier cruciaal.

Het kunstvakonderwijs zou de wegwijsfunctie kunnen intensiveren, zodat niet alleen alumni, maar ook talent buiten het kunstvakonderwijs terecht kan voor ondersteuning. Mogelijk kunnen masteropleidingen ook bijdragen aan omscholing en verdere ontwikkeling op latere leeftijd.

Het is goed dat de sector dit op wil pakken. Ik zal inzichtelijk maken hoe het kunstvakonderwijs nu al invulling geeft aan de wegwijzerfunctie. Ik laat dit voorjaar een quickscan uitvoeren, die een beeld geeft van de verschillende manieren waarop die begeleiding vorm krijgt. Zo kunnen goede voorbeelden worden uitgewisseld. Ik vraag de sector om zichtbaar te maken wat de resultaten van hun acties zijn.

3) Investering in talent

Sommige talenten in de cultuursector -jong en oud – willen creatieve ideeën met marktpotentieel realiseren. Zij hebben behoefte aan leningsfaciliteiten die reguliere banken niet bieden of alleen tegen een hoge rente. De behoefte is er in uiteenlopende sectoren, maar is uiteraard sterk afhankelijk van werkwijze en doelgroep.

Stichting Cultuur-Ondernemen verstrekt nu al leningen op beperkte schaal en zal in staat gesteld worden zijn huidige capaciteit uit te breiden. Er is in 2014 eenmalig 3 miljoen euro beschikbaar voor een revolverend fonds. Hieruit kunnen laagrentende leningen worden verstrekt aan alle kunstenaars, creatieven en culturele instellingen, ongeacht de discipline. Een leningsfaciliteit als deze is regelarm: slechts het doel -dat van culturele aard moet zijn- en het verdienmodel spelen een rol bij de toekenning. Een belangrijk accent ligt dan ook bij het stimuleren van ondernemerschap, de vergroting van de economische zelfstandigheid en het opbouwen van een financieel trackrecord. Ik zie dit als een nuttige aanvulling op het bestaande instrumentarium van subsidies en leningen bij de fondsen, waar het accent op artistieke beoordeling ligt.

Budgettaire uitwerking acties talentontwikkeling

In de komende jaren maakt het kabinet in totaal 5 miljoen euro vrij voor talentontwikkeling. Deze middelen zijn, zoals in de brief van 28 augustus gemeld, afkomstig uit de begrotingspost Specifiek cultuurbeleid.

Daarnaast wordt in 2014 eenmalig 3 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een revolverend fonds voor kleine laagrentende leningen aan talenten. De middelen hiervoor zijn afkomstig uit het budget dat binnen het frictiebudget was gereserveerd voor flankerend arbeidsmarktbeleid.

Budgettaire uitwerking acties Alle bedragen x € 1.000

begrotingsjaren

2014

2015

2016

totaal

Inzet van het budget

       

Talentenbudget en coaching

0

2.500

2.500

5.000

Podiumkunsten

0

1.093

1.093

2.186

Film

0

462

462

924

Beeldende kunst

0

399

399

798

Creatieve industrie

0

189

189

378

Letteren

0

168

168

336

Urban arts

0

189

189

378

Investering in talent: laagrentende kortlopende leningen

3.000

0

0

3.000

         

Totaal inzet budget

3.000

2.500

2.500

8.000

         

Budgettaire dekking

       

Budget frictie: flankerend arbeidsmarktbeleid

3.000

0

0

3.000

Budget specifiek cultuurbeleid

0

2.500

2.500

5.000

         

Totaal beschikbaar budget

3.000

2.500

2.500

8.000

Tot slot

De uitwerking van deze acties, en de al bestaande maatregelen op het gebied van talentontwikkeling monitor ik de komende tijd.

Met deze uitwerking vertrouw ik erop dat we tot een goede invulling zijn gekomen van mijn beleid. Er is hiermee overeenstemming over de extra inzet vanuit de rijksoverheid voor talentontwikkeling. Het is een uitwerking die goed aansluit bij de bestaande initiatieven en maatregelen op het gebied van talentontwikkeling en waarmee nieuw talent meer ruimte krijgt voor ontwikkeling en experiment.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Kamerstuk 32 820, nr. 119.

X Noot
2

Er is gesproken met (voormalige) productiehuizen, instellingen die subsidie hebben ontvangen in het kader van de Regeling Nieuwe Makers en instellingen met een innovatietoeslag van het Fonds Podiumkunsten.

X Noot
3

Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Maastricht, Arnhem, Groningen en Enschede.

X Noot
4

KWINK Groep (juli 2014). Inventarisatie talentontwikkeling in de podiumkunsten en beeldende kunst.

Naar boven