32 815 Wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden

Nr. 71 HERDRUK1 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN ORTEGA-MARTIJN EN STERK TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 34

Ontvangen 11 oktober 2011

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel AG, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «vier leden» vervangen door: zes leden.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 8. Indien het vierde lid van toepassing is in geval van een vreemdeling als bedoeld in artikel 11, tweede of derde lid,:

    • a. die na een verzoek van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen op uitnodiging van de Nederlandse regering in Nederland verblijft; of

    • b. van wie de aanspraak op verstrekkingen als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers is geëindigd, omdat:

      • 1°. een verblijfsvergunning is verleend en naar het oordeel van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers passende huisvesting buiten de opvangvoorziening is gerealiseerd; of

      • 2°. bij vreemdelingen die een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 hebben ingediend onder een beperking verband houdend met gezinshereniging met een asielzoeker aan wie verstrekkingen als bedoeld in artikel 3, derde lid van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden geboden, naar het oordeel van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd, kan het college op verzoek van die vreemdeling bij wijze van voorschot algemene bijstand in de vorm van een renteloze geldlening verlenen na de melding, bedoeld in artikel 44, indien onevenredig bezwarende individuele omstandigheden daartoe noodzaken en zolang het recht op algemene bijstand niet is vastgesteld.

  • 9. Bij de toepassing van het achtste lid is artikel 52, eerste lid, onderdelen a en b, tweede tot en met het vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

II

In artikel I, onderdeel AM, wordt onder 2 «41, vierde en vijfde lid,» vervangen door: 41, vierde, vijfde en achtste lid.

III

In het in artikel I, onderdeel Ba, voorgestelde artikel 78t, vierde lid, wordt «41, vierde tot en met zevende lid,» vervangen door: 41, vierde tot en met negende lid,.

Toelichting

Dit amendement regelt dat bij bepaalde categorieën vreemdelingen jonger dan 27 jaar, het college de mogelijkheid heeft een voorschot te geven gedurende de vier weken wachttijd. Het gaat hierbij «uitgenodigde vluchtelingen» als bedoeld in artikel 1, onder i, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (onderdeel a van het door het amendement in te voegen lid), alsmede om vreemdelingen van wie de verstrekkingen op grond van artikel 7, eerste lid, onder a of c, van diezelfde regeling worden beëindigd (onderdeel van het door het amendement in te voegen lid).

In het wetsvoorstel wordt geen rekening gehouden met de positie van de genoemde categorieën vluchtelingenjongeren. Als gevolg van de termijn van vier weken waarin de aanvraag van een jongere onder de 27 jaar nog niet wordt ingediend ontstaat voor de betreffende categorieën vluchtelingenjongeren een inkomensgat waardoor zij niet in hun levensbehoeften kunnen voorzien. In tegenstelling tot andere jongeren, hebben deze vluchtelingenjongeren vooraf geen mogelijkheid om dit inkomensgat te vermijden. Het budget dat vluchtelingenjongeren tijdens hun verblijf in opvangcentra op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 ontvangen is namelijk te beperkt om te kunnen sparen en de vluchtelingenjongeren mogen gedurende deze periode tevens niet werken. Voor de categorie van uitgenodigde vluchtelingen geldt dat deze groep rechtstreeks vanuit het eerste opvangland ondergebracht bij een gemeente. Uitgenodigde vluchtelingen ontbreekt het zodoende ook aan de mogelijkheid om het inkomensgat dat ontstaat door de termijn van vier weken vooraf op te vangen. Voor beide groepen is de kans dat zij binnen enkele dagen of weken een baan zullen vinden of met een opleiding kunnen starten bovendien uiterst klein. Om te voorkomen dat beide categorieën vluchtelingenjongeren in de eerste vier weken niet over een inkomen beschikken om in de eerste levensbehoeften te voorzien, kan het college derhalve besluiten deze vluchtelingenjongeren een voorschot te geven op de bijstand.

Ortega-Martijn

Sterk


X Noot
1

I.v.m. een correctie in de aanhef.

Naar boven